10. De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in het arrest, op p. 12 tot en met 126.
11. De bestreden uitspraak bevat voorts, voor zover relevant voor de beoordeling van het middel, de volgende overweging ten aanzien van het bewijs:
“De verdachte wordt ten laste gelegd dat hij zich in de betreffende periode schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van één of meer misdrijven, zoals specifiek omschreven in artikel 11a Opiumwet (oud), ook wel omschreven als deelneming aan een criminele organisatie. Meer bepaald wordt naast de specifieke delicten uit de Opiumwet tevens verwezen naar ‘en andere misdrijven’, waardoor de tenlastelegging tevens zich richt op artikel 140 Sr als delictsomschrijving. Voor een nadere toelichting wordt in het navolgende, onder verwijzing naar de uitleg van artikel 140 Sr, enkel ingegaan op de uitleg van artikel 11a Opiumwet (oud).
(…)
Het bewijs van deelneming aan een criminele organisatie door verdachte is aan de hand van het voorliggende dossier gevormd op grond van bewijsmiddelen, zoals processen-verbaal van verhoren van verdachten en getuigen, van observaties, tapverslagen en OVC- gesprekken.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het beeld dat meer bepaald uit de tapverslagen en OVC-gesprekken van de onderlinge gesprekken in de dienaangaande (vertaalde) processen-verbaal ontstaat, althans de invulling die daaraan door het Openbaar Ministerie wordt gegeven - zijnde gesprekken die betrekking hebben op onderlinge communicatie van verdachten die deelnemen aan een criminele organisatie die zich bezig houdt met drugshandel - onjuist is en niet overeen komt met de daadwerkelijke achtergrond van de betreffende gesprekken. Volgens de verdediging gaat het om niet meer dan onderlinge communicatie van reguliere en vriendschappelijke contacten tussen verdachte en de medeverdachten, vanuit een Turks nationale achtergrond, waarbij men veelal met elkaar op cultureel bepaalde wijze en met typisch Turkse uitdrukkingen met elkaar van gedachten wisselt. Tevens heeft de verdediging in het verlengde van het voorgaande, opmerkingen gemaakt die zien op de betrouwbaarheid van de inhoud van met name de OVC-gesprekken in het geheel van de voorliggende bewijsmiddelen. Op grond van de inhoud van deze tap- en OVC-gesprekken kan volgens de verdediging niet worden bewezenverklaard dat er sprake was van een organisatie die tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrijven, zoals specifiek omschreven in artikel 11a Opiumwet (oud), noch dat verdachte heeft deelgenomen aan deze vermeende organisatie in die zin dat verdachte behoorde tot de organisatie en een aandeel had in gedragingen, dan wel gedragingen heeft ondersteund die strekken tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Het hof merkt ter zake van de genoemde verweren van de verdediging ter duiding en nuancering van de bewijswaarde(ring) van de genoemde bewijsmiddelen het volgende op.
Het hof heeft, mede naar aanleiding van de gemaakte op- en aanmerkingen hierover, de gerelateerde gesprekken en hetgeen daarin is besproken en gezegd, beoordeeld in de context van en geplaatst tegen de achtergrond van de voorliggende omstandigheden en de overige bewezenverklaarde strafbare feiten. De gesprekken die hebben plaatsgevonden en welke via de verslagen van tap- en OVC-gesprekken in het dossier zijn opgenomen, zijn in dezen inhoudelijk niet anders te duiden en maken duidelijk dat die gesprekken plaatsvinden in het kader van de handel in drugs in ruime zin en van andere strafbare feiten die daar veelal mee samenhangen. Veel gesprekken gaan daarbij over het (voorbereiden van het) uitvoeren en vervoeren van harddrugs, het telen, uitvoeren en vervoeren van softdrugs, het onderling melden van al dan niet mislukte deals dienaangaande en afspraken maken om via dreiging met geweld druk op betrokkenen uit te oefenen. Daarbij heeft het hof ter zake van de vraag wie met wie precies onderling contact heeft ook nadrukkelijk meegewogen welke andere strafbare feiten bewezen zijn verklaard ten aanzien van de betreffende personen. Dat een en ander daarbij heeft plaatsgevonden vanuit een Turks nationale achtergrond, waarbij men met elkaar op cultureel bepaalde wijze en met typisch Turkse uitdrukkingen met elkaar van gedachten wisselt en waarbij veelal ook sprake is van onderling familieverband, doet echter hieraan niet af.
