ECLI:NL:HR:2011:BO0087

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03682 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof om afgifte van inbeslaggenomen stukken van overtuiging op verzoek van de Franse autoriteiten

In deze zaak gaat het om een beschikking van de Hoge Raad in cassatie tegen een eerdere beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De zaak betreft het verlenen van verlof voor de afgifte van inbeslaggenomen stukken op verzoek van de Franse autoriteiten, in het kader van een rechtshulpverzoek. De betrokkenen, [Betrokkene 1] en [Betrokkene 2], hebben bezwaar gemaakt tegen de uitlevering van back-ups van de in beslag genomen computers. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende in staat was om zijn bezwaar te concretiseren, ondanks het ontbreken van een overzicht van de gekopieerde bestanden. De rechtbank vond dat de enkele omstandigheid dat een van de computers van de zoon en vrouw van de belanghebbende was, niet voldoende was om het bezwaar te onderbouwen. De Hoge Raad heeft de beroepen van zowel de betrokkene als de Officier van Justitie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van de betrokkene, dat de Officier van Justitie zijn vordering nader moet onderbouwen door specifiek te vermelden welke bestanden relevant zijn voor het rechtshulpverzoek, geen steun vindt in het recht. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 18 januari 2011, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren. De beschikking is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

18 januari 2011
Strafkamer
Nr. 09/03682 B
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 17 februari 2009, nummers RK 08/2293 en RK 08/2294, betreffende het verlenen van verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[Betrokkene 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats] en
[Betrokkene 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. De beroepen zijn ingesteld door de betrokkene [betrokkene 2] en de Officier van Justitie.
Namens de betrokkene heeft mr. A.E.M. Röttgering, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Officier van Justitie heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van de beroepen.
1.2. De raadsman van de betrokkene, mr. N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel van de Officier van Justitie
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het middel van de betrokkene
3.1. Het middel klaagt onder meer dat de Rechtbank ten onrechte de toetsing of het inbeslaggenomen materiaal onder het rechtshulpverzoek valt, afhankelijk heeft gemaakt van door de betrokkene aan te dragen gegevens.
3.2. De bestreden beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Belanghebbende heeft tevens bezwaar gemaakt tegen uitlevering van de gemaakte back-ups van de onder belanghebbende in beslag genomen computers. Door de raadsvrouw is daarbij aangevoerd dat belanghebbende deze back ups niet heeft kunnen beoordelen nu de officier van justitie heeft nagelaten een overzicht van de gekopieerde bestanden te overleggen.
Daarnaast zou één van de computers de computer van zijn zoon en zijn vrouw zijn, met daarop privé gevoelige informatie. Vast staat dat met betrekking tot alle drie de computers van alle aanwezige bestanden een back-up is gemaakt, waarna deze computers op 19 juni 2008 aan belanghebbende zijn geretourneerd. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende, ook zonder bedoeld overzicht, in staat is geweest zijn bezwaar nader te concretiseren en te onderbouwen. De enkele omstandigheid dat één van de computers van zijn zoon en zijn vrouw is, is in dit verband onvoldoende, nu dat op zichzelf nog niet met zich brengt dat op de betreffende computer geen, met betrekking op het rechtshulpverzoek, relevante informatie kan staan. Gelet hierop gaat de rechtbank aan dit bezwaar, voorbij."
3.3. Het middel steunt op de opvatting dat indien een computer in beslag is genomen waarop bestanden zijn opgeslagen, de Officier van Justitie zijn vordering nader moet onderbouwen in die zin dat hij specifiek moet vermelden welke van die bestanden voor het onderzoek waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft, van belang zijn. Die opvatting vindt geen steun in het recht.
3.4. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.5. Het middel faalt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt de beroepen.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2011.