2.2.Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
[A] V.O.F., op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a. een doelgroepverklaring ten name van [betrokkene 1], d.d. 26 februari 2016
b. een doelgroepverklaring ten name van [betrokkene 2], d.d. 6 oktober 2015
c. een doelgroepverklaring ten name van [betrokkene 3], d.d. 11 april 2016
d. een doelgroepverklaring ten name van [betrokkene 4], d.d. 28 juli 2015
e. een doelgroepverklaring ten name van [betrokkene 5], d.d. 4 januari 2016
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat bestaande geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
bestaande deze valsheid hierin dat in voornoemde doelgroepverklaringen valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld en/of wordt voorgedaan dat het een officieel geschrift betreft van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en dat de geschriften op verzoek van of namens de (in voornoemde verklaring(en) genoemde) aanvrager/werknemer door het UWV zijn verstrekt en/of dat de (in voornoemde verklaring(en) genoemde) aanvrager/werknemer op de datum onmiddellijk voorafgaand aan indiensttreding recht op een uitkering op grond van de WW had, terwijl - in werkelijkheid - voornoemde geschriften geen officiële geschriften betreffen van het UWV en niet op verzoek van of namens de aanvragers/werknemers zijn verstrekt door het UWV en/of aanvragers/werknemers op de datum onmiddellijk voorafgaand aan indiensttreding geen recht op een uitkering op grond van de WW hadden,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
2.
[A] V.O.F., op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
a. een doelgroepverklaring ten name van [betrokkene 1], d.d. 26 februari 2016 en
b. een doelgroepverklaring ten name van [betrokkene 2], d.d. 6 oktober 2015 en
c. een doelgroepverklaring ten name van [betrokkene 3], d.d. 11 april 2016 en
d. een doelgroepverklaring ten name van [betrokkene 4], d.d. 28 juli 2015 en
e. een doelgroepverklaring ten name van [betrokkene 5], d.d. 4 januari 2016,
als waren deze geschriften echt en onvervalst, bestaande het gebruik hierin dat zij, [A] V.O.F., die geschriften heeft toegezonden aan [B] en/of [C] B.V. en/of [D] B.V. en/of [E] B.V. en/of [F] B.V. teneinde voornoemde bedrijven in staat te stellen premiekorting aan te vragen,
bestaande deze valsheid hierin dat in voornoemde doelgroepverklaringen valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld en/of wordt voorgedaan dat het een officieel geschrift betreft van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en dat de geschriften op verzoek van of namens de (in voornoemde verklaring(en) genoemde) aanvrager/werknemer door het UWV zijn verstrekt en/of dat de (in voornoemde verklaring(en) genoemde) aanvrager/werknemer op de datum onmiddellijk voorafgaand aan indiensttreding recht op een uitkering op grond van de WW had, terwijl - in werkelijkheid - voornoemde geschriften geen officiële geschriften betreffen van het UWV en niet op verzoek van of namens de aanvragers/werknemers zijn verstrekt door het UWV en/of aanvragers/werknemers op de datum onmiddellijk voorafgaand aan indiensttreding geen recht op een uitkering op grond van de WW hadden,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.”