2.2.De stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
(i) Op 13 januari 2020 is door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen een Europees onderzoeksbevel (hierna: EOB) uitgevaardigd. Het EOB houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“ Deel C: Uit te voeren onderzoeksmaatregel(en)
1. Beschrijf de verlangde bijstands-/onderzoeksmaatregel(en) EN geef aan of het een van de volgende onderzoeksmaatregelen betreft:
Mijn ambt verzoekt de Nederlandse bevoegde overheden:
1. Achterhalen van de verblijf- en of woonplaatsen van (…) [klager] , [geboortedatum] 1988 op Nederlands grondgebied of andere adressen waar betrokkenen belangen hebben.
(..)
3. Op de geïdentificeerde adressen in overleg met mijn ambt over te gaan tot simultane huiszoekingen op 06/02/2020. (…)
(…)
5. Naar aanleiding van de huiszoekingen over te gaan tot inbeslagname van:
- Forensisch kopie van de digitale gegevensdragers
- Telefonie
(…).
6. De overtuigingsstukken onmiddellijk ter beschikking te stellen van de Belgische onderzoekers en mijn ambt.
(…)
11. Te machtigen dat de leden van de Lokale Recherche Antwerpen, gehecht aan de afdeling drugs aanwezig mogen zijn bij de te stellen onderzoeksdaden.”
(ii) Naar aanleiding van het EOB zijn op 6 februari 2020 doorzoekingen verricht. Daarbij zijn onder klager onder andere telefoons en USB-sticks in beslag genomen.
(iii) Op 11 februari 2020 is namens de klager een klaagschrift ex art. 552a Sv ingediend. Het klaagschrift, dat strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager, houdt, voor zover de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“1. Dat door de Politie Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2020 diverse voorwerpen in beslag zijn genomen. (…)
(…)
3. dat klager enig eigenaar is van de in beslag genomen voorwerpen, voor zover klager deze als zodanig herkent;
4. dat klager zich door het voortduren van voormelde in beslagneming ernstige hinder ondervindt bij zijn re-integratietraject en het onderhouden van zijn sociale contacten;
5. dat voor het onderzoek relevante gegevens inmiddels zijn geverifieerd, dan wel gekopieerd, waardoor aan het onderzoek van de in beslag genomen goederen een einde is gekomen, dan wel moet zijn gekomen;
6. dat klager bezwaar heeft tegen de door de officier van justitie op 6 februari 2020 gedane mededeling dat ze over wenst te gaan tot overdracht van de goederen aan de Belgische autoriteiten.”
(iv) De schriftelijke reactie van het openbaar ministerie op het klaagschrift houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“Het klaagschrift is op 11 februari 2020 ingekomen, ingediend namens [klager] , en klaagt over het feit dat er goederen in beslag zijn genomen. (…)
(…)
De Nederlandse verbalisanten die op 6 februari 2020 de doorzoeking in de woning van klager verrichten, werden vergezeld door collega’s van de Belgische recherche. Zij hebben zorgvuldig een afweging gemaakt van welke goederen in beslag genomen dienden te worden voor het Belgische onderzoek. Ook werd daar waar nodig overleg gepleegd met de Onderzoeksrechter in België.
De goederen genoemd in het klaagschrift zijn op verzoek van de Belgische autoriteiten in beslag genomen. (…)”
(v) Het klaagschrift is op 3 maart 2020 behandeld in raadkamer. Blijkens het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de klager aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnotitie. Deze pleitnotitie houdt, voor zover de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“1. Aan de orde zijn de klaagschriften inzake [klager 1] en [klager] . Beide ingediend op 11 februari 2020 tegen de inbeslagname van diverse goederen op 6 februari 2020. (…)
2. Zoals omschreven in de klaagschriften zijn beide pas in een zeer laat stadium op de hoogte gesteld van wat er daadwerkelijk in beslag is genomen. Het klaagschrift is dan ook gericht tegen de inbeslagname van alle goederen bij beiden, daar wetenschap ontbrak daar niet eerder is voldaan aan het tijdig informeren wat er in beslag is genomen.
