2.5.Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
“1. De verdediging heeft beperkt hoger beroep ingesteld omdat cliënt [verdachte] naar de mening van de verdediging ten onrechte is veroordeeld voor de ten laste gelegde bedreigingen.
2. Allereerst parketnummer 15-023161-20. In die zaak wordt cliënt verweten dat hij op 27 januari 2020 [aangeefster 1] zou hebben bedreigd door te zeggen
"zal ik je onder de trein gooien?”dan wel
“ik gooi je voor de trein.”Cliënt is hiervoor door de politierechter veroordeeld. Het appel richt zich dan ook tegen het oordeel van de politierechter dat de ten laste gelegde bewoordingen een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr. zouden opleveren. Het zal u in dat verband niet verbazen dat dit namelijk naar de mening van de verdediging niet het geval is.
3. Allereerst is het een vraag en geen mededeling, maar zelfs indien alleen van de tweede zinsnede
"ik gooi je voor de trein”zou worden uitgegaan, dan levert dat naar de mening van de verdediging nog geen strafbare bedreiging op.
4. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is slechts sprake van een stafbare bedreiging indien de bedreiging van dien aard is en
onder zulke omstandighedenzijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees opwekken kan. En het zijn precies de omstandigheden in deze zaak die maken dat naar de mening van de verdediging die vrees er in het algemeen niet kan zijn. Daarvoor dienen we meerdere aspecten te bespreken. Allereerst de persoon van cliënt.
5. Cliënt zat bij het RIBW, en daar zit je niet voor niets. Bij hem is een persoonlijkheidsstoornis vastgesteld en precies om die reden zit hij bij het RIBW. Hij kan immers niet voor zichzelf zorgen door zijn persoonlijkheidsstoornis. Daarom was de bewuste persoon [aangeefster 1] toentertijd ook zijn begeleider. En wat gebeurt er vervolgens? Cliënt krijgt ruzie en handelt precies conform zijn stoornis. Als hij dan vervolgens vanuit die stoornis in het wilde weg begint te schelden en te "dreigen" dan is reeds daarmee duidelijk dat er geen redelijke vrees kan zijn dat cliënt die bedreigingen ook daadwerkelijk ten uitvoer zal brengen omdat hij slechts vanuit zijn stoornis handelt.
6. Daarnaast zijn ook de omstandigheden van belang waarin cliënt de bewuste mededeling doet. Cliënt zegt beweerdelijk
"ik gooi je voor de trein”, maar waar zijn we? In het kantoor van de RIBW en zoals u weet rijdt er geen trein door de RIBW. Zouden we op een perron van een treinstation staan dan zouden de omstandigheden uiteraard anders kunnen zijn, dan kun je de redelijke vrees hebben dat cliënt iets zou doen terwijl er bijvoorbeeld een trein aankomt. Maar dat speelt hier niet. Hier zit cliënt in een gebouw waar hij behandeld wordt voor zijn stoornis en waarin hij vanuit die stoornis zegt dat hij iemand voor de trein zal gooien terwijl hij nog steeds in het gebouw van de RIBW zit met geen trein in de verste verte te bekennen.
7. Tegen die achtergrond maken naar de mening van de verdediging de omstandigheden van het geval dat onder deze omstandigheden als genoemd de door cliënt geuite bewoordingen in het algemeen niet een vrees kunnen opwekken inhoudende dat cliënt daadwerkelijk gevolg zou geven aan zijn uiting. In dat geval is er dan ook geen sprake van een bedreiging in de zin van de wet.
8. Gelet op de redactie van de ten laste legging kan dan niet worden bewezen dat cliënt de aangeefster heeft bedreigd, zodat integrale vrijspraak voor dit feit dient te volgen. Subsidiair verzoek ik u cliënt voor dit feit te ontslaan van alle rechtsvervolging nu het feit niet gekwalificeerd kan worden als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr.
