ECLI:NL:PHR:2021:1146

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
20/04422
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlofverlening aan rechter-commissaris voor rechtshulpverzoek van Roemeense autoriteiten met betrekking tot digitale gegevens en stukken van overtuiging

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 november 2020 verlof verleend aan de rechter-commissaris om aan de officier van justitie stukken van overtuiging en digitale gegevensdragers ter beschikking te stellen, in het kader van een rechtshulpverzoek van Roemeense autoriteiten. De klager, geboren in 1966, heeft cassatieberoep ingesteld tegen deze beslissing. De klager heeft twee middelen van cassatie voorgesteld, waarbij hij onder andere aanvoert dat de rechtbank onjuist heeft geoordeeld over de inbeslaggenomen digitale gegevens en het verschoningsrecht. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 november 2021 geoordeeld dat de rechtbank de vordering tot verlofverlening terecht heeft toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers zijn doorzocht op relevante zoektermen en dat de gegevens zijn geschoond van geheimhoudersinformatie. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd welke specifieke stukken niet mochten worden overgedragen aan de Roemeense autoriteiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het (afgeleide) verschoningsrecht van de klager voldoende is gewaarborgd, aangezien de verdediging de gelegenheid heeft gehad om geheimhouders door te geven en er meerdere schoningsacties hebben plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft de klachten van de klager verworpen en de bestreden beschikking bevestigd.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer20/04422 B
Zitting9 november 2021
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[klager ] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de klager.
De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft bij beschikking van 30 november 2020 verlof verleend aan de rechter-commissaris om aan de officier van justitie op de voet van het bepaalde in art. 552p (oud) Sv - ter uitvoering van het verzoek om rechtshulp d.d. 4 september 2017 ter overdracht aan de verzoekende Roemeense autoriteiten - ter beschikking te stellen de op bijlage I genoemde schriftelijke / papieren stukken van overtuiging en de op bijlage I genoemde (definitieve en uitgefilterde data uit de) digitale gegevensdragers, onder het gebruikelijke voorbehoud van artikel 552p lid 3 (oud) Sv.
Er bestaat samenhang met de zaak 20/04423B. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager en mr. N. Gonzalez Bos, advocaat te 's-Gravenhage, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

4.Het eerste middel

4.1.
Het middel komt op tegen een tweetal oordelen van de rechtbank inzake het digitaal beslag. In de eerste plaats wordt geklaagd dat het (kennelijke) oordeel van de rechtbank dat de in bijlage 1 bij de bestreden beschikking genoemde stukken en gegevens kunnen worden aangemerkt als stukken van overtuiging en gegevensdragers die (op zichzelf of in hun onderlinge samenhang) kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen in de procedure waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, dan wel zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk dan wel ontoereikend gemotiveerd is. In de tweede plaats wordt opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat de verdediging niet heeft aangegeven welke stukken naar haar oordeel niet behoren te worden overgedragen. Dat oordeel zou niet zonder meer begrijpelijk zijn. Ook wordt nog geklaagd dat de rechtbank het met betrekking tot het digitale beslag gedane verzoek van de verdediging tot aanhouding van de zaak en/of verwijzing naar de rechter-commissaris heeft afgewezen op gronden die deze afwijzing niet kunnen dragen.
4.2.
Het rechtshulpverzoek van 4 september 2017 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Vragen wij
De bevoegde Nederlandse gerechtelijke autoriteiten, de volgende:
I. Controles uitvoeren bij het Nederlandse Handelsregister, waaruit blijt of de genoemde [klager ] , geboren op [geboortedatum] 1966, in [geboorteplaats] , met het adres [plaats] , [a-straat 1] , geïdentificeerd door NLD paspoort, [001] , afgegeven door de Nederlandse autoriteiten op 06.04.2006, in de periode 2009-heden, de kwaliteit van de vennoot/ aandeelhouder/beheerder heeft gehouden in de bedrijven:
a) [klager 5] BV, met vestiging in Nederland, [plaats] , [a-straat 1] , nummer in het handelsregister [002] ;
b) [klager 6] , met vestiging in Nederland, [plaats] , [a-straat 1] , număr de ordine în registrul comertului [003] ;
c) [klager 1] B.V. met vestiging in Nederland, [plaats] , [a-straat 1] , nummer in het handelsregister [004] ;
d) [klager 7] B.V. met vestiging in Nederland, [plaats] , [a-straat 1] ,
e) In een ander bedrijf, die kan worden beschouwd als een partner of verbonden onderneming, zoals gedefinieerd in de aanbeveling nr. 2003/361 /EG van de Europese Commissie betreffende de definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, gepubliceerd in het Publicatieblad nr. L 124 van 20.05.2003, aan bovengenoemde ondernemingen (bij brief a-d).
We vragen ook uittreksels uit het Handelsregister die de geschiedenis bevatten van de vermeldingen voor de onder let. a-e genoemde ondernemingen inclusief, identificatiegegevens, gegevens omtrent hoofdkwartier, aandelenkapitaal, object van activiteit, deel van winst en verlies, andere vennoten, vertegenwoordiger vennooot / aandeelhouder / rechtspersoon, geautoriseerde personen, hoofdactiviteit, secundaire activiteiten, dochterondernemingen, vestigingen, subeenheden, secundaire kantoren / werkpunten.
II. Controler uitvoeren waaruit blijkt dat de in punt I let. a-e genoemde ondernemingen haden of hebben voordeel uit de status van de Nederlandse fiscale eenheid, in verband staan met een van de andere ondernemingen genoemd in punt I, inclusief indiening van hiërarchiegegevens tussen hen, in de periode 01.01.2010 - heden,
III. Het verkrijgen en afleveren van afschriften die met het origineel van de jaarrekening overeenstemmen voor het boekjaar 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, goedgekeurd door de algemene vergadering van aandeelhouders / geassocieerde ondernemingen voor de in punt I let a-e bedoelde ondernemingen het gemiddelde jaarlijks aantal werknemers, de jaarlijkse netto omzet en totale activa van elk van de in punt 1 let a-e bedoelde ondernemingen,
IV. Het verkrijgen en afleveren van afschriften die met het origineel van de VIES verklaringen overeenstemmen betreffende de overnames en leveringen van intracommunautaire diensten in de periode 2010 tot nu toe.
V. Het verkrijgen en afleveren van afschriften die met het origineel van de documenten overeenstemmen, die de lijst van leveranciers van transportmiddelen en machines uitstrekt, op door [klager 7] BV gesloten contracten voor loggingdiensten, met inbegrip van die welke betrekking hebben op bosbouwdiensten die op het grondgebied van andere EU lidstaten zijn verricht, over de vergunningen voor de exploitatie van hout van [klager 3] BV.
VI. Het verkrijgen en afleveren van afschriften die met het origineel van elk contracte overstemmen, geïdentificeerd, gesloten tussen een van de in punt I bedoelde ondernemingen [A] , hoofdkantoor in Roemenië, [plaats] , [b-straat 1] , [plaats] ."
4.3.
De vordering verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, (oud) Sv van 21 februari 2019 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Vordert van de rechtbank verlof ten aanzien van het resterende beslag zoals genoemd in voornoemd proces-verbaal van de FIOD/Belastingdienst d.d. 18 februari 2019 (AMB-006):
1. ten aanzien van de locatie [c-straat 1] te [plaats] :
• A.01.01.001
2. ten aanzien van de locatie [a-straat 1] te [plaats]
• B.01.02.001
• B.01.02.002
• B.01.03.004
• B.01.04.001
• B.01.03.002
• B.01.03.003
• B.01.03.001
• B.01.05.001
• B-D-BST-001 (digitaal beslag: image);
• B-D-BST-002 (digitaal beslag: image)
• B-D-BST-003 (digitaal beslag: image)
• B-D-BST-004 (digitaal beslag: image)
• B-D-BST-005 (digitaal beslag: image)
• B-D-NAS-001 (digitaal beslag: image)
• B-D-PC-001-HD1 (digitaal beslag: image)”
4.4.
De bestreden beschikking houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“De procedure
Bij vordering ex artikel 552p, tweede lid (oud), van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 21 februari 2019 heeft de officier van justitie verlof verzocht strekkende tot afgifte van onder [klager ] inbeslaggenomen stukken van overtuiging.
De verlofschriftprocedure ingevolge artikel 552p van het Wetboek van Strafvordering met raadkamernummer 19/155 en de klaagschriftprocedure ingevolge artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering met raadkamernummer 19/39, zijn gelijktijdig behandeld.