3. Onder punt 5 komt naar voren waarop het beslag dient te zien. Kort gezegd:
Forensisch kopie van de digitale gegevensdragers
Telefonie
documenten welke betrekking kunnen hebben op de onderzochte feiten zoals onder meer havengerelateerde documenten
cashqelden
bitcoins of andere digitale waarden
documenten inzake reisbewegineng geldtransacties; aankoop van materiaal dienstig Voor cannabisplantages alsook documenten met betrekking tot de opbouw van cannabisplatages
fotografische afbeeldingen betrekking hebbend op de feiten en medeverdachten.
documenten inzake reisbewegingen zoals boekingsbescheiden en tickets
afschrift van aangetroffen paspoorten en identiteitsdocumenten
een lijst van de aangetroffen rekeninqnummers
andere stukken welke klaarblijkelijk rechtstreeks verband houden met de onderzochte feiten of medeverdachten.
(…)
5. Inzake [klager] zijn eveneens telefoons en usb-sticks in beslag genomen alsmede brieven en mappen met papieren.
6. Evident duidelijk is dat de Belgische autoriteiten wensen dat men een Forensisch kopie van de digitale gegevensdragers wenst. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat dit punt de rechtmatigheid van het beslag raakt voor zover dit ligt op de gegevensdrager zelf. Zeker nu na tijdsverloop. Gegevensdragers zijn in deze sowieso de telefoons en usb-sticks. Kennelijk is men in België even zo ver als de Nederlandse Hoge Raad in welke mate zij een telefoon kwalificeren, zijnde een groot deel van je persoonlijke leven. Klagers hebben ook geen bezwaar tegen het maken van een kopie. Teleurgesteld te meer nu deze kennelijk nog niet is gemaakt.
7. In dit kader wordt ook verwezen naar ECLI:NL:GHDHA:2019:391 Hof Den Haag. Vernietigen van gegevens op een gegevensdrager. Feit van algemene bekendheid is dat op gegevensdrager (o.a. telefoon) diverse soorten data staan. De vraag of deze data strafbaar is of gebruikt is daarvoor kan onderzocht worden, maar feit van algemene bekendheid is ook dat op gegevensdragers gegevens staan die beschermt worden ex. art 8 EVRM. 8. Verzocht wordt dan ook het klaagschrift gegrond te verklaren en de gegevensdragers en overige goederen te retourneren. Let wel, hieraan wordt geen nadeel berokkend aan hetgeen verzocht is in het EOB. Subsidiair wordt verzocht een kopie van de goederen te verstrekken aan cliënten.”
(vi) Verder houdt het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
De raadsman voert in aanvulling op zijn pleitnotitie aan:
De inbeslagneming van de gegevensdragers moet onrechtmatig worden geacht. Er kan eenvoudig een kopie worden gemaakt van de gegevens die zijn opgeslagen op de in beslag genomen gegevensdragers, zodat de voorwerpen zelf kunnen worden teruggegeven aan cliënten. Er zitten ook persoonlijke stukken tussen.
De officier van justitie:
Ik begrijp uw standpunt ten aanzien van de onrechtmatige inbeslagneming niet.
De raadsman:
De inbeslagneming is an sich rechtmatig, maar de Belgische justitiële autoriteiten hebben om een forensische kopie van de digitale gegevensdragers gevraagd. Er is echter beslag gelegd op de gegevensdragers zelf. De inbeslagneming van de gegevensdragers moet om die reden dan ook onrechtmatig worden geacht. Er kan eenvoudig een kopie worden gemaakt en naar Antwerpen worden gestuurd. Het is onrechtmatig om het beslag voort te laten duren, terwijl er in de afgelopen periode kopieën gemaakt hadden kunnen worden.
De officier van justitie:
Ik begrijp het standpunt van de raadsman, maar ik ga daar niet in mee. Het betreft een Belgisch onderzoek. Het is gebruikelijk dat het beslag wordt overgedragen aan België en dat zij met het beslag aan de gang gaan. Het is dus niet aan de Nederlandse autoriteiten om aan het kabeltje te trekken.”
