“De voorzitter deelt mede dat uit de appelschriftuur blijkt dat het hoger beroep is gericht tegen de bewezenverklaring van de rechtbank voor zover inhoudende dat verdachte een van de medewerkers van het Pieter Baan Centrum gebeten zou hebben, als feit 2 tenlastegelegd onder parketnummer 16-652376-18, en dat verdachte het niet eens is met de opgelegde straf, de omstandigheid dat een aantal verweren van de verdediging niet is gevolgd, met name het verweer dat ziet op artikel 3 van het EVRM, en de mate van toerekenbaarheid.
(…)
De voorzitter houdt verdachte voor dat het een voortbouwend appel betreft, dat de zaak in eerste aanleg uitvoerig met verdachte is behandeld en dat de kern van het voortbouwend appel er in is gelegen dat de behandeling in hoger beroep zich met name richt op de bezwaren tegen het vonnis.
De voorzitter houdt verdachte voor dat hij in hoofdlijnen een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van de feiten die betrekking hebben op het slachtoffer [slachtoffer] en dat verdachte bekend heeft dat hij haar verkracht heeft, haar tegen haar wil van haar vrijheid heeft beroofd, haar tie-wraps heeft om gedaan, haar op zijn scooter heeft meegenomen en heeft vervoerd heeft naar Soesterberg.
Verdachte verklaart – zakelijk weergegeven –:
Ja.
U, voorzitter, vraagt mij of het ook klopt dat ik haar van het leven heb beroofd.
Ja, daar blijf ik bij.
De voorzitter houdt verdachte voor dat primair de moord op [slachtoffer] ten laste is gelegd en dat verdachte zowel bij de politie als bij de rechtbank heeft ontkend dat hij met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat de rechtbank moord ook niet bewezen heeft verklaard, maar wel de gekwalificeerde doodslag, hetgeen inhoudt dat verdachte [slachtoffer] gedood zou hebben om te voorkomen dat andere feiten, de verkrachting en de vrijheidsberoving, bekend zouden worden. De voorzitter vraagt de verdachte of hij bij zijn verklaringen blijft zoals hij die bij de politie en de rechtbank heeft afgelegd.
Verdachte verklaart – zakelijk weergegeven –:
Ja.
(…)
De voorzitter houdt verdachte voor dat hij verklaard heeft dat hij [slachtoffer] wilde vrijlaten en er zelf vandoor wilde gaan, maar dat bij het lezen van het hele verhaal er toch verschillende momenten lijken te zijn waarop hij haar had kunnen laten gaan. En dat zeker het moment waarop zij bij de voormalige vliegbasis Soesterberg aangekomen waren en verdachte haar over het hek heen heeft geholpen, terwijl zij met tie-wraps geboeid was, de uitgelezen kans was om op zijn scooter te stappen en er vandoor te gaan.
Verdachte verklaart – zakelijk weergegeven –:
Ja, maar ik denk dat het voor de rechtbank en de politie moeilijk te begrijpen is hoe de situatie op dat moment was in mijn hoofd. Sommige dingen lijken dan nu heel logisch, zoals om bepaalde routes te nemen of wat dan ook, maar toen leek alles een gevaar. Het moest zo en zo en ik begrijp dat het heel moeilijk is voor andere mensen om dat te begrijpen en ik vind het moeilijk dat uit te leggen.
De voorzitter houdt verdachte voor dat het verhaal van verdachte enigszins te begrijpen is als je daar met iemand achterop de scooter rijdt en je verdwaalt, maar dat de vraag is wat het gevaar nog is om op zijn scooter te springen op het moment dat je iemand geboeid over een hek hebt gezet.
Verdachte verklaart – zakelijk weergegeven –:
Ik had in mijn hoofd om haar verderop bij het pad bij de huizen en het museum af te zetten.
U vraagt mij waarom ik haar niet gewoon aan de andere kant van het hek af heb gezet.
Omdat ik in mijn hoofd had om dat te gaan doen.
U houdt mij voor dat ik dus stel dat ik mijn gedachten er niet bij had en niet logisch kon denken.
Ja.
U, voorzitter, vraagt mij of ik mij kan voorstellen dat dat bij een buitenstaander vragen oproept.
Zeker. Bijvoorbeeld ook de route naar de manege, op het moment dat je naar het fietspad gaat en verderop links gaat dan was je bij de manege uitgekomen, maar ik was zo angstig, zo paranoïde en daarom heb ik een andere route genomen.
