3.2.1Het hof heeft de verdachte wegens (kort gezegd) (i) poging tot afpersing in vereniging; (ii) voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing terwijl daarvan gevaar te duchten is; (iii) voorbereiding van handelen in strijd met artikel 26 Wet Wapens en munitie met terroristisch oogmerk en (iv) het voorhanden hebben van voorwerpen ter voorbereiding van brandstichting/ontploffing en van doodslag en moord, met terroristisch oogmerk, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met toepassing van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
3.2.2Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 februari 2019 heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“Nogmaals: over [verdachte]
77. Dit pleidooi is begonnen met de persoon van [verdachte]. Daar wil ik ook mee afsluiten. Indien uw gerechtshof tot een veroordeling voor een of meer feiten komt, dan verzoek ik om, gelet op zijn persoon en zijn persoonlijke omstandigheden, geen straf op te leggen die erop neerkomt dat [verdachte] terug moet naar de gevangenis.
78. Voor bedreigingen is [verdachte] onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. In die zaak heeft hij bijna acht maanden in voorarrest gezeten, van 16 juni 2015 tot en met 9 februari 2016. Voor de zaken 26Austin en Primera is [verdachte] in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Hij heeft voor die zaken van 27 april 2016 tot en met 4 juni 2018 in voorarrest gezeten. Dat is ruim twee jaren, dus iets meer dan de tijd die hij met inachtneming van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling in detentie zou moeten doorbrengen bij een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Feitelijk heeft [verdachte] zo'n vier maanden meer gezeten dan op basis van de in eerste aanleg opgelegde straffen was aangewezen.
79. Op 3 mei 2017 is [verdachte] in detentie geconfronteerd met een zwaar hartinfarct. Hij is in de penitentiaire inrichting gereanimeerd en overgebracht naar een ziekenhuis in Den Bosch. Daar kreeg hij een tweede hartaanval en moest hij opnieuw worden gereanimeerd. Aan zijn toenmalige raadsvrouw, mr. Koers, is verteld dat [verdachte] het waarschijnlijk niet zou overleven. Zij heeft toen, met hulp van de reclassering, in allerijl geprobeerd zijn kinderen te bereiken, zodat in elk geval nog afscheid kon worden genomen.
80. [verdachte] heeft het wonderwel overleefd. Daarna heeft mr. Koers aan de advocaat-generaal het verzoek voorgelegd om, met het oog op de wankele gezondheid van [verdachte], het hoger beroep in te trekken. Ook ik heb dat verzoek voorgelegd aan het openbaar ministerie, nadat ik de rechtsbijstand aan [verdachte] had overgenomen. Tot een intrekking van dat hoger beroep is het evenwel niet gekomen, mede omdat de strafzaak tegen [verdachte] naar het oordeel van het openbaar ministerie belangrijk kon (of: kan) zijn voor de rechtsontwikkeling. Die beslissing heb ik te respecteren. Tegelijkertijd laat het argument van de rechtsontwikkeling zien dat het in de strafzaak tegen [verdachte] niet primair lijkt te gaan om de hoogte van de in eerste aanleg opgelegde straffen. Ik doe in dat verband ook een beroep op de lijst met uitspraken in zogeheten terrorismezaken die ter zitting van 12 maart 2018 aan uw gerechtshof zijn overgelegd. Uit die lijst kan bijvoorbeeld worden opgemaakt dat in zaken waarin met een terroristisch oogmerk daadwerkelijk brand is gesticht straffen zijn opgelegd die lager zijn dan de straf die [verdachte] voor de zaken 26Austin en Primera heeft gekregen. Bij die stand van zaken kan in redelijkheid niet worden volgehouden dat [verdachte] thans een zwaardere straf verdient dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
81. Daarbij betrek ik ook de tijd die inmiddels is verstreken sinds beide vonnissen van de rechtbank. Het vonnis van de rechtbank in de zaak Doesburg dateert van bijna drie jaren geleden, het vonnis van de rechtbank in de zaken 26Austin en Primera is bijna twee jaren oud. Zeker in de zaak Doesburg is het recht op behandeling binnen een redelijke termijn dus geschonden.
82. Tot slot is de inhoud van het reclasseringsrapport van 29 januari 2019 relevant. De contacten met de reclasseringsmedewerkers zijn niet altijd gemakkelijk geweest, omdat [verdachte] ook bij hen nadrukkelijk het stempel van terrorist proefde. Met zijn begeleidster van Neocura heeft [verdachte] daarentegen een goed contact. Bij haar kan hij zijn verhaal kwijt. Zij benadert hem als een mens die zorg behoeft, als een man die zijn verhaal, zijn zorgen en zijn verdriet wil delen.