(vii) Vervolgens heeft de rechtbank bij beschikking van 10 maart 2020 het beklag ongegrond verklaard. De beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“1, De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
• De kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv)], waaruit blijkt dat op 6 februari 2020 onder klager in beslag zijn genomen:
- een Blackberry;
- een telefoon van het merk Samsung;
- een visitekaartje Capri bouw;
- een USB-stick van het merk Kingston;
- een USB-stick van het merk SanDisk;
- een USB-stick blauw;
- diverse administratie;
- een PH-meter van het merk/type Adwa;
- een brief met buitenlandse tekst;
- een telefoon van het Samsung blauw/zwart;
- een PH-meter (vanuit een Volvo met kenteken [kenteken 1] );
- visitekaartjes van [...] .nl;
- een parkeerkaartje [...] ;
- een telefoon van het merk GTStar;
- een iPhone;
- een prepaid telefoon van het merk Nokia;
- een telefoon van het merk Samsung zwart;
- een prepaid telefoon van het merk Alcatel;
- administratie;
• het klaagschrift, ingediend op 11 februari 2020 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
• het verweerschrift van de officier van justitie; en
• de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
(…)
2. De beoordeling
(…)
Naar aanleiding van een door de Belgische justitiële autoriteiten uitgevaardigd Europees onderzoeksbevel in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar klager heeft op 6 februari 2020 een doorzoeking van de woning van klager plaatsgevonden. Daarbij zijn diverse voorwerpen in beslag genomen.
Klager verzoekt de teruggave van:
- een Blackberry;
- een telefoon van het merk Samsung;
- een visitekaartje Capri bouw;
- een USB-stick van het merk Kingston;
- een USB-stick van het merk SanDisk;
- een USB-stick blauw;
- diverse administratie;
- een PH-meter van het merk/type Adwa;
- een brief met buitenlandse tekst;
- een telefoon van het Samsung blauw/zwart;
- een PH-meter (vanuit een Volvo met kenteken [kenteken 1] );
- visitekaartjes van [...] .nl;
- een parkeerkaartje [...] ;
- een telefoon van het merk GTStar;
- een iPhone;
- een prepaid telefoon van het merk Nokia;
- een telefoon van het merk Samsung zwart;
- een prepaid telefoon van het merk Alcatel;
- administratie;
De voorwerpen waarvan klager teruggave verlangd zijn in beslag genomen op de voet van artikel 94 Sv ter uitvoering van een (in deze procedure overgelegd) Europees onderzoeksbevel, uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag: a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen
waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank neemt verder tot uitgangspunt dat in een geval als het onderhavige, waarin op grond van art. 94 Sv beslag is gelegd ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel, bij de beantwoording van de vraag of het strafvorderlijk belang – ook wanneer dit niet is beperkt tot het Nederlandse strafvorderlijk belang – het voortduren van het beslag vordert, in beginsel verondersteld mag worden dat het recht van de lidstaat dat het Europees onderzoeksbevel heeft uitgevaardigd voorziet in een regeling die materieel rechtelijk overeenkomt met hetgeen geldt naar Nederlands recht. Dit mede gelet op het summiere karakter van het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv.
De rechtbank is van oordeel dat voor de voorwerpen waarvan klager de teruggave verlangt in voldoende mate is gebleken – mede gelet op de verdenking van deelname aan een criminele organisatie en teelt, invoer, handel en bezit van/in verdovende middelen zoals die jegens klager blijkt uit het overgelegde afschrift van het Europees onderzoeksbevel – dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aannemelijk is dat deze voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
Het betoog van klager dat de inbeslagneming onrechtmatig moet worden geacht en dat de bestanden op de gegevensdragers eenvoudig gekopieerd kunnen worden, waarna deze zouden kunnen worden geretourneerd aan klager, passeert de rechtbank. In een geval als het onderhavige, waarin beslag is gelegd ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel, kan redelijkerwijs niet van het Openbaar Ministerie worden gevergd dat zij de bestanden op de gegevensdragers kopieert teneinde te bewerkstelligen dat de gegevensdragers zelf kunnen worden teruggegeven. Dat verdraagt zich niet met de vooral uitvoerende taak van het Openbaar Ministerie bij de uitvoering van een Europees onderzoeksbevel. Het is bovendien aan de Belgische justitiële autoriteiten om te bepalen in hoeverre na overdracht van de voorwerpen onderzoek moet worden verricht aan de inbeslaggenomen voorwerpen. Op voorhand mag daarbij niet worden verondersteld dat dit onderzoek zich zal beperken tot de digitale bestanden die zich op de gegevensdragers bevinden en dat geen nader onderzoek aan de gegevensdragers zelf zal plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.”