De raadkamer heeft op 14 juni 2019 [klager ] , de raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. Bij tussenbeschikking van 12 juli 2019 heeft de raadkamer het onderzoek heropend, voor onbepaalde tijd aangehouden en verwezen naar de rechter-commissaris.
In de tussenbeschikking van 12 juli 2019 heeft de raadkamer opgenomen dat vanwege het ontbreken van een volledig overzicht van de in beslag genomen digitale stukken en documenten de raadkamer niet kan beoordelen in hoeverre (en welk deel van) de beslaglegging rechtmatig is en/of welke stukken kunnen worden overgedragen aan de Roemeense autoriteiten. De raadkamer heeft het onderzoek daarom heropend en voor onbepaalde tijd aangehouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de stukken zoals genoemd in het rechtshulpverzoek, en welke voldoen aan alle wettelijke criteria omtrent beslaglegging en overdracht, in kaart te brengen. De raadkamer heeft de zaak verder verwezen naar de rechter-commissaris zodat deze kan toezien op het tijdig opstellen en verstrekken van deze lijst.
De officier van justitie heeft vervolgens een proces-verbaal van bevindingen van de FIOD van 16 oktober 2019 overgelegd aangaande de omvang en aard van het digitale beslag. Naar aanleiding van de reactie van de raadsman van 22 oktober 2020 op voornoemd proces-verbaal heeft de rechter-commissaris op 30 oktober 2019 aanvullende vragen gesteld over het digitale beslag. Deze vragen heeft de officier van justitie bij e-mail van 4 december 2020 beantwoord.
Bij e-mails van 19 december 2019 en 8 januari 220 heeft de rechter-commissaris te kennen gegeven dat zij van oordeel is dat het digitale beslag wordt geacht te passen binnen de grenzen van het Roemeense rechtshulpverzoek en zij heeft de verdediging verzocht aan te geven welke van de in beslag genomen stukken niet zouden passen binnen de kaders van het rechtshulpverzoek. In afwachting van deze reactie heeft de rechter-commissaris de verwijzing gesloten en teruggestuurd naar de raadkamer.
Bij e-mail van 11 februari 2020 heeft de verdediging gehoor gegeven aan het verzoek van de rechter-commissaris waarna er tussen de officier van justitie en de verdediging nog verschillende e-mails zijn gewisseld over de in beslag genomen stukken.
Op 19 oktober 2020 is de behandeling voortgezet. Daarbij zijn de officier van justitie, [klager ] en zijn raadsman gehoord.
(…)
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van betrokkene heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de zaak wederom moet worden aangehouden en naar de rechter-commissaris moet worden verwezen. Volgens de raadsman bevinden zich tussen de in beslag genomen stukken nog een groot aantal stukken die buiten het toepassingsbereik van het Roemeense rechtshulpverzoek vallen. Dit betreffen privédocumenten of stukken die buiten de onderzoeksperiode vallen. Daarnaast bevinden zich nog steeds geheimhoudersstukken tussen de inbeslaggenomen stukken. De rechter-commissaris dient erop toe te zien dat deze stukken uit het beslag gefilterd worden.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie en de verdediging in de gelegenheid moeten worden gesteld tot een werkwijze te komen waarbij een gezamenlijk gedragen selectie van de inbeslaggenomen gegevens kan worden gemaakt.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Nog meer subsidiair heeft de raadsman gesteld dat het rechtshulpverzoek moet worden beperkt tot de gegevens die door de DLAF zijn gevorderd dan wel aansluiting te zoeken bij (gedeeltelijk) het draaiboek in combinatie met een gedeelte (voor wat betreft de onderzoeksperiode van het rechtshulpverzoek) en dat de rest van de gegevens geretourneerd moet worden aan klager. Uiterst subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat alleen de stukken mogen worden verstrekt waarvoor klagers toestemming hebben verleend.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het bedoelde verlof gevorderd en zich verzet tegen teruggave van de in beslaggenomen goederen en voorwerpen en heeft daartoe aangevoerd dat de stukken en goederen in beslag zijn genomen op basis van en rechtshulpverzoek. De raadsman heeft een kopie van de inbeslaggenomen stukken, dus voor de verdediging is bekend welke stukken in beslag zijn genomen. Tot op heden heeft de raadsman onvoldoende aangegeven welke van de in beslag genomen documenten privé-documenten bevatten dan wel andere documenten die volgens verdachte niet onder de reikwijdte van het rechtshulpverzoek zouden vallen. Verder heeft er naar aanleiding van de door de raadsman opgegeven namen van geheimhouders tot driemaal toe een schoningsoperatie van het digitale beslag plaatsgevonden. De officier van justitie heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kan worden om geheimhoudersstukken eruit te filteren.
De beoordeling
Toetsingskader
Bij de beoordeling van de vraag of het gevorderde verlof kan worden verleend, past de raadkamer het volgende toetsingskader toe. Indien het rechtshulpverzoek is gegrond op een verdrag - hier het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken d.d. 20 april 1959 (met aanvullende protocollen) - dient aan dat verzoek ingevolge artikel 552k, eerste lid, Sv zoveel mogelijk het verlangde gevolg te worden gegeven. Deze bepaling dient aldus te worden verstaan dat slechts van inwilliging van het verzoek kan worden afgezien, indien zich belemmeringen van wezenlijke aard voordoen, die voortvloeien uit het toepasselijke verdrag onderscheidenlijk de wet, in het bijzonder artikel 552l Sv, dan wel indien door de inwilliging van het rechtshulpverzoek wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van Nederlands strafprocesrecht.
Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer vast dat de vordering is gebaseerd op het - hierboven genoemde - toepasselijke verdrag, dat het rechtshulpverzoek is uitgegaan van een bevoegde autoriteit en dat de vordering ook overigens voldoet aan de ter zake geldende wet- en regelgeving.
Artikel 552p Sv heeft betrekking op de overdracht van stukken van overtuiging en gegevensdragers. Onder stukken van overtuiging in de zin van het Verdrag dienen te worden verstaan voorwerpen die naar het oordeel van de rechterlijke autoriteiten van het verzoekende land kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen in de procedure waar het rechtshulpverzoek betrekking op heeft. Ook wanneer stukken van overtuiging in de zin van het Verdrag anders dan in overwegende mate kunnen dienen voor het aan de dag brengen van de waarheid, verzet het Verdrag noch de wet zich tegen het verlenen van verlof (Hoge Raad 12 juni 1984, ECLI:NL:HR:1984:AC2549). Voldoende is dat de inbeslaggenomen stukken van overtuiging een rol kunnen spelen in de waarheidsvinding. Dit betekent dat de door de raadkamer te verrichten toets in zoverre beperkt is.
De raadkamer stelt vast dat zowel fysieke als digitale gegevens in beslag zijn genomen. De raadkamer zal het fysieke en digitale gedeelte van het beslag hierna apart bespreken.
Fysiek beslag
(…)
Digitaal beslag
Over het digitale gedeelte van het beslag overweegt de raadkamer als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de FIOD van 16 oktober 2019 blijkt dat de in beslaggenomen digitale gegevensdragers zijn doorzocht op de volgende zoektermen ‘ [A] ', ‘ [A] ' en ‘ [A] ’. De bestanden die matchen met die zoektermen zijn vervolgens geselecteerde en gekopieerd in een zogenaamd image bestand. Vervolgens zijn deze gegevens geschoond van vermoedelijke geheimhoudersgegevens. Van deze geschoonde gegevens is opnieuw een image gemaakt. Naar aanleiding van een zestal door de raadsman opgegeven namen van vermoedelijke geheimhouders zijn de digitale bestanden op deze image opnieuw op 4 april 2019 geschoond. Vervolgens is er op verzoek van de Raadsman nog een zoekslag toegepast met enige wijzigingen in de spelling van deze namen. Tot slot zijn de digitale bestanden op 4 juni 2019 nogmaals geschoond op een tweetal extra namen.
Op verzoek van de rechter-commissaris heeft de officier van justitie aan de verdediging een harde schijf verstrekt met de, na voornoemde schoningsacties geselecteerde stukken. Deze heeft de verdediging kunnen bekijken. Uit de e-mail van de raadsman van 11 februari 2020 en het verhandelde ter terechtzitting begrijpt de raadkamer dat dit ook gebeurd is.