U houdt mij voor dat er ook momenten zijn waarop ik nagedacht lijk te hebben, zoals dat ik [slachtoffer] boeide en haar de helm opzette.
Het kan ook impulsief zijn of een probleem oplossen zijn of de snelste manier van handelen zijn.
(…)
De voorzitter houdt verdachte voor dat hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer] om het leven heeft gebracht, dat hij is weggeweest en terug is gekomen en dat hij toen haar kleding open heeft gesneden en vraagt verdachte waarom haar kleren eigenlijk uit moesten.
Verdachte verklaart – zakelijk weergegeven –:
Ik heb gehandeld.
U houdt mij voor dat het toch een extra stap is die ik neem en dat het erop lijkt dat ik een plan had.
Ik heb gehandeld. Ik heb er geen logische verklaring voor en ik heb er ook niet logisch over nagedacht. Ik heb gehandeld.
U zegt mij dat ik dus zeg dat ik niet een bewuste keuze gemaakt heb dat die kleren uit moesten, maar dat je ook zou kunnen denken dat ze weg moesten voor het wegmaken van sporen.
Ik heb mijn sporen alleen maar overal verspreid.
U zegt mij dat er ook dingen van de plaats delict zijn meegenomen en dat ik die op verschillende plaatsen heb gedumpt en dat dat toch ook de bedoeling was.
Maar ook daar heb ik niet bij nagedacht, anders had ik alles gelijk in een container gegooid.
(…)
Verdachte verklaart - zakelijk weergegeven –:
(…)
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik verklaard heb dat [slachtoffer] op enig moment om hulp riep, dat ik haar in een soort nekklem beet had, dat ik haar zei om stil te zijn en dat ik met het mes één haal langs haar keel heb gemaakt.
Ja.
U, voorzitter, houdt mij voor dat uit onderzoek van de patholoog blijkt dat er sprake is van meerdere snijletsels en dat het veel waarschijnlijker lijkt dat er meerdere snijbewegingen zijn gemaakt dan het scenario dat de letsels ontstaan zijn door bewegingen van het slachtoffer. U zegt mij dat dat laatste ook niet aannemelijk lijkt, omdat ik verklaard heb dat ik haar in een nekklem vast had. U houdt mij ook voor dat u uit het dossier hebt begrepen dat mij foto’s van het letsel getoond zijn tijdens mijn verhoren.
Volgens mij alleen van de handen en niet van de nek. Maar, hoe ik het mij herinner was het ook maar klein, dat heb ik ook verklaard. Ik heb er later met mijn advocaat over gesproken en hij heeft mij het letsel getoond en dat bleek vele malen erger dan ik dacht en hoe ik het mij kon herinneren.
U houdt mij voor dat het niet bepaald ging om klein letsel zoals blijkt uit het onderzoek van de patholoog.
Nee, maar ik kan mij niet herinneren dat het zo ernstig was.
U zegt mij dat je zou denken dat het alleen door mijn toedoen kan zijn ontstaan.
Ja, maar ik heb niet naar het letsel gekeken.
De voorzitter houdt verdachte voor dat hij volgens zijn verklaring één haal heeft gemaakt, terwijl uit het onderzoek het beeld naar voren is gekomen dat er meerdere snij bewegingen zijn gemaakt.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Dat herinner ik mij niet.
De voorzitter houdt verdachte voor dat hij dus zegt dat het letsel wel door hem moet zijn veroorzaakt, maar dat hij er geen verklaring voor heeft hoe dat dan precies gegaan is. De voorzitter vraagt verdachte of het ook misschien zo is dat zijn herinnering op bepaalde punten niet goed is en hij misschien iets heeft verdrongen of dat zijn eigen werkelijkheid is dat het maar één haal is geweest.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ja. Zoals ik het mij herinner is het één haal geweest.
(…)
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat het op zich vrij ongebruikelijk is om na een aanrijding de telefoon van die persoon te gaan vernielen.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Zodat ze de politie niet kon bellen.
U vraagt mij waarom ik bang was dat ze de politie zou bellen.
Ik reed daar in het bos met een scooter die niet verzekerd was en met inbrekersgereedschap en ik was van plan in te breken in een keuken.
U vraagt mij wat daar de consequentie van zou zijn.
