Conclusie
verzoekster tot cassatie,
(hierna: de echtgenote),
advocaat: mr. K. Aantjes,
(hierna: de betrokkene),
(hierna: [verweerder 2]),
(hierna ook: de bewindvoerder),
(hierna: [de zoon van de betrokkene]),
belanghebbenden in cassatie,
niet verschenen.
1.Inleiding en samenvatting
- de echtgenote ontslagen als bewindvoerder;
- het ingestelde bewind wegens lichamelijke of geestelijke toestand van de betrokkene gehandhaafd voor zover het betreft de ondertekening van een nog te sluiten vaststellingsovereenkomst tussen hem en een schadeverzekeraar;
- dit bewind op dezelfde grond uitgebreid voor zover het betreft het te ontvangen schadevergoedingsbedrag uit hoofde van een gesloten vaststellingsovereenkomst met die schadeverzekeraar en het voeren van beheer over dat te ontvangen schadevergoedingsbedrag; en
- [de bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder benoemd.
De betrokkene, [verweerder 2], de bewindvoerder, verweerders onder 4 tot en met 6 en [de zoon van de betrokkene] zijn in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren. Er is geen verweerschrift ingediend.
3.Bespreking van het cassatiemiddel
Onderdeel Iis gericht tegen rov. 5.15-5.16 van de bestreden beschikking, waar het hof als volgt heeft overwogen:
5.16 Het hof acht het ook aangewezen dat een professionele derde meedenkt en handelt met betrekking tot de wijze waarop de schade-uitkering voor de betrokkene straks het beste kan worden aangewend, gegeven de complexe en omvangrijke zorg die hij blijvend nodig heeft. Dat er, zoals de echtgenote van de betrokkene stelt, tussen haar en de kinderen consensus bestaat over de besteding van de schade-uitkering en dat zij daarover ook afspraken met de bank hebben gemaakt, wat daar verder ook van zij, maakt dit oordeel niet anders. Het hof wil daarmee echter niet zeggen dat de echtgenote van de betrokkene en de kinderen niet het belang van de betrokkene vooropstellen. Integendeel, zij tonen zich zeer betrokken en meelevend. Het hof kan zich ook indenken dat een verblijf van de betrokkene op Curaçao gedurende de wintermaanden in zijn belang is. Dit neemt echter niet weg dat het hof het in het belang van de betrokkene nodig acht dat een professionele bewindvoerder met bezit van kennis met de echtgenote van de betrokkene (en de kinderen) meekijkt en de verantwoordelijkheid draagt voor het behartigen van de financiële belangen van de betrokkene. Ten overvloede overweegt het hof nog dat [betrokkene 1] ter zitting heeft aangegeven dat zij ervoor open staat om als bewindvoerder met de echtgenote van de betrokkene (en de kinderen) mee te denken over de mogelijkheden om een verblijf van de betrokkene op Curaçao financieel haalbaar te maken.’
bij voorkeurde echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is de vorige zin niet van toepassing dan wordt
bij voorkeureen van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd. (…)’ [10]
Daartoe heeft het hof ten eerste in aanmerking genomen dat de schadeprocedure nog niet is afgerond en dat de belangen voor de betrokkene om dit tot een zo goed mogelijk einde te brengen groot zijn, waarbij het hof o.m. heeft gewezen op (de kosten van) de intensieve medische zorg die de betrokkene de rest van zijn leven nodig zal hebben en op het feit dat de vergoeding voor de gemaakte advocaatkosten, die fors zijn en in mindering strekken op de schade-uitkering, nog niet is uit onderhandeld. Ten tweede heeft het hof het aangewezen geacht dat een professionele derde meedenkt en handelt met betrekking tot de wijze waarop de schade-uitkering voor de betrokkene het beste kan worden aangewend. Daarbij heeft het hof andermaal gewezen op de complexe en omvangrijke zorg die de betrokkene blijvend nodig heeft, alsmede het voorgenomen verblijf van de betrokkene op Curaçao gedurende de wintermaanden genoemd. De echtgenote heeft in dat verband o.m. naar voren gebracht dat zij een deel van de schade-uitkering wil aanwenden voor het opknappen en verbouwen van de voormalige woning van wijlen de ouders van de betrokkene op Curaçao en dat daarmee veel geld is gemoeid. [21]
Voor zover het onderdeel ervan uitgaat dat het hof niet aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd dat het hof [de zoon van de betrokkene] ongeschikt acht om het bewind te voeren, faalt het onderdeel dan ook bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het oordeel van het hof is in het licht van de stukken en het verhandelde ter zitting ook niet onbegrijpelijk. Onderdeel I faalt.