Op grond van het voorgaande constateert de raadkamer dat het digitale beslag is onderzocht en op relevantie is gefilterd naar aanleiding van een aantal zoektermen. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat deze direct verband hebben / voortvloeien uit het rechtshulpverzoek. Gelet op de hierboven genoemde beperkte toets is de raadkamer van oordeel dat deze zoektermen voldoende specifiek zijn. De raadkamer is het niet eens met de stelling van de verdediging dat de zoektermen onvoldoende specifiek zouden zijn, omdat hierin de naam ‘ [A] ’ is gebruikt en de verdediging in al zijn bedrijven zijn eigen naam gebruikt. Enkel de naam [A] betreft immers niet een van de gebezigde zoektermen. Deze naam is gecombineerd met [A] in de zin van ‘ [A] ’ of ‘ [A] ’.
Dat er na filtering een groot aantal stukken is overgebleven betekent niet dat deze stukken niet relevant zijn voor het rechtshulpverzoek. De stelling van de verdediging dat het, gelet op de grote omvang van het digitale bestand, aan de officier van justitie is om per inbeslaggenomen stuk aan te geven waarom dit van belang is voor het rechtshulpverzoek vindt geen steun in het recht. De raadkamer verwijst in dit kader naar het arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BO0087).
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de inbeslaggenomen stukken een groot aantal privé-gegevens bevatten. De echtgenote van [klager ] , en ook anderen maken namelijk ook gebruik van de computers van het bedrijf. De raadkamer is van oordeel dat deze enkele stelling onvoldoende is. De verdediging beschikt sinds begin van dit jaar over een harde schijf met daarop de na schoning overgebleven digitale stukken en heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om deze stukken te bekijken en specifiek aan te geven welke stukken naar haar oordeel niet behoren te worden overgedragen. Dit heeft zij niet gedaan. Dat dit, gelet op de omvang van het digitale beslag, niet van de verdediging gevergd kan worden, zoals de raadsman heeft gesteld, volgt de raadkamer niet. Evenmin volgt de raadkamer de raadsman waar deze stelt dat voor het doorzoeken van de image een IT-programma ter waarde van € 200,- dient te worden aangeschaft. Wat ook daarvan zij, onweersproken heeft de officier van justitie aangevoerd dat de FIOD bij de raadsman langs is geweest met een kopie van het geschoonde beslag op een harde schijf plus apparatuur en tools om het beslag te kunnen doorzoeken waarbij hem is uitgelegd hoe het systeem werkt. Daaruit leidt de raadkamer af dat ook zonder de aanschaf van het IT-programma de bestanden voor [klager ] doorzoekbaar zijn. Daar komt bij, dat de bestanden van [klager ] , of zijn bedrijven, zijn. Hij wordt geacht te weten welke de bestanden zijn, die naar zijn oordeel privébestanden, bestanden van geheimhouders of anderszins voor het rechtshulpverzoek niet relevante bestanden zijn. [klager ] is aldus in staat om een gedetailleerde lijst aan de officier van justitie te verstrekken met die bestanden. Ondanks verzoek van de officier van justitie daartoe, heeft [klager ] dat niet gedaan. Dat na de filtering stukken zijn overgebleven die buiten de in het rechtshulpverzoek genoemde onderzoeksperiode vallen brengt de raadkamer evenmin tot een ander oordeel. De officier van justitie heeft terecht opgemerkt dat die datering nog niet wil zeggen dat die stukken niet relevant zouden zijn voor het onderzoek.
Verder is de raadkamer van oordeel dat het (afgeleide) verschoningsrecht van verdachte voldoende is gewaarborgd. De verdediging is in de gelegenheid geweest om de namen van geheimhouders door te geven. Van deze gelegenheid heeft zij gebruik gemaakt, waarna er een drietal schoningsacties hebben plaatsgevonden. Tussen partijen is niet in geschil dat er zich van deze geheimhouders geen stukken meer in het beslag bevinden.
De stelling van de verdediging dat het gehele digitale beslag geschoond zou moeten worden op de zoektermen advocaat/advocatuur en notaris/notarissen volgt de raadkamer niet. De enkele omstandigheid dat deze woorden in een bestand voorkomen maakt immers nog niet dat het gaat om onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie. Het is eerst aan de verdediging om te onderbouwen waarom dit het geval zou zijn. De enkel geponeerde stelling acht de raadkamer hiertoe onvoldoende.
De raadkamer is dan ook van oordeel dat de in beslag genomen digitale stukken die na schoningen zijn overgebleven stukken van overtuiging betreffen. De raadkamer zal met betrekking tot deze data verlof verlenen.
Verzoek om aanhouding
De raadkamer ziet geen aanleiding de behandeling van de verlofaanvraag aan te houden dan wel terug te verwijzen naar de rechter-commissaris teneinde de verdediging in de gelegenheid te stellen de data inhoudelijk te beoordelen op relevantie dan wel de vraag of er zich nog geheimhoudersstukken tussen de data bevinden. Zoals hierboven uiteen gezet heeft de verdediging ruimschoots de gelegenheid gehad om het digitale beslag te bestuderen en aan te geven welke bestanden verwijderd dienen te worden. De raadkamer wijst het verzoek van de verdediging dan ook af. Nu het gevraagde verlof wordt verleend wijst de raadkamer de meer subsidiaire verzoeken van de verdediging eveneens af.
De beslissing
De raadkamer:
- wijst het verzoek toe;
- verleent verlof aan de rechter-commissaris om aan de officier van justitie bij deze raadkamer op de voet van het bepaalde in artikel 552p (oud) van het Wetboek van Strafvordering, ter beschikking te stellen de, ter uitvoering van het verzoek om rechtshulp d.d. 4 september 2017 ter overdracht aan de verzoekende Roemeense autoriteiten de in beslag genomen voorwerpen:
- de op bijlage I genoemde schriftelijke / papieren stukken van overtuiging;
- de op bijlage I genoemde (definitieve en uitgefilterde data uit) de digitale gegevensdragers.
- verleent voornoemd verlof onder het voorbehoud dat bij afgifte aan de Roemeense autoriteiten wordt bedongen dat voornoemde stukken van overtuiging zullen worden terug gezonden zodra daarvan het voor strafvordering nodige gebruik is gemaakt.
(…)
Bijlage I
Ten aanzien van de locatie aan de [c-straat 1] te [plaats]
• A.01.01.001
Ten aanzien van de locatie aan de [a-straat 1] te [plaats]
• B.01.02.001
• B.01.02.002
• B.01.03.004
• B.01.04.001
• B.01.03.002
• B.01.03.003
• B.01.03.001
• B.01.05.001
• B-D-BST-001 (digitaal beslag: image);
• B-D-BST-002 (digitaal beslag: image)
• B-D-BST-003 (digitaal beslag: image)
• B-D-BST-004 (digitaal beslag: image)
• B-D-BST-005 (digitaal beslag: image)
• B-D-NAS-001 (digitaal beslag: image)
• B-D-PC-001-HD1 (digitaal beslag: image)”
4.5.
De tussenbeschikking van 12 juli 2019 hield, voor zover van belang, het volgende in:
“Het standpunt van verdediging
Tijdens het onderzoek in raadkamer heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de zaak moet worden aangehouden en naar de rechter-commissaris moet worden verwezen zodat erop kan worden toegezien dat er geen geheimhoudersstukken en privédocumenten aan de Roemeense autoriteiten worden verstrekt. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard en dat de vordering moet worden afgewezen. Meer subsidiair heeft de raadsman gesteld dat het rechtshulpverzoek moet worden beperkt tot de gegevens die door de DLAF zijn gevorderd en de rest van de gegevens geretourneerd moet worden aan klagers. Uiterst subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat alleen de stukken mogen worden verstrekt waarvoor verdachte toestemming heeft verleend.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het bedoelde verlof gevorderd en hij heeft zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen goederen en voorwerpen en heeft daartoe aangevoerd dat de stukken en goederen in beslag zijn genomen op basis van een rechtshulpverzoek. Verdachte heeft een kopie van de inbeslaggenomen stukken, dus voor hem is bekend welke stukken in beslag zijn genomen. De raadsman heeft onvoldoende aangegeven welke stukken geheimhoudersstukken betreffen en om die reden geretourneerd zouden moeten worden. Het is daarnaast ondoenlijk om alle digitale stukken na te lopen om te bezien of het een privédocument is. Dit legt een te groot beslag op de opsporingscapaciteit.
De beoordeling
De Roemeense justitiële autoriteiten hebben krachtens het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken (20 april 1959) een rechtshulpverzoek, gedateerd 4 september 2017, gedaan aan de Nederlandse autoriteiten inzake een in Roemenië lopend strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte. Deze verdenking houdt- kort gezegd- in valsheid in geschrift, en het rechtshulpverzoek strekt tot het in beslag nemen en overdagen van stukken van overtuiging.