Ik had nog een VI open staan, mijn vriendin was zwanger en ik had veel stress van een terugkeer in de maatschappij en in de kliniek werden dingen niet opgestart, zoals mijn therapiebehandelingen.
U zegt mij dat dan mijn VI in gevaar zou komen met een onverzekerde brommer.
En met inbrekersgereedschap erbij en dan in de keuken. Ja, dat had gekund.
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat hij overgaat tot de verkrachting van [slachtoffer] , dat zij dan onder zijn DNA-materiaal zit en dat dan wel heel duidelijk is dat de VI van verdachte in de problemen zou komen.
De verdachte verklaart –.zakelijk weergegeven – als volgt:
Ja.
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat hij heeft verklaard ‘maar toen wilde ik haar laten gaan’.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Beter vier jaar VI erbij en wat jaren erbij voor de feiten die toen gepleegd zijn dan wat er nu is gebeurd.
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat hij dat nu zegt, maar dat je ook kan denken dat op het moment dat verdachte al heel bang was voor zijn VI bij een onverzekerde brommer je helemaal zou denken dat verdachte bang was voor zijn VI op het moment dat hij iemand verkracht heeft en degene zonder twijfel DNA-sporen bij zich draagt.
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat zonder twijfel zijn VI dan in gevaar zou komen, met daarbij opgeteld de straf voor die verkrachting, de herroeping van de VI en een TBS-maatregel.
En de advocaat-generaal vraagt verdachte of het dan niet bij hem opkomt om haar dan van het leven te beroven.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Nee.
U, advocaat-generaal, vraagt mij of ik mij kan voorstellen dat dat zich heel moeilijk laat indenken.
Dat kunt u zo stellen, maar zo is het niet gegaan. Ik heb haar niet bewust van het leven beroofd.
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat hij dus bang is voor zijn VI bij een onverzekerde brommer en dat hij haar daarna verkracht en haar vervolgens wilde laat lopen.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Dat wilde ik doen, maar het is anders gelopen.
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat toen verdachte haar over het hek heen had getild, geboeid en wel, het de mogelijkheid was om haar te laten gaan.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Als je helder bent en logisch na kunt denken, dan zeg ik ‘ja’. Maar ik was niet helder en ik dacht niet logisch na.
De advocaat-generaal vraagt verdachte waaruit blijkt dat hij van plan was haar te laten gaan behalve uit het feit dat verdachte dat verklaart en houdt verdachte voor dat uit zijn handelingen niets daarvan blijkt.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Hoe kan ik dat bewijzen? Ik was wel van plan haar te laten gaan.
U vraagt mij nogmaals waar dat uit blijkt.
Ik denk niet dat ik die vraag kan beantwoorden of wel? Ik kan het niet anders aantonen dan eerlijk te zeggen dat ik het wilde.
U zegt mij dat u daar dan maar op af moet gaan.
Ja.
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat als hij haar van het leven heeft beroofd, je zou denken dat hij haar daar achter had kunnen laten en vraagt verdachte waarom hij dat niet gedaan heeft.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben eerst weggereden en toen dacht ik ‘en nu?’ Ik dacht dat ze haar zouden gaan vinden en toen ben ik teruggegaan en heb ik haar verplaatst.
U houdt mij voor dat ik haar in eerste instantie begraven heb op Soesterberg.
Omdat ik niet wilde dat ze gevonden werd en ik dan mogelijk de gevangenis in zou gaan.
U houdt mij voor dat we er dan toch zijn en dat het ook een hele goede verklaring zou zijn voor het haar van het leven beroven.
Ik heb haar niet bewust van het leven beroofd.
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat hij dat wel heeft gedaan.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb haar niet bewust van het leven beroofd.
De advocaat-generaal merkt op dat hij dat niet begrijpt en dat verdachte dat nog eens moet uitleggen.
(…)
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
(…) Ik heb haar niet bewust van het leven beroofd.
De voorzitter houdt verdachte voor dat de advocaat-generaal daar kennelijk anders tegenaan kijkt en dat hij vraagt om een uitleg van verdachte over hoe het is gegaan. De voorzitter houdt verdachte tevens voor dat je in ieder geval niet per ongeluk een haal met een mes maakt.
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
In de situatie die zich toen voordeed, dat zij begon te schreeuwen en ik daarvan in paniek raakte en wij op de grond vielen, heb ik dat gedaan. Ik heb dat niet bewust gedaan. Het was een handeling, een impulsieve handeling.