83. Ondanks het soms stroeve contact met de reclassering heeft [verdachte] zich netjes aan alle schorsingsvoorwaarden gehouden. Het reclasseringsrapport maakt duidelijk hoezeer de hartproblemen van [verdachte] zijn leven bepalen. Zijn angst voor herhaling van hartfalen maakt dat zijn leven is beperkt tot de nabije omgeving van zijn woning en dat hij voor vrijwel elke stap buiten de deur moet worden begeleid door een medewerker van Neocura. Naar het ziekenhuis, naar de huisarts, naar de revalidatie wordt [verdachte] steeds vergezeld.
84. [verdachte] heeft voorts gedemonstreerd echt met het verleden te willen breken. Tijdens zijn detentie ontving hij een huwelijksaanzoek van [slachtoffer 4]. Nadat zijn voorlopige hechtenis is geschorst, hebben [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] herhaaldelijk contact gezocht. [verdachte] heeft daarop niet gereageerd en het een en ander direct gemeld aan de reclassering. Hij beseft dat hij afstand van de familie [familienaam] moet houden en hij heeft ook geen enkele behoefte om opnieuw met hen in contact te komen. Hij koestert slechts de hoop op enig moment een band met [betrokkene 4] te kunnen opbouwen, als zijn zoontje daaraan toe is en zelf die wens uit.
85. Concrete plannen voor de toekomst heeft [verdachte] nog niet. Angst voor nieuwe hartproblemen en ook de stress die deze behandeling in hoger beroep oplevert, spelen hem parten. Hij is dankbaar voor het feit dat hij inmiddels een goed contact heeft met zijn zoon [betrokkene 5]. Hij denkt na over een opleiding tot tolk/vertaler, hij wil – als zijn medische conditie dat toestaat en hij van de enkelband is verlost – zijn maatschappelijke betrokkenheid tonen in activiteiten van een politieke partij.
86. [verdachte] wil het verleden achter zich laten. Hij heeft aangeboden om in gesprek te gaan met de wijkagent die zich bedreigd heeft gevoeld. Van dat aanbod is geen gebruik gemaakt. Hij had die wijkagent en daarmee een ieder willen laten zien dat van hem geen rare acties meer zijn te verwachten en dus niet behoeft te worden gevreesd.
87. [verdachte] wil zich op de toekomst richten. Die toekomst zal met zijn hartproblemen niet altijd gemakkelijk zijn. Maar ik ben ervan overtuigd dat het hem zal lukken om met de nodige steun van Neocura een goed, zinvol bestaan op te bouwen. Stap voor stap. Ik hoop van harte dat uw gerechtshof hem dat toekomstperspectief niet zal ontnemen. [verdachte] is in verschillende opzichten de laatste jaren meer dan genoeg gestraft.”
3.2.3Het hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
“De advocaat-generaal heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft verzocht om, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, een straf op te leggen die gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verzamelen en voorhanden hebben van stoffen waarmee hij een explosief kon maken. Uit het dossier blijkt dat verdachte om allerlei redenen al geruime tijd bezig was met het vervaardigen van explosieven met het oogmerk om een terroristische aanslag te plegen. Kennelijk was de verdachte voornemens om een door hemzelf vervaardigd explosief te laten afgaan op een politiebureau of in/nabij een bank. Het hof neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij een dergelijk ernstig misdrijf heeft willen plegen. Het hof acht het met name ernstig dat verdachte, nadat hij vrijkwam uit zijn voorarrest in een soortgelijke zaak, direct weer is begonnen met het verzamelen van stoffen om een bom te maken. Uit het dossier komt ook naar voren dat verdachte ISIS verheerlijkte en dat hij contacten had met mensen die door de veiligheidsdiensten verdacht werden van terrorisme.
Daarnaast heeft verdachte samen met een ander geprobeerd een winkel te overvallen. Verdachte was medepleger en de destijds minderjarige mededader heeft de daadwerkelijke overval uitgevoerd, terwijl verdachte op dat moment zelf ergens anders de afloop van de overval afwachtte en contact hield via de telefoon met zijn vriendin die in de nabijheid stond van de Primera op het moment van de overval. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke traumatische feiten nog lange tijd negatieve gevolgen daarvan ondervinden, zoals angstgevoelen en gevoelens van onveiligheid.
Misdrijven als door verdachte gepleegd brengen ook in de samenleving grote gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden is.”