In het kader van dit verzoek is door de rechter-commissaris op 19 december 2018 een doorzoeking ter inbeslagname verricht op meerdere locaties, waarbij een groot aantal documenten in beslag is genomen. De raadkamer overweegt dat bij de doorzoeking op 19 december 2018 meer documenten in beslag zijn genomen dan waarop het Roemeense rechtshulpverzoek betrekking heeft. Immers, meerdere gegevensdragers met alle daarop staande documenten zijn in beslag genomen. Door verdachte is gesteld dat er ook meerdere privéfoto’s en documenten in beslag zijn genomen. Door de officier van justitie is hieromtrent aangevoerd dat het ondoenlijk is om alle bestanden te controleren om te kijken of het een privébestand is, omdat dit een te groot beslag op de capaciteit van de opsporing legt.
Het rechtshulpverzoek ziet op een specifiek aantal bestanden. Beslaglegging in het kader van het rechtshulpverzoek is in beginsel alleen mogelijk ten aanzien van deze bestanden. Voor de overige bestanden bestaat er immers geen wettelijke basis voor het leggen van beslag. Dat het veel werk is om dit uit te zoeken doet daaraan niet af.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de bestanden die niet genoemd worden in het rechtshulpverzoek, ook niet aangemerkt kunnen worden als stuk van overtuiging zoals bedoeld in artikel 552p van het Wetboek van Strafvordering en niet overgedragen kunnen worden aan de Roemeense autoriteiten.
Nu de raadkamer niet beschikt over een volledig overzicht van de inbeslaggenomen stukken en documenten, kan niet beoordeeld worden in hoeverre (en welk deel van)de beslaglegging rechtmatig is en of/welke stukken overgedragen mogen worden aan Roemenië.
Gezien het voorgaande is de raadkamer van oordeel dat het onderzoek en de verdere behandeling van het klaagschrift en verlofschrift moeten worden heropend zodat het Openbaar Ministerie in de gelegenheid wordt gesteld om de stukken, zoals genoemd in het rechtshulpverzoek, en welke voldoen aan alle wettelijke criteria omtrent beslaglegging en overdracht, in kaart te brengen. De raadkamer acht het in het kader van de voortvarendheid, wenselijk dat een rechter-commissaris toeziet op het tijdig opstellen en verstrekken van deze lijst. Verdachte zal vervolgens aan de hand van deze lijst zijn standpunt omtrent overdracht kenbaar kunnen maken.
De raadkamer zal het onderzoek hiertoe heropenen en aanhouden voor onbepaalde tijd.
De raadkamer zal de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris, opdat deze erop toeziet dat door de officier van justitie een lijst wordt opgesteld en aangeleverd met de stukken en documenten waarop het rechtshulpverzoek ziet en welke volgens de officier van justitie overgedragen kunnen worden aan Roemenië, en voorts datgene te doen wat de rechter-commissaris verder voor het onderzoek noodzakelijk acht.
De beslissing
De raadkamer:
heropent het onderzoek;
schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd;
verwijst het dossier naar de rechter-commissaris om erop toe te zien dat door de officier van
justitie een lijst wordt opgesteld met stukken en documenten waarop het rechtshulpverzoek
betrekking heeft, zoals hiervoor omschreven.”
4.6.
In de toelichting op de eerste klacht van het middel wordt allereerst aangevoerd dat de rechtbank niet heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers na haar tussenbeschikking van 12 juli 2019 opnieuw zijn gefilterd/doorzocht. Dat de rechtbank in de beschikking verlof verleent om alle in bijlage 1 bij de beschikking genoemde stukken van overtuiging en gegevens over te dragen is volgens de steller van het middel onbegrijpelijk, omdat zich hieronder onverminderd de gegevens bevinden waarvan de rechtbank in de tussenbeschikking nog oordeelde dat er “geen wettelijke basis [bestaat] voor het leggen van beslag” en die niet “aangemerkt kunnen worden als stuk van overtuiging zoals bedoeld in artikel 552p van het Wetboek van Strafvordering”. Uit de gedingstukken zou niet volgen dat deze gegevens na het wijzen van de tussenbeschikking (opnieuw) op relevantie zijn gefilterd, al dan niet aan de hand van (nadere) zoektermen.
4.7.
In de tussenbeschikking van 12 juli 2019 heeft de rechtbank overwogen dat bij de doorzoeking op 19 december 2018 meer documenten in beslag zijn genomen dan waarop het Roemeense rechtshulpverzoek betrekking heeft, nu er immers meerdere gegevensdragers met alle daarop staande documenten in beslag zijn genomen. Omdat de rechtbank niet beschikte over een volledig overzicht van de inbeslaggenomen stukken en documenten was zij niet in staat om te beoordelen in hoeverre (en welk deel van) de beslaglegging rechtmatig is en/of welke stukken aan Roemenië mogen worden overgedragen. Gelet daarop is het onderzoek heropend teneinde het Openbaar Ministerie in de gelegenheid te stellen om de stukken, genoemd in het rechtshulpverzoek en welke voldoen aan alle wettelijke criteria omtrent beslaglegging en overdracht, in kaart te brengen. Aan de hand van deze lijst zou de verdediging vervolgens haar standpunt omtrent overdracht kenbaar kunnen maken.
4.8.
In de vordering verlof van 21 februari 2019, zoals is weergegeven onder 4.3, wordt verlof gevorderd ten aanzien van het resterende beslag zoals genoemd in het proces-verbaal van de FIOD/Belastingdienst van 18 februari 2019 (AMB-006). Dit proces-verbaal houdt, voor wat betreft het digitale beslag, het volgende in:
“Er is door verbalisant F. van der Ploeg, opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD van kantoor Zwolle, een proces-verbaal opgemaakt met betrekking tot het veiligstellen en beschikbaar stellen van digitale gegevens. Dit betreft AMB-004. Hierop worden vermeld de aangetroffen gegevens(dragers) en de daaraan verrichte handelingen. Deze gegevens zijn vervolgens op een externe harde schijf van FITT FIOD geplaatst.
In het kader van een rechtshulpverzoek worden digitale gegevens door de medewerkers van het digiteam van de FIOD niet digitaal beschikbaar gesteld aan rechercheurs. Er is daarom niet door mij gezocht in het digitale beslag. Indien de raadsman van [klager ] dit wenst, dan is het technisch mogelijk dat de raadsman zelf aangeeft waar zich de geheimhoudersstukken bevinden. Ik heb de digitale gegevens niet kunnen inzien, hierdoor kan ik niet aangeven waar deze gegevens uit bestaan. Wel kan ik de omschrijving zien die het digiteam heeft gegeven aan de overgenomen gegevens
Het gaat om de volgende gegevens:
B-D-BST-001 backup [… 1] Boekhouding
B-D-BST-002 ACCOUNTS BACKIP ON NAS
B-D-BST-003 Export fip op NAS
B-D-BST-004 emailfiles on NAS
B-D-BST-005 crediteuren_uitdraaien [klager 7]
B-D-NAS-001 files from ‘fakturen’ and ‘woodcutter [A] ’
B-D-PC-001-HD1 Harddisk uit HD 01 uit lenovo Desktop
De digitale gegevens welke veilig zijn gesteld, zijn beperkt als gevolg van een gerichte zoekmethode. Daardoor zijn niet alle gegevens overgenomen.”
4.9.
Het proces-verbaal AMB-004 [1] van 20 december 2018 houdt voorts, voor zover van belang, het volgende in:
“Gegevens(dragers) en daaraan verrichte handelingen
Hieronder zijn de aangetroffen gegevens(dragers) en de daaraan verrichte handelingen vermeld. Voor een toelichting op de daarbij gebruikte hard-en software wordt verwezen naar de toelichting op de laatste bladzijde van dit proces-verbaal.
Object B [klager ] BV [a-straat 1] [plaats]
B-D-BST-001 backup [… 1] boekhouding
FTK image – 62306-B-D-BST-001
B-D-BST-002 ACCOUNTS BACKIP ON NAS
FTK image – 62306-B-D-BST-002
B-D-BST-003 Export fip op NAS
FTK image – 62306-B-D-BST-003
B-D-BST-004 emailfiles on NAS
FTK image – 62306-B-D-BST-004
B-D-BST-005 crediteuren_uitdraaien [klager 7]
Kopieren – 62306-B-D-BST-005
B-D-NAS-001 files from ‘fakturen’ and ‘woodcutter [A] ’
FTK image – 62306-B-D-NAS-001
B-D-PC-001-HD1 Harddisk uit HD 01 uit lenovo Desktop
Falcon image – 62306-B-D-PC-001”
4.10.
