Conclusie
Inleiding
Het eerste middel en de bespreking daarvan
Schatting van het voordeel
1.
Contrastroken van acceptgirokaarten ter waarde van € 873,65.
2.
Vakantiereizen ter waarde van € 10.712,95.
3.
Aanschaf Audi A4, Audi A6 (2x) Peugeot 206 alsmede onderhoud, brandstof en belasting voor deze auto’s voor een totaalbedrag van € 40.346,06.
4.
Diverse contante uitgaven zijn aangetroffen in de administratie ter waarde van € 11.281,95.
5.
Gemeentelijke belastingen ter waarde van € 528,-.
6.
Aangetroffen contant geld in kluis (€ 45.332,73 -/- € 15.000,- (hof: het hof neemt over het standpunt van de verdediging dat dit contante geldbedrag ad € 15.000,- aan veroordeelde in bewaring is gegeven=)) € 30.332,73.
€ 112.239,-(afgerond).
Aangezien er geen exacte kilometerstanden bekend zijn van de beide personenauto’s die in gebruik zijn bij [betrokkene 1] , de echtgenote van [betrokkene ] , is er een schatting gemaakt van het aantal kilometers die vermoedelijk zijn gereden en daaraan gerelateerd de benodigde brandstofkosten.
De uitgaven voor brandstofkosten worden geschat op € 1.147,63.
Uit het onderzoek uit de inbeslaggenomen administratie bleek dat de motorrijtuigenbelasting niet regelmatig werd betaald via de bankrekeningen van [betrokkene ] en [betrokkene 1] . Op grond van het convenant betreffende de aanpak van de handhaving van overheidsregelingen bij vrijplaatsen, bekend onder de naam Convenant vrijplaatsen Brabant Noord, werd bij de Belastingdienst informatie opgevraagd omtrent de betaalde motorrijtuigenbelasting van de motorrijtuigen die in de periode van 1 juli 2004 tot 4 oktober 2006 op naam van [betrokkene ] en zijn echtgenote [betrokkene 1] gesteld zijn geweest.
hof: zaken).
Uit de inbeslaggenomen en onderzochte administratie blijkt dat [betrokkene ] en [betrokkene 1] voor minimaal een bedrag van € 12.655,60 contant aan goederen hebben aangekocht. Deze contante uitgaven hebben betrekking op meubels, audio- en visuele apparatuur, verzekeringen, witgoed, rolluiken en meer bij onder meer [A] , [B] , [C] , [D] , [E] .
Op 8 april 2009 werd van de gemeente Wijchen een overzicht ontvangen waarop de betalingen van de gemeentelijke belastingen van [betrokkene 1] , echtgenote van [betrokkene ] , vermeld stonden. Uit dit overzicht bleek dat een bedrag van € 528,- betaald was bij de gemeente Wijchen voor het belastingjaar 2005.
Omvang van de handel
door requirantgepleegde strafbare feiten.” Daarin kan ik de steller van het middel niet volgen. Het verweer ziet op iets heel anders. Wat nu in de toelichting op het middel te berde wordt gebracht met betrekking tot de inkomsten die [betrokkene 1] toentertijd zelf zou hebben genoten, betreft een omstandigheid die niet aan het door de raadsman bij het hof gevoerde verweer ten grondslag is gelegd en niet voor het eerst in cassatie kan worden aangevoerd en beoordeeld. Dat zou immers een onderzoek van feitelijke aard vergen waarvoor in cassatie geen plaats is. Ten overvloede zij nog opgemerkt dat het hof de vaststelling van het wederrechtelijk voordeel heeft gebaseerd op de kasopstelling, en dus niet op de transactieberekening.