ECLI:NL:PHR:2021:1242

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
20/01355
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opiumwetdelicten en deelneming aan een criminele organisatie met betrekking tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen pepperspray

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam de verdachte op 31 maart 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden wegens opiumwetdelicten en deelneming aan een criminele organisatie. De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd cocaïne binnen Nederland te brengen. De Hoge Raad behandelt nu de cassatie van de verdachte, die twee middelen heeft ingediend. Het eerste middel betreft de onttrekking aan het verkeer van twee inbeslaggenomen busjes pepperspray. De verdachte betwist dat deze voorwerpen konden dienen voor de misdrijven waarvoor hij is veroordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de pepperspray relevant was voor de misdrijven. Het tweede middel betreft de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad constateert dat de termijn van acht maanden is overschreden met meer dan drie maanden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf. Beide middelen slagen, en de Hoge Raad besluit de bestreden uitspraak te vernietigen, maar alleen voor wat betreft de duur van de gevangenisstraf en de beslissing tot onttrekking van de pepperspray. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer20/01355
Zitting21 december 2021
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.
I. Inleiding
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte bij arrest van 31 maart 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, wegens:
1 en 2 “telkens: medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
- zich en/of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”; en
3 “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet”.
Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen over in beslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen. Voor zover hier van belang heeft het hof in dat verband de onttrekking aan het verkeer van twee busjes pepperspray bevolen.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 20/01289 en 20/01300. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens de verdachte hebben mr. R.I. Takens en T.P.A.M. Wouters, beiden advocaat te Amsterdam, twee cassatiemiddelen voorgesteld.
II. Het eerste middel en de bespreking daarvan
4. Het eerste middel klaagt over de beslissing van het hof tot onttrekking aan het verkeer van twee busjes pepperspray.
5. Ten laste van de verdachte is onder 1, 2 en 3 bewezenverklaard dat:

Feit 1:( [naam] zaaksdossier B1)
hij in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 23 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van de [maatschappij] , aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema's gedeeld met medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ( [maatschappij] -)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over het wel of niet plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig, en
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen;
Feit 2:( [naam] zaaksdossier B2)
hij in de periode van 23 december 2013 tot en met 18 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging niet anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van de [maatschappij] , aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema’s gedeeld met medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ( [maatschappij] -)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek van die cocaïne,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over de te gebruiken verbergplek en het plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig, en
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen;
Feit 3:( [naam] zaaksdossier B6)
hij in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 18 februari 2014 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit verdachte, [betrokkene 1] , [betrokkene 4] , [betrokkene 3] , [medeverdachte 1] , [betrokkene 2] en [medeverdachte 3] , die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.”
6. Het hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als – kort gezegd – het medeplegen van de voorbereiding of bevordering van invoer van cocaïne in Nederland en deelneming aan een criminele organisatie met het oogmerk het plegen van Opiumwetdelicten (zie randnummer 1).
7. Met betrekking tot de twee busjes pepperspray houdt de bestreden uitspraak in:

Onttrekking aan het verkeer
De hierna te noemen in beslag genomen verdovende middelen en pepperspray zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 1, 2 en 3 begane feit aangetroffen. Zij behoren aan de verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde, bezit daarvan in strijd is met het algemeen, belang en/of de wet.
[…]
Toepasselijke wetsartikelenDe op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen […] 36b, 36d […] van het Wetboek van Strafrecht.
[…]
Beslissing
Het hof:
[…]
Beveelt
de onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten (overeenkomstig de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 18 november 2015):
[…]
- twee busjes pepperspray (volgnrs. 27 en 28).
[…]”
8. De beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de busjes pepperspray is klaarblijkelijk gebaseerd op hetgeen is bepaald in art. 36b, eerste lid aanhef en onder 1°, Sr in verbinding met art. 36d Sr. Deze bepalingen luiden als volgt:
9. -
Art. 36b, eerste lid aanhef en onder 1°, Sr:
“1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
1° bij de rechterlijke uitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;”
-
Art. 36d Sr:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
9. Onder soortgelijke feiten in de zin van art. 36d Sr dienen te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht. [1]
10. Gezien de feiten die door het hof zijn bewezenverklaard valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien hoe de onder de verdachte in beslag genomen busjes pepperspray kunnen dienen tot het voorbereiden en bevorderen van de invoer van verdovende middelen, deelneming aan een criminele organisatie of soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan. [2]
11. Het middel slaagt. Om redenen van doelmatigheid geef ik de Hoge Raad in overweging om dienaangaande te volstaan met het vernietigen van de beslissing van het hof tot onttrekking aan het verkeer van de busjes pepperspray.
III. Het tweede middel en de bespreking daarvan
12. Het tweede middel klaagt dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden.
13. Namens de verdachte is op 10 april 2020 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 23 maart 2021 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Daarmee is de inzendtermijn van acht maanden overschreden met ruim drie maanden en is dus de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM overschreden. Dat betekent dat de duur van de opgelegde gevangenisstraf dient te worden verminderd aan de hand van de gebruikelijke maatstaf.
14. Het middel slaagt.
IV. Slotsom
15. Beide middelen slagen.
16. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
17. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de bedoelde twee inbeslaggenomen busjes pepperspray, in zoverre tot zodanige beslissing als de Hoge Raad op grond van art. 440 Sv passend voorkomt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 6 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9322,
2.Zie o.m. HR 30 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR1830,