Uit de bestreden beschikking blijkt dat de lijst waar de rechtbank in haar tussenbeschikking om heeft verzocht is neergelegd in het proces-verbaal van bevindingen van de FIOD van 16 oktober 2019. Dit proces-verbaal houdt het volgende in:
“Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , opsporingsambtenaar, werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD
verklaar het volgende:
Algemeen
Op woensdag 19 december 2018 heb ik assistentie verleend in het onderzoek 62306 [A] Deze assistentie bestond uit het overnemen en beschikbaar stellen van digitale gegevens.
Doel van mijn ondersteuning was het ten behoeve van het onderzoek veiligstellen van eventueel aanwezige digitale gegevens.
Van mijn werkzaamheden aldaar heb met collega [verbalisant 2] proces verbaal opgemaakt en
getekend op 20 december 2018. (AMB-002)
Ter nadere toelichting verklaar ik het volgende over respectievelijk de volgende veiliggestelde bestanden:
De aanwezige NAS-server is tijdens de doorzoeking doorzocht op relevante gegevens met behulp met het programma File Locator Pro, op het voorkomen van de zoektermen: " [A] ”, [A] en " [A] "
Na het kopiëren zijn de bestanden opgenomen in een zogenaamd image bestand, waarna de gegevens zijn 'geschoond' van vermoedelijke geheimhoudersgegevens. Een image is een bestand die alle gegevens van een datadrager bevat.
Van de geschoonde gegevens zijn opnieuw images gemaakt. Deze bevatten de volgende gegevens:
62306 - [A] - Obj A geschoond.ad1
Dit betreft email gegevens die door collega [verbalisant 2] zijn gekopieerd op het adres [c-straat 1] [plaats] . Het gaat om de volgende email-verzamelbestanden:
(…): 315 emailberichten waarvan naar schatting 60 met bijlage
archive.pst:107 emailberichten waarvan naar schatting 90 met bijlage
(…) - [… 1] .ost: 5938 emailberichten waarvan naar schatting 500 met bijlage
Outlook-gegevensbestand- [… 1] .pst: xxx emailberichten waarvan naar schatting xxx met bijlage
62306- [A] - Obj B geschoond.ad1
Gegevens van de NAS-Server:
E-Mail Archief:
Archief 1.pst:4686 emailberichten waarvan met naar schatting 8445 bijlagen
Archief 2.pst: 1672 emailberichten waarvan met naar schatting 3359 bijlagen
Archive oud 2009.pst: 3780 emailberichten waarvan met naar schatting 2906 bijlagen
Archive oud 2012.pst: 633 emailberichten waarvan met naar schatting 933 bijlagen
Backup:
Backupgegevens [… 1]
Dit betreft bestanden van het financiële administratie programma [… 1] .
Met deze bestemden zijn financiële administraties op een computer terug te bouwen. Ze zijn veelal niet leesbaar, afdrukken zou zinloos zijn
Mijn documenten:
Het betreft hier documenten aangetroffen in de mappen “Factuur" en " [A] "
Het gaat om 879 bestanden
Mappen met datumaanduiding en mappen met aanduiding dagen van de week:
Dit zijn backup bestanden van het financiële administratie programma [… 1] . Ook hiervoor geldt:
Met deze bestanden zijn financiële administraties op een computer terug te bouwen. Ze zijn veelal niet leesbaar, afdrukken zou zinloos zijn
Disk Image:
Dit is een image van een aangetroffen computer met een Windows 7 besturingssysteem
Deze bevat 37129 documenten, (doc, xls en pdf), en 30333 emails met 51897 bijlagen
Resultaat
Uitgaande van een gemiddelde van 3 pagina's per mail/bijlage dan wel document, betreft het naar (ruwe) schatting 153662 af te drukken pagina's.
Gebaseerd op een standaard pak kopieerpapier (500 vel, 5,5cm dik) levert het afdrukken van deze
documenten naar schatting minimaal 50 meter papier op, of, indien tweezijdig afgedrukt, 25 meter.”
4.11.
Gelet op de inhoud van de onder 4.8 t/m 4.10 weergegeven stukken volg ik de steller van het middel niet in zijn standpunt dat zich onder de (digitale) gegevens waarvoor verlof is verleend onverminderd de gegevens bevinden waarvan de rechtbank in de tussenbeschikking nog oordeelde dat er “geen wettelijke basis [bestaat] voor het leggen van beslag” en die niet “aangemerkt kunnen worden als stuk van overtuiging zoals bedoeld in artikel 552p van het Wetboek van Strafvordering”. Immers, ten tijde van het wijzen van de tussenbeschikking op 12 juli 2019 was het voor de rechtbank nog onvoldoende duidelijk op welke specifieke digitale gegevens de vordering als bedoeld in art. 552p, tweede lid, (oud) Sv betrekking had. De beslaglegging zag namelijk op meerdere gegevensdragers met alle daarop staande documenten, terwijl de vordering tot verlofverlening op dit punt niet meer inhield dan vermelding van een zevental gegevens(dragers) met de toevoeging “(digitaal beslag: image)”. Over de specifieke inhoud van die gegevens is eerst door het - na de tussenbeschikking opgemaakte - proces-verbaal van bevindingen van 16 oktober 2019 meer duidelijkheid gekomen. Uit dat proces-verbaal blijkt van een reeds op 19 december 2018 aan de inbeslaggenomen gegevensdragers verricht onderzoek, bestaande uit een filtering op (aan het rechtshulpverzoek ontleende) zoektermen en schoning op vermoedelijke geheimhoudersgegevens. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat op de daarvan gemaakte image-bestanden voorafgaand aan de tussenbeschikking nog een drietal schoningsacties op namen van vermoedelijke geheimhouders heeft plaatsgevonden, terwijl de beschikking inhoudt dat de in beslag genomen digitale stukken die na schoningen zijn overgebleven stukken van overtuiging betreffen en met betrekking tot deze data verlof wordt verleend. Het dictum van het bestreden arrest houdt ook in dat verlof wordt verleend voor de op bijlage 1 genoemde (definitieve en uitgefilterde data uit de) digitale gegevensdragers. Overigens merk ik op dat uit de tussenbeschikking niet blijkt dat de heropening van het onderzoek ertoe strekte dat de gegevens(dragers) opnieuw op relevantie moesten worden gefilterd. De eerste deelklacht faalt.
4.12.
Voorts wordt betoogd dat het oordeel van de rechtbank dat de gegevens die na toepassing van de zoektermen zijn overgebleven kunnen worden aangemerkt als voorwerpen of gegevens die (al dan niet) in onderlinge samenhang kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen niet begrijpelijk is, in aanmerking genomen dat de raadsman van de klager in raadkamer van 19 oktober 2020 heeft opgemerkt dat (na toepassing van de zoektermen nog steeds) sprake was van een zeer groot aantal gegevens, terwijl de rechtbank in haar tussenbeschikking zelf heeft vastgesteld dat het rechtshulpverzoek slechts “ziet op een specifiek aantal bestanden”, welke feitelijke vaststelling gelet op de inhoud van het rechtshulpverzoek niet onbegrijpelijk zou zijn. Dat de rechtbank overweegt dat de zoektermen “voldoende specifiek” zijn en dat zij “het niet eens [is] met de stelling van de verdediging dat de zoektermen onvoldoende specifiek zijn, omdat hierin de naam “ [A] ” is gebruikt” nu “deze naam is gecombineerd met [A] in de zin van ‘ [A] of [A] ’, betekent niet dat alle (153.000) hits kunnen worden aangemerkt als voorwerpen of gegevens die (al dan niet) in hun onderlinge samenhang kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Volgens de steller van het middel heeft in de situatie dat in het rechtshulpverzoek wordt gevraagd om meer of minder specifieke documenten te gelden dat slechts deze documenten kunnen worden aangemerkt als stukken van overtuiging. Daaraan zou het bepaalde in HR 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:486 (rov. 5.6.2.) niet afdoen. Ook wordt nog opgemerkt dat de rechtbank niets heeft vastgesteld over de reikwijdte van het rechtshulpverzoek en/of de inhoud van de aangetroffen gegevens, terwijl in het rechtshulpverzoek slechts is verzocht om de contracten tussen [A] en ondernemingen van klager als ook om door [klager 7] BV gesloten contracten voor loggingdiensten.
4.13.
