Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
3 juli 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van poging tot diefstal door middel van braak en medeplegen van vernieling. De feiten vonden plaats op 2 september 2015 in Schoonrewoerd, waar de verdachte samen met anderen probeerde in te breken in een woning door twee ramen te forceren. Het Hof heeft geoordeeld dat er sprake was van meerdaadse samenloop van de feiten, maar de Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaarde feiten zich op dezelfde tijd en plaats hebben afgespeeld, waardoor in wezen één verwijt kan worden gemaakt aan de verdachte. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak over eendaadse samenloop en de vrijheid van de feitenrechter bij strafoplegging. Ondanks de gegrondheid van het middel, leidt dit niet tot vernietiging van de uitspraak, omdat de opgelegde gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, ver onder het strafmaximum ligt. De verdachte heeft dus onvoldoende belang bij cassatie, en het beroep wordt verworpen.