11. Uit het procesverloop in deze zaak blijkt dat het hof via zijn opdrachten aan de raadsheer-commissaris over een lange periode meerdere pogingen heeft gedaan om de getuige [betrokkene 1] te traceren en op te roepen. Die pogingen zijn echter op niets uitgelopen, bijna uitsluitend omdat de getuige niet wenste mee te werken. Gelet hierop acht ik het oordeel van het hof dat niet aannemelijk is dat de getuige [betrokkene 1] binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen – hetgeen ik begrijp als dat hij ook niet binnen aanvaardbare termijn via (bijvoorbeeld) een videoverhoor kan worden gehoord – en dat het (hernieuwde) verzoek tot zijn oproeping daarom wordt afgewezen, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. De omstandigheid dat de getuige [betrokkene 1