In het dossier van deze zaak bevinden zich diverse OVC-gesprekken. Deze gesprekken zijn uitgewerkt in op ambtseed of -belofte opgemaakte processen-verbaal door bevoegde opsporingsambtenaren. Deze processen-verbaal van uitgewerkte gesprekken kunnen op grond van de bewijsregeling zoals opgenomen in het Wetboek van Strafvordering worden aangemerkt als overbrengende verklaringen van hetgeen in het proces-verbaal is gerelateerd. Verdachte heeft zijn deelname aan de gesprekken blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep niet ontkend. Echter, voor wat betreft de inhoud en de strekking van de betreffende gesprekken heeft verdachte zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bij herhaling na confrontatie met de weergave van de inhoud van diverse gesprekken gesteld dat de inhoud daarvan anders geduid moet worden, dan wel heeft hij niet meer te kunnen recapituleren wat de inhoud en de strekking daarvan was.
Het hof stelt dat het onder deze omstandigheden, gelijk de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie, niet zonder meer kan aannemen dat gesprekken over bepaalde strafbare gedragingen gaan als de verdachte dat ontkent of daarover geen helderheid kan verschaffen. Dat kan alleen dan, als die gesprekken in beginsel maar voor één uitleg vatbaar zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval als de verdachte daarin zelf met zoveel woorden zegt dat hij die strafbare gedragingen heeft gepleegd. Als dat niet zo is, zijn die gesprekken dus voor meerdere uitleg vatbaar. Dat hoeft die gesprekken niet onbruikbaar te maken voor het bewijs, maar wel is dan behoedzaamheid vereist bij het geven van een interpretatie van die gesprekken. Die voorzichtigheid brengt mee dat het hof ter zake van de OVC-gesprekken naast de inhoud en het onderling verband van die gesprekken, tevens heeft gekeken naar het eventuele verband met andere bewijsmiddelen. Daarbij is van belang geacht wat er over de deelnemers aan de gesprekken, of over anderen die in die gesprekken ter sprake komen, nog meer is gebleken.
Ernst van de feiten en de aard van de criminele organisatie
Met betrekking tot de ernst van de feiten en de aard van de criminele organisatie in het onderzoek Kapel merkt het hof het volgende op.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is een delict dat in de afgelopen jaren in Nederland een flinke vlucht heeft genomen. Criminele groepen die zich bezig houden met ernstige strafbare feiten hebben Nederland inmiddels overspoeld en het geweld dat zich hierbij voordoet is een groot probleem voor onze maatschappij geworden, evenals het ondermijnende effect dat hiervan uitgaat. In verband hiermee is een wetsontwerp aanhangig waarin onder andere wordt voorgesteld de maximale straf voor deelneming aan een ernstig ondermijnende criminele organisatie te verhogen (wetsvoorstel 35 080 - herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen).
(…)
Uit de hiernavolgende bewijsmiddelen komt naar voren dat er tussen diverse verdachten sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, in die zin dat de organisatie zich bezig hield met de handel in soft- en harddrugs waarbij geweld niet werd geschuwd. Wat daarbij opvalt is dat het geweld zowel intern als extern is gericht. Intern tegen personen die deel uitmaken van de groep en zich niet aan de afspraken houden, extern om door anderen verdwenen drugs weer te achterhalen of om betalingen daarvan af te dwingen. Daarbij beschikten diverse leden van de organisatie over vuurwapens om zo nodig te gebruiken, om zichzelf of andere leden van de organisatie te beschermen, dan wel anderen te bedreigen of daadwerkelijk te verwonden. Dat maakt dat de organisatie een dusdanig afschrikwekkend karakter krijgt dat getuigen daardoor soms ook niet durven te verklaren of aangifte te doen. Niettegenstaande de verklaringen van de diverse verdachten ter zitting waarin zij aangeven dat zij weinig aandeel hebben gehad in de onderscheiden feiten (drugsfeiten dan wel geweldsfeiten), is het hof van oordeel dat deze verdachten (zijnde: [betrokkene 1], [medeverdachte 11], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [medeverdachte 4] en [verdachte]) samen een organisatie vormden die als oogmerk had het plegen van ernstige drugs- en gewelddadige feiten en waarin elk van de betrokkenen zijn eigen aandeel had.