Bij de beoordeling van deze klachten moet worden vooropgesteld dat verlof als bedoeld in artikel 552p lid 2 (oud) Sv kan worden verleend als sprake is van stukken van overtuiging en gegevensdragers houdende gegevens die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen in de procedure waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft. Mede gelet op het uitgangspunt dat ingevolge artikel 552k lid 1 (oud) Sv aan rechtshulpverzoeken als de onderhavige zoveel mogelijk het verlangde gevolg moet worden gegeven, komt de rechter slechts een marginale toetsing toe bij de vraag of aan die maatstaf is voldaan. Indien verlofverlening wordt gevorderd voor een groot aantal verschillende voorwerpen of gegevens, kan de rechter tot het oordeel komen dat die voorwerpen of gegevens in hun onderlinge samenhang kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen en dat zij daarom voor gezamenlijke overdracht in aanmerking komen. Artikel 552p lid 2 (oud) Sv vereist in zo’n geval niet dat ieder voorwerp of gegeven afzonderlijk als zodanig kan dienen. Ingeval een groot aantal voorwerpen of gegevens in beslag is genomen zonder dat die onderlinge samenhang voldoende duidelijk blijkt, ligt het in de rede dat een zekere selectie plaatsvindt, zodat het overblijvende samenstel van voorwerpen of gegevens zoveel mogelijk komt te bestaan uit voor de uitvoering van het rechtshulpverzoek relevante voorwerpen of gegevens die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. Een dergelijke selectie kan worden gemaakt aan de hand van bijvoorbeeld de inhoud van het rechtshulpverzoek of aan de hand van zoektermen die door de verzoekende autoriteiten zijn aangereikt. Dat ook na een dergelijke selectie niet met zekerheid valt uit te sluiten dat zich onder de voor overdracht in aanmerking komende voorwerpen of gegevens ook nog voorwerpen of gegevens bevinden die niet relevant zijn voor het met het rechtshulpverzoek beoogde doel, staat op zichzelf niet aan verlofverlening in de weg. [2]
4.14.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking vastgesteld dat de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers zijn doorzocht op de zoektermen “ [A] ”, “ [A] ” en “ [A] ”. Deze zoektermen zouden volgens de officier van justitie direct verband hebben c.q. voortvloeien uit het rechtshulpverzoek. Uitgaande van het uitgangspunt dat voldoende is dat de inbeslaggenomen stukken van overtuiging een rol kunnen spelen in de waarheidsvinding, oordeelt de rechtbank dat genoemde zoektermen voldoende specifiek zijn. Dat oordeel komt mij niet onbegrijpelijk voor, in aanmerking genomen dat genoemde termen worden genoemd in het rechtshulpverzoek, in het bijzonder onder punt V en VI. Uit het onder 4.13 genoemde arrest volgt bovendien dat een selectie kan worden gemaakt aan de hand van de inhoud van het rechtshulpverzoek. Het oordeel van de rechtbank dat de omstandigheid dat er na filtering een groot aantal stukken is overgebleven niet betekent dat deze stukken niet relevant zijn voor het rechtshulpverzoek komt mij, in het licht van hetgeen onder 4.13 is vooropgesteld, evenmin onbegrijpelijk voor. Daaruit volgt immers dat de omstandigheid dat na een selectie niet met zekerheid valt uit te sluiten dat zich onder de voor overdracht in aanmerking komende voorwerpen of gegevens ook nog voorwerpen of gegevens bevinden die niet relevant zijn voor het met het rechtshulpverzoek beoogde doel, op zichzelf niet aan verlofverlening in de weg staat. Ook deze onderdelen van het middel falen. Het oordeel van de rechtbank dat de in beslag genomen digitale stukken die na schoningen zijn overgebleven voor de uitvoering van het rechtshulpverzoek relevante gegevens betreffen die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
4.15.
De tweede klacht van het middel komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het aan de verdediging was om aan te geven welke specifieke stukken niet mochten worden overgedragen. Dit oordeel getuigt volgens de steller van het middel van een onjuiste rechtsopvatting voor zover wordt verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BO0087), omdat uit dit arrest niet een dergelijke taak voor de verdediging voortvloeit. Ook zou dit oordeel onbegrijpelijk zijn, nu uit het proces-verbaal van de raadkamer van 19 oktober 2020 blijkt dat de verdediging aldaar heeft opgemerkt dat “het [gewoon niet] lukt (…) om 153.000 bestanden door te kijken in 8 maanden” en de verdediging beargumenteerd heeft betoogd welke gegevens van de verlofverlening dienden te worden uitgesloten (t.w. documenten waarom de Roemeense autoriteiten niet hebben verzocht, privé-correspondentie van klager en documenten die anderszins (qua onderzoeksperiode) buiten de reikwijdte van het rechtshulpverzoek vallen).
4.16.
De tweede klacht van het middel berust mijns inziens op een onjuiste lezing van het bestreden arrest voor zover wordt geklaagd dat het arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BO0087) geen steun biedt voor de opvatting dat het aan de verdediging is om aan te geven welke specifieke stukken niet mogen worden overgedragen. Immers, de rechtbank verwijst naar dit arrest in relatie tot de stelling van de verdediging dat het - gelet op de grote omvang van het digitale bestand - aan de officier van justitie is om per inbeslaggenomen stuk aan te geven waarom dit van belang is voor het rechtshulpverzoek. In genoemd arrest oordeelt de Hoge Raad dat de opvatting dat indien een computer in beslag is genomen waarop bestanden zijn opgeslagen, de officier van justitie zijn vordering nader moet onderbouwen in die zin dat hij specifiek moet vermelden welke van die bestanden voor het onderzoek waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft van belang zijn, geen steun vindt in het recht. De rechtbank leest daarin niet omgekeerd een verplichting voor de verdediging.
4.17.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat de enkele stelling van de verdediging dat de inbeslaggenomen stukken een groot aantal privé-gegevens bevatten omdat de echtgenote van [klager ] en ook anderen gebruik van de computers van het bedrijf maken, onvoldoende is. Dit oordeel is gestoeld op een viertal gronden, te weten dat (i) de verdediging ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om de sinds het begin van 2020 aan haar verstrekte harde schijf met de na schoning overgebleven digitale stukken te bekijken en specifiek aan te geven welke stukken naar haar oordeel niet behoren te worden overgedragen maar dit niet heeft gedaan, (ii) de omvang van het digitale beslag daaraan niet in de weg staat, (iii) de bestanden ook zonder de aanschaf van een IT-programma doorzoekbaar zijn, (iv) [klager ] , hoewel hij geacht kan worden te weten welke bestanden naar zijn oordeel privébestanden, bestanden van geheimhouders of anderszins voor het rechtshulpverzoek niet relevante bestanden zijn, niet heeft voldaan aan het verzoek van de officier van justitie een gedetailleerde lijst te verstrekken. Door aldus te overwegen heeft de rechtbank mijns inziens in toereikende mate op het standpunt van de verdediging gereageerd. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk. Ten aanzien van het standpunt van de verdediging dat documenten zijn overgebleven die qua onderzoeksperiode buiten de reikwijdte van het rechtshulpverzoek vallen heeft de rechtbank overwogen dat, zoals ook door de officier van justitie was opgemerkt, die datering nog niet wil zeggen dat die stukken niet relevant zouden zijn voor het onderzoek. Dat oordeel komt mij, mede tegen de achtergrond van het onder 4.13 vooropgestelde kader, evenmin onbegrijpelijk voor.
4.18.
De overige klacht van het middel houdt in dat de aan de afwijzing van het aanhoudingsverzoek c.q. verzoek tot verwijzing naar de rechter-commissaris ten grondslag liggende overwegingen dat “de verdediging ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om het digitale beslag te bestuderen en aan te geven welke bestanden verwijderd dienen te worden”, in het licht van het voorgaande, eveneens ontoereikend is. Gelet op de door mij voorgestelde uitkomsten van de eerste en tweede klacht, faalt dit onderdeel van het middel eveneens.
4.19.
Het middel faalt in al zijn onderdelen.

5.Het tweede middel

5.1.
Het middel klaagt dat het oordeel van de rechtbank dat het (afgeleide) verschoningsrecht van verdachte voldoende is gewaarborgd blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, althans niet begrijpelijk dan wel ontoereikend is gemotiveerd. Ook dit middel valt uiteen in een tweetal deelklachten. In de eerste plaats wordt geklaagd dat het oordeel van de rechtbank dat “tussen partijen niet in geschil [is] dat er zich van deze geheimhouders geen stukken meer in het beslag bevinden” niet begrijpelijk is. In de tweede plaats wordt geklaagd dat de rechtbank de juistheid van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd met betrekking tot de aanwezigheid van verschoningsgerechtigde stukken in het beslag in het midden heeft gelaten en er evenmin blijk van heeft gegeven hiernaar een nader onderzoek in te (laten) stellen. Ook wordt nog geklaagd dat de rechtbank het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de zaak en/of verwijzing naar de rechter-commissaris teneinde te beoordelen of er zich nog geheimhoudersstukken tussen de data bevinden heeft afgewezen op gronden die deze afwijzing niet kunnen dragen.
