Conclusie
Nummer21/01944
eerstemiddel bevat de klacht dat het onder 3 bewezenverklaarde voor zover inhoudend dat de verdachte ‘wist’ dat de in de growshop van zijn broer aanwezige voorwerpen, stoffen en gegevens bestemd waren tot het plegen van een van de in art. 11, derde en vijfde lid, Opiumwet strafbaar gestelde feiten niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid, althans dat die bewezenverklaring mede in het licht van een gevoerd verweer niet toereikend is gemotiveerd.
Bewezenverklaring, bewijsmiddelen, verweer en bewijsoverweging
vermoedendat de artikelen die zijn aangetroffen in de kwekerij aan [a-straat] zouden stammen uit [C] en het feit dat er een geringe voorraad was in de growshop zijn onvoldoende voor een bewezenverklaring. Een nader onderzoek aan de inbeslaggenomen goederen is onmogelijk, aangezien deze zijn vernietigd.
Stb.2002, 624, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 29 oktober 2012,
Stb.2012, 550, i.w.tr. op 8 januari 2013) wordt bepaald dat als grote hoeveelheid moet worden beschouwd: 500 gram hennep, 200 hennepplanten en 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in lijst II.
Bespreking van het eerste middel
.En dat de verdachte zelf enkel goederen aan particulieren zou hebben geleverd die kleine hoeveelheden kochten. De steller van het middel wijst er voorts op dat ter zitting in eerste aanleg een aantal facturen uit de bedrijfsadministratie is overlegd, op grond waarvan niet zou kunnen worden vastgesteld dat de verkopen door de verdachte bestemd zijn geweest voor beroeps- of bedrijfsmatige teelt van hennep dan wel voor grootschalige hennepteelt. Hij geeft aan dat de raadsvrouw heeft gesteld dat noch uit het dossier noch uit de inbeslaggenomen bedrijfsadministratie aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat van verkoop met een dergelijke bestemming sprake is geweest. Het hof zou de juistheid van deze stelling in het midden hebben gelaten zodat in cassatie van die juistheid zou moeten worden uitgegaan. Mede tegen die achtergrond zou de bewezenverklaarde ‘wetenschap’ niet zonder meer uit de gebezigde bewijsvoering kunnen worden afgeleid.
Bespreking van het tweede en het derde middel
tweedemiddel bevat de klacht dat het onder 5 bewezenverklaarde – inhoudend dat de verdachte een personenauto, een motorfiets en twee horloges heeft witgewassen - niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid, althans dat deze bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
maximaal€ 40.000 met de hennephandel heeft verdiend. Dat acht ik niet onbegrijpelijk; dat de verdachte aangeeft ‘misschien ook wel’ € 40.000 ‘met de hennep’ te hebben verdiend, sluit niet uit dat hij nog meer heeft verdiend. Voor zover de klacht van een andere lezing van ’s hofs overwegingen uitgaat, mist zij feitelijke grondslag.
Bespreking van het derde middel
derdemiddel bevat de klacht dat de beslissing van het hof om diverse inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd te verklaren niet begrijpelijk is, nu zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en/of hoe de bedoelde voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde zijn verkregen. De steller van het middel voert ook in dit verband aan dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte maximaal € 40.000,- met de hennephandel heeft verdiend, terwijl de (aanschaf)waarde van het verbeurdverklaarde geld en de verbeurdverklaarde voorwerpen dat misdadige inkomen ruimschoots overstijgt.
Bespreking van het vierde middel
vierdemiddel bevat de klacht dat het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is geschonden aangezien de stukken van het geding niet binnen acht maanden nadat het cassatieberoep is ingesteld naar de griffie van de Hoge Raad zijn verzonden.