De strafbare feiten van de criminele organisatie
- De organisatie houdt zich bezig met de internationale harddrugshandel
[betrokkene 3] had contact met mensen in Turkije over het naar Turkije vervoeren van XTC- pillen. [betrokkene 3] heeft samen met [betrokkene 4] een personenauto, een Ford C-max met kenteken [kenteken 1], in Duitsland gekocht. De auto is vervolgens op verzoek van [betrokkene 3] door [medeverdachte 3] bij diens garage [A] te Tilburg geprepareerd. [medeverdachte 3] heeft een ruimte in het dashboard gemaakt om daar pakketjes in te verstoppen. [betrokkene 3] had contact met [betrokkene 5] over het leveren van de XTC-pillen. Door tussenkomst van [betrokkene 5] zijn XTC-pillen als monster aan [betrokkene 3] verstrekt. [betrokkene 3] heeft [betrokkene 6] gevraagd er één te testen. [medeverdachte 4] heeft geholpen met het in orde maken van de autopapieren en het verstoppen van de pakketjes in het dashboard van de auto. [betrokkene 3] regelde de chauffeur, [betrokkene 4], om met de geprepareerde auto naar Turkije te rijden. [betrokkene 3] zou met het vliegtuig naar Turkije gaan en [betrokkene 4] aldaar opvangen. [betrokkene 6] wist dat de auto was geprepareerd, immers [betrokkene 3] heeft op 4 maart 2013 met [betrokkene 6] besproken dat de pakketjes die ze samen hadden gedaan langer en smaller gemaakt moesten worden en ze bespraken welke garage de auto kon maken. Ook werd tijdens een observatie gezien dat [betrokkene 6] op 2 maart 2013 met zijn knokkels meerdere keren op de bovenzijde van de gehele rechterhelft van het dashboard sloeg. [betrokkene 3] en [betrokkene 6] hebben de geprepareerde auto met daarin de drugs op 2 maart 2013 naar Kerpen, Duitsland gebracht, van waaruit [betrokkene 4] de reis naar Turkije op zich heeft genomen. Op 7 maart 2013 is [betrokkene 4] met de auto vanuit Kerpen, Duitsland, via Oostenrijk, Slovenië, Kroatië, Servië en Bulgarije, naar Turkije gereden, alwaar hij op 8 maart 2013 aankwam. Gedurende deze periode onderhield [betrokkene 3] met regelmaat contact met [betrokkene 4] en met [betrokkene 6] over het verloop van de reis naar Turkije.
Vanaf de Turkse grens vond een gecontroleerde aflevering plaats. In Turkije heeft [betrokkene 4] contact gehad met twee Turkse mannen. Op dat moment zijn [betrokkene 4] en de twee Turkse mannen aangehouden door de Turkse politie. Deze trof een hoeveelheid van 4,3 kilogram pillen bevattende MDMA, oftewel ongeveer 21.000 XTC-pillen, in een verborgen ruimte in het dashboard van de auto aan. Het is het hof uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet duidelijk geworden of [betrokkene 5] daadwerkelijk na het verstrekken van het monster ook deze pillen heeft aangeleverd. Na de aanhouding van [betrokkene 4] kon [betrokkene 3] geen contact meer met hem krijgen, waardoor hij begreep dat er iets mis was gegaan. Hij is samen met [betrokkene 6] naar Turkije gegaan om uit te zoeken wat er aan de hand was en om geld op te halen. Uit tapgesprekken blijkt dat niet alleen [betrokkene 3], maar ook [betrokkene 6] een financieel belang bij het transport van de pillen had.
[betrokkene 3] sms’t op 10 maart 2012 naar [medeverdachte 1] dat zij hem een loer hebben gedraaid en er wordt door [medeverdachte 4] contact opgenomen met [betrokkene 2], die meedeelt dat zij in Istanbul veel invloed hebben. Later zoekt [betrokkene 6] contact met [betrokkene 2] om hem en [betrokkene 1] te bedanken.
(…)
- De organisatie houdt zich bezig met de internationale handel in hennep
Door de organisatie werd niet alleen nationaal maar ook internationaal gehandeld. Een voorbeeld hiervan is de levering van 5 kilo weed naar Duitsland.