5.2.
De bestreden beschikking houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Verder is de raadkamer van oordeel dat het (afgeleide) verschoningsrecht van verdachte voldoende is gewaarborgd. De verdediging is in de gelegenheid geweest om de namen van geheimhouders door te geven. Van deze gelegenheid heeft zij gebruik gemaakt, waarna er een drietal schoningsacties hebben plaatsgevonden. Tussen partijen is niet in geschil dat er zich van deze geheimhouders geen stukken meer in het beslag bevinden.
De stelling van de verdediging dat het gehele digitale beslag geschoond zou moeten worden op de zoektermen advocaat/advocatuur en notaris/notarissen volgt de raadkamer niet. De enkele omstandigheid dat deze woorden in een bestand voorkomen maakt immers nog niet dat het gaat om onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie. Het is eerst aan de verdediging om te onderbouwen waarom dit het geval zou zijn. De enkel geponeerde stelling acht de raadkamer hiertoe onvoldoende.
De raadkamer is dan ook van oordeel dat de in beslag genomen digitale stukken die na schoningen zijn overgebleven stukken van overtuiging betreffen. De raadkamer zal met betrekking tot deze data verlof verlenen.
Verzoek om aanhouding
De raadkamer ziet geen aanleiding de behandeling van de verlofaanvraag aan te houden dan wel terug te verwijzen naar de rechter-commissaris teneinde de verdediging in de gelegenheid te stellen de data inhoudelijk te beoordelen op relevantie dan wel de vraag of er zich nog geheimhoudersstukken tussen de data bevinden. Zoals hierboven uiteen gezet heeft de verdediging ruimschoots de gelegenheid gehad om het digitale beslag te bestuderen en aan te geven welke bestanden verwijderd dienen te worden. De raadkamer wijst het verzoek van de verdediging dan ook af. Nu het gevraagde verlof wordt verleend wijst de raadkamer de meer subsidiaire verzoeken van de verdediging eveneens af.”
5.3.
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat volstrekt onduidelijk blijft om welke geheimhouders het gaat waar de rechtbank overweegt “dat tussen partijen niet in geschil [is] dat er zich van deze geheimhouders geen stukken meer in het beslag bevinden”. Volgens de steller van het middel was tijdens de raadkamerbehandeling van 19 oktober 2020 nog zonder meer “in geschil” of er zich nog geheimhoudersstukken in het beslag bevonden. Of, en zo ja in hoeverre, dit mogelijk niet (meer) het geval was in relatie tot
eerderdoor de verdediging opgegeven namen van geheimhouders zou niet uit de bestreden beschikking kunnen worden afgeleid. Volgens de steller van het middel was de rechtbank op dit punt tot een nadere motivering gehouden. Ook wordt betoogd dat het oordeel van de rechtbank “dat het (afgeleide) verschoningsrecht van verdachte voldoende is gewaarborgd” omdat de verdediging in de gelegenheid is geweest om de namen van geheimhouders door te geven, van deze gelegenheid gebruik heeft gemaakt en er een drietal schoningsacties hebben plaatsgevonden, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting dan wel niet begrijpelijk is, omdat hieruit niet kan volgen dat er zich geen verschoningsgerechtigde informatie meer onder de inbeslaggenomen gegevens bevindt ter zake waarvan de rechtbank verlof heeft verleend. Volgens de steller van het middel ligt in het standpunt van de raadsman dat hij het niet eens was met de gang van zaken en dat “dit (…) voorkomen [had] kunnen worden door de zoekterm advocaat toe te voegen” besloten dat er zich volgens de verdediging onder het beslag nog immer stukken bevinden die onder het professioneel verschoningsrecht vallen, wat er ook zij van hetgeen de rechtbank heeft overwogen in relatie tot namen van geheimhouders die de verdediging
eerderhad doorgegeven. De rechtbank had hierop dienen te responderen en naar de juistheid ervan zo nodig een nader onderzoek moeten (laten) instellen.
5.4.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers zijn doorzocht op een drietal zoektermen en de bestanden die matchen met die zoektermen zijn geselecteerd en gekopieerd in een zogenaamd image bestand. De gegevens zijn vervolgens
geschoond van vermoedelijke geheimhoudersgegevens. Van deze geschoonde gegevens is opnieuw een image gemaakt. [3] Door de verdediging was per brief van 6 maart 2019 verzocht om de correspondentie van klager(s) met alle advocaten in Roemenië van het kantoor ‘ [B] ”, waaronder - doch niet uitsluitend - [betrokkene 2] en [betrokkene 3] van het kantoor [C] en [ betrokkene 1] van [D] als geprivilegieerd aan te merken en niet ter beschikking van de Roemeense autoriteiten te stellen, omdat het geheimhoudersstukken zou betreffen. De digitale bestanden op de geschoonde image zijn vervolgens doorzocht op “ [B] ”, “ [betrokkene 2] ”, “ [betrokkene 3] ”, “ [C] ”, “ [ betrokkene 1] ” en “ [D] ”. [4] Bij brief van 2 mei 2019 heeft de raadsman verzocht om de juiste zoektermen, zoals genoemd in de brief van 6 maart 2019, te hanteren en bij de zoekslagen, zoals reeds was verzocht, alle geheimhouders van de betrokken kantoren te betrekken. Bij brief van 7 mei 2019 heeft de officier van justitie aan de raadsman laten weten dat wat betreft de zoektermen “ [B] ”, “ [betrokkene 3] ”, “ [C] ” een nieuwe zoekslag zal worden gemaakt, maar dat het verzoek om te zoeken op de namen van alle advocaten van “ [B] ” wordt afgewezen, omdat er geen namen worden genoemd, terwijl de naam van het kantoor wel als zoekterm is gebruikt. Bij brief van 7 mei 2019 heeft de raadsman een lijst met de namen van alle geheimhouders - waaronder de afgeleid verschoningsgerechtigden - van de drie advocatenkantoren overgelegd en verzocht de correspondentie met deze geheimhouders uit het dossier te verwijderen. De officier van justitie heeft bij brief van 13 mei 2019 aan de raadsman laten weten dat het simpelweg overpennen van lijsten met namen niet kan worden gekwalificeerd als een onderbouwing van de stelling dat er zich mogelijk verschoningsgerechtigde stukken in een beslag bevinden, met name omdat het niet goed voorstelbaar is dat klager contact heeft gehad met elke advocaat of notaris die bij de genoemde kantoren werkzaam is. De officier van justitie deelt de raadsman dan ook mede dat niet zal worden ingegaan op het verzoek. De raadsman heeft hierop bij brief van 16 mei 2019 gereageerd en medegedeeld dat hij verder geen zicht heeft op met wie klager heeft gecommuniceerd, anders dan in ieder geval de medewerker(s) van de kantoren, terwijl niet wordt uitgesloten dat overige advocaten ook betrokken kunnen zijn. De raadsman verzoekt nogmaals om genoemde namen aan de FIOD-medewerker door te geven zodat eventuele geheimhoudersstukken gefilterd kunnen worden. Nadien is bij brief van 22 mei 2019 verzocht om nog twee personen als geheimhouders te kwalificeren, te weten [betrokkene 4] (werkzaam geweest bij [C] ) en [betrokkene 5] (werkzaam bij [E] ) en wordt het verzoek gedaan deze namen door te geven aan de FIOD-medewerker teneinde de stukken uit de digitale gegevens te verwijderen. De schoning van het imagebestand op deze twee namen heeft op 4 juni 2019 plaatsgevonden. [5]
5.5.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het (afgeleide) verschoningsrecht van verdachte (klager) voldoende is gewaarborgd, nu de verdediging in de gelegenheid is geweest om de namen van geheimhouders door te geven en zij ook van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt, waarna een drietal schoningsacties heeft plaatsgevonden. Voorts overweegt de rechtbank dat tussen partijen niet in geschil is dat er zich van deze geheimhouders geen stukken meer in het beslag bevinden. Anders dan de steller van het middel meent, kan mijns inziens uit nagenoemde stukken in voldoende mate worden afgeleid dat de rechtbank met deze overweging het oog heeft op de acht namen die door de verdediging bij brieven van 6 maart 2019, 2 mei 2019 en 22 mei 2019 zijn opgegeven, zoals onder 5.4 is beschreven.
5.6.