(…)
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat ook al zegt verdachte dat het een impulsieve handeling was, hij bewust het mes door haar keel haalde.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Impulsief of bewust?
De advocaat-generaal vraagt verdachte of hij het dan zo moet begrijpen dat het onbewust was.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Impulsief niet bij nagedacht. Het was een handeling die ik deed zonder dat ik erbij na heb gedacht.
(…)
De advocaat-generaal houdt verdachte voor dat alles er dus op gericht was dat
1. haar lichaam niet gevonden werd en
2. dat als haar lichaam gevonden zou worden, dat niet richting verdachte zou gaan wijzen en vraagt verdachte of, als hij dan weet dat dat kon gaan gebeuren, het dan logisch is dat hij haar zou laten lopen op het moment dat hij haar verkracht had.
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik wilde haar laten lopen.
U vraagt mij waaruit dat blijkt.
Hoe kan ik u dat aantonen?
U zegt mij dat u op mijn beweringen moet afgaan.
Ja.
(…)
De oudste raadsheer houdt verdachte voor dat verdachte heeft verklaard dat hij haar wilde laten gaan en dat dat het beste zou zijn geweest als zij over het hek was gegaan. Maar dat verdachte ook over het hek is gegaan en dat dat een paar seconden kost en dat moeilijk uit te leggen is waarom hij dan niet weggaat. Dat zou een moment geweest kunnen zijn dat je bewust bezig bent met een afweging. En dat verdachte haar om het leven brengt als ze gaat gillen, maar dat verdachte toen al over het hek heen was.
Verdachte verklaart – zakelijk weergegeven –:
Op een gegeven moment kwam ik op het idee om haar tussen de huizen en het museum af te zetten. Daarom ben ik met haar meegegaan over het hek, omdat ik haar daar verderop wilde afzetten. Als ik haar om het leven wilde brengen, waarom heb ik het dan over het hek gedaan in plaats van achter bij de bunkers waar ik haar later ook heb begraven?
(…)
De voorzitter houdt verdachte voor dat hem zojuist door de advocaat-generaal is voorgehouden, dat hij [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd en dat de voorzitter verdachte heeft voorgehouden dat je een haal met een mes niet per ongeluk maakt, maar dat verdachte heeft verklaard dat hij impulsief heeft gehandeld en haar niet van het leven wilde beroven. De voorzitter vraagt verdachte of de voorzitter verdachte nu de schuld buiten zichzelf hoort leggen.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door mijn schuld is ze om het leven gekomen.
De voorzitter houdt verdachte voor dat het lijkt dat in het verhaal van verdachte hij dat niet opzettelijk gedaan heeft, dat het impulsief gebeurde, hem overkomen is en hij er ook niets aan kon doen.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Als u mij zou kennen, dan zou u weten dat ik handel zonder erbij na te denken. Ook in een situatie in de gevangenis als iemand mij verkeerd aankijkt, dan pak ik hem in de bajes. Dat heb ik jarenlang gedaan. Dat is instinctief geworden. Ook buiten, op het moment dat ik met verlof was en ik liep ergens en mensen keken mij aan, dan werd ik paranoia en achterdochtig. Je handelt impulsief zonder erbij na te denken.
(…)
De voorzitter houdt verdachte voor dat het soms lijkt dat verdachte in zijn verklaringen zegt alsof het hem allemaal overkomt en dat de rechter in eerste aanleg verdachte heeft voorgehouden dat op het moment dat [slachtoffer] tegen verdachte zegt ‘Je gaat me zeker verkrachten’ het erop lijkt alsof er iets buiten verdachte om gebeurt. En dat ook hier het buiten verdachte om lijkt te gaan op het moment dat zij schreeuwt en verdachte haar daarna om het leven brengt en de voorzitter vraagt verdachte hoe het hof daar tegenaan moet kijken.
De verdachte verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Hoe ik met bepaalde situaties omga is zoals ik net ook al beschreef. Mensen kijken mij aan en zeggen iets en ik handel ernaar. En later denk ik ‘fuck, waarom heb ik zo gehandeld?’. Ik handel eerder dan dat ik erbij nadenk. Zo ben ik.
U vraagt of ik bedoel dat ik mezelf op dat moment niet onder controle heb en dat het al gebeurd is voordat ik het in de gaten heb.
Ja.”