9. Uiterst subsidiair verzoek ik u cliënt te ontslaan van alle rechtsvervolging aangezien hij in ieder geval als dader niet strafbaar is en het feit hem niet kan worden toegerekend. Daarvoor is van belang dat cliënt, zoals gezegd, meerdere stoornissen heeft. Ter onderbouwing heb ik aan de pleitnota een beschikking van de gemeente Haarlem gevoegd waaruit blijkt dat cliënt een indicatie voor beschermd wonen verlengd heeft gekregen op grond van zijn persoonlijkheid. Daarin wordt duidelijk uiteengezet dat er bij cliënt sprake is van schizofrenie van het paranoïde type, een psychische stoornis niet anderszins omschreven, zwakbegaafdheid en cannabisafhankelijkheid. Cliënt heeft bij Dijk en Duin gezeten, alsmede Palier, Triversum en het RIBW en heeft daarnaast meerdere keren een RM gehad. Tegen die achtergrond moge duidelijk zijn dat cliënt dit feit niet kan worden toegerekend zodat, eveneens blijkens bijgevoegde sepotbeslissing van een soortgelijk feit ook al is beslist, hij dient te worden ontslagen van rechtsvervolging, reden waarom ik uw hof daartoe verzoek.
10. Dan het feit met parketnummer 15-157693-20. Waar zijn we? Nou nog steeds bij het RIBW waar cliënt, wederom vanuit zijn stoornis, woorden bezigt in de trant van
"Moet ik een pistool halen en iemand neerschieten om geholpen te worden. Vroeger was ik een crimineel en had ik een 9 millimeter onder mijn kussen liggen"Ook hiervan moge duidelijk zijn dat op geen enkele wijze iemand zich daadwerkelijk bedreigd kan voelen van deze uitspraak met de wetenschap van wie cliënt als persoon is. En die wetenschap is er want de aangeefster betreft een behandelaar van cliënt.
11. En als we dan dus weer kijken naar de omstandigheden van het geval en de persoon van cliënt daarbij betrekken, dan wordt dus duidelijk dat cliënt precies conform zijn stoornis handelt. Hij denkt dat de wereld tegen hem is, dat is die schizofrenie van het paranoïde type en roept dan domme dingen of hij je voor de trein moet gooien of dat hij vroeger een 9 millimeter onder zijn kussen had liggen. Dat is uiteraard niet waar. Cliënt waant zich ook een Youtube-ster met miljoenen volgers, ook dat is uiteraard niet waar.
12. In ieder geval moge duidelijk zijn dat cliënt geen 9 millimeter onder zijn hoed vandaan kan toveren. En ook hier is wederom de setting van belang. Staan we nou op een
shooting rangewaar allemaal wapens op tafel liggen en zegt cliënt dan of hij even een pistool moet halen, dan is het wellicht een ander geval. Maar dat speelt hier niet.
13. Ook hier zit cliënt bij het RIBW, geen wapen in de verste verte te bekennen en zegt hij
"moet ik soms een pistool halen om geholpen te worden."Ook zegt hij niet dat hij de aangeefster zou neerschieten, maar iemand, dus ook niet specifiek. Tegen die achtergrond maken naar de mening van de verdediging de omstandigheden van het geval dat onder deze omstandigheden als genoemd de door cliënt geuite bewoordingen in het algemeen niet een vrees kunnen opwekken inhoudende dat cliënt daadwerkelijk gevolg zou geven aan zijn uiting. In dat geval is er dan ook geen sprake van een bedreiging in de zin van de wet en verzoek ik uw hof wederom om integrale vrijspraak nu de ten laste gelegde bedreiging niet bewezen kan worden verklaard.
14. Wederom verzoek ik u subsidiair tot ontslag van alle rechtsvervolging te komen. In eerste instantie omdat er om de eerdergenoemde reden geen sprake is van een strafbaar feit, dan wel subsidiair omdat het feit niet aan cliënt als strafbare dader kan worden toegerekend. Gelet op al hetgeen hiervoor is opgemerkt over de persoon van cliënt is hij geen strafbare dader, zodat OVAR dient te volgen.
15. Bij die stand van zaken dient uw hof op grond van artikel 423 lid 4 Sv. een straf te bepalen voor de feiten die thans niet aan uw oordeel zijn onderworpen indien u bij beide feiten tot vrijspraak dan wel tot OVAR komt.
16. Gelet op de geschetste problematiek rondom cliënt is in dat geval naar de mening van de verdediging artikel 9A Sr. toepasselijk, dan wel in het uiterste geval een voorwaardelijke taakstraf, zodat ik uw hof verzoek daartoe te beslissen.”