De bestreden beschikking houdt in dat de rechter-commissaris bij e-mails van 19 december 2019 en 8 januari 2020 te kennen heeft gegeven dat zij van oordeel is dat het digitale beslag wordt geacht te passen binnen de grenzen van het Roemeense rechtshulpverzoek en zij heeft de verdediging verzocht aan te geven welke van de in beslag genomen stukken niet zouden passen binnen de kaders van het rechtshulpverzoek. Ook stelt de rechtbank vast dat de verdediging bij e-mail van 11 februari 2020 gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de rechter-commissaris waarna er tussen de officier van justitie en de verdediging nog verschillende e-mails zijn gewisseld over de in beslag genomen stukken. De e-mail van 11 februari 2020 houdt, voor wat betreft (de) geheimhouders(stukken), het volgende in:
“Geachte [betrokkene 6] ,
De ontvangen harde schijf van de FIOD heb ik globaal kunnen bekijken. (…) Ook kom ik namen van enkele geheimhouders tegen die niet door de verdediging zijn opgegeven, doch met de term advocaat / advocatuur of notaris / notarissen niet in het bestand zouden moeten voorkomen (dan wel gedeelten daarvan). Ik noem bijvoorbeeld: [F] , [betrokkene 7] , [betrokkene 8] ( [e-mailadres 1] ) en [betrokkene 9] ( [e-mailadres 2] ). Ik merk graag op dat alleen uit de omvang van de vastgelegde gegevens volgt dat onmogelijk sprake kan zijn van gegevens die door de Roemeense autoriteit worden verzocht.”
5.7.
Het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling van 19 oktober 2020 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“De voorzitter deelt mee:
De zaak is op 11 februari 2020 terugverwezen naar de rechter-commissaris met de bedoeling er samen uit te komen. De raadkamer heeft kennis genomen van alle stukken. Is er overeenstemming met betrekking tot de fysieke stukken?
De raadsman:
Er is geen sprake meer van geheimhoudersstukken.
De voorzitter:
De raadkamer heeft op 11 februari 2020 een mail ontvangen, ook gericht aan de officier van justitie en de raadsman, met betrekking tot een kopie van een harddisk. Is het gelukt de harddisk te bestuderen?
De raadsman:
Dat is niet helemaal gelukt; op enig moment zijn we gestopt. We hebben ook geprobeerd om er uit te komen, maar dat is niet gelukt. We zijn niet doorgegaan met het bestuderen van de harddisk vanwege de grootte er van.
De officier van justitie:
De harddisk betreft een geschoond bestand en dat is het stuk waarover beslist moet worden.
De raadsman voert het woord overeenkomstig een schriftelijk overgelegde notitie, die aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd.
De officier van justitie voert het woord overeenkomstig een overgelegde notitie, die aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd. De officier van justitie merkt daarnaast op dat de stelling van de raadsman geen reden is om de zaak nogmaals terug te verwijzen naar de rechter-commissaris. Daarnaast is er geen reden om de zaak nogmaals aan te houden.
De raadsman:
Ik heb geklaagd namens mijn cliënt, maar het gaat ook om [klager 2] . Dat staat ook in AMB003.
De officier van justitie:
Desgevraagd zeg ik u dat de image van de harddisk een exacte kopie is.
De raadsman:
Het klopt dat we hier nu al 2 jaar mee bezig zijn. Maar het gaat wel om 153.000 documenten. Ik kon deze documenten pas eind januari inhoudelijk bestuderen omdat ik toen pas de stukken kreeg. Ik was het niet eens met de mail van 11 februari 2020 omdat ik wist dat het niet zou lukken binnen deze tijd. Het gaat om een groot aantal stukken. Dit had voorkomen kunnen worden door de zoekterm advocaat toe te voegen. Voor zover ik mij kan herinneren betrof dit maar één stuk. Ik heb er niet echt uitvoerig naar gekeken. De vraag is waarom er nooit een inhoudelijke reactie van het Openbaar Miniserie is gekomen. Het enige wat ze zeggen is dat er geschoond is. Nu zijn we maanden verder en is er geen proces-verbaal van de FIOD of van de officier van justitie met betrekking tot dit punt. Het lukt gewoon niet om 153.000 bestanden door te kijken in 8 maanden. Daar komt nog bij dat dit mijn cliënt nu al duizenden euro’s heeft gekost. Ik heb vrij kort na 11 februari contact gehad met de officier van justitie. Kort daarna ontving ik een uitnodiging, maar dat is uitgesteld door corona. De rechtbank had een duidelijke opdracht gegeven met betrekking tot de zoektermen en die hebben we ook gebruikt. Het probleem is dat mijn cliënt zijn eigen naam voor alle bv’s gebruikt, dus in alle documenten staat iets met [A] . Voor de verdediging is het onmogelijk deze lijst door te gaan.
De officier van justitie:
De raadsman legt nu wel heel veel op het bordje van het Openbaar Ministerie, de bal lag echter bij de verdediging.
De beslagene:
Het beslag op de spullen had niet gehoeven. Het is voor mij een drukke tijd met de corona en mijn moeder is ook nog eens overleden. Ik ben geen jurist en ik ken alle termen niet.”
5.8.
De door de raadsman van klager in raadkamer van 19 oktober 2020 overgelegde notities houden, voor zover van belang, het volgende in:
“15. (…) Wat mij betreft kan het verschoningsrecht worden gewaarborgd om, zoals meermalen aangegeven, de term advocaat als zoekterm te hanteren (in aanvulling op mijn lijst van 16 mei 2019) waarna een selectie plaatsvindt - al dan niet in het bijzijn van de verdediging - of de stukken
daadwerkelijk onder het verschoningsrecht vallen.”
5.9.
Uit genoemde stukken blijkt derhalve niet dat er tussen partijen nog in geschil is dat zich van de acht door de verdediging opgegeven geheimhouders nog stukken in het beslag bevinden. Het geschil spitst zich toe op het doorzoeken van het digitale beslag op namen van geheimhouders die niet door de verdediging zijn opgegeven, maar die door middel van de term advocaat / advocatuur of notaris / notarissen in de bestanden kunnen worden gezocht. Volgens de raadsman van klager kan het verschoningsrecht worden gewaarborgd door, zoals meermaals zou zijn aangegeven, de term advocaat als zoekterm te hanteren (in aanvulling op de lijst van 16 mei 2019), waarna een selectie kan plaatsvinden of de stukken daadwerkelijk onder het verschoningsrecht vallen.
5.10.
Blijkens de bestreden beschikking heeft de rechtbank de door de verdediging geponeerde stelling dat het gehele digitale beslag geschoond zou moeten worden op de zoektermen advocaat / advocatuur en notaris / notarissen niet gevolgd. Volgens de rechtbank maakt de enkele omstandigheid dat deze woorden in een bestand voorkomen nog niet dat het gaat om onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie en is het eerst aan de verdediging om te onderbouwen waarom dit het geval zou zijn. Dit oordeel is, gelet op het algemene karakter van het verzoek van de verdediging, niet onbegrijpelijk. Tot een nadere motivering was de rechtbank niet gehouden. Het bepaalde in HR 2 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1450 maakt dit niet anders, nu de rechtbank in die zaak had vastgesteld dat de verdediging overtuigend en door de officier van justitie niet weersproken had gesteld dat zich onder de inbeslaggenomen stukken 4.971 e-mails aan of van geheimhouders bevonden en zij voorts aannemelijk had gemaakt dat er een reële mogelijkheid bestond dat zich onder de in beslag genomen stukken bedrijfsgeheimen van [… 1] bevonden, die geen enkele relatie hebben tot het strafbare feit waarop het rechtshulpverzoek is gericht. De in dat arrest genoemde onderzoeksplicht voor de rechter speelt hier niet.
5.11.
De eerste en tweede klacht van het middel falen.
5.12.
De derde klacht van het middel houdt in dat de rechtbank in het licht van het voorgaande het aanhoudingsverzoek c.q. verzoek tot verwijzing naar de rechter-commissaris heeft afgewezen op gronden die deze afwijzing niet kunnen dragen. Gelet op de door mij voorgestelde uitkomsten van de eerste en tweede klacht, faalt dit onderdeel van het middel eveneens.
6. Beide middelen falen en kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO genoemde motivering.
7. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
8. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Het nummer AMB-002 wordt als proces-verbaalnummer vermeld.
2.HR 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:486, NJ 2021/142.
3.Proces-verbaal van bevindingen FIOD d.d. 16 oktober 2019.
4.Proces-verbaal van ambtshandelingen d.d 4 april 2019.
5.Proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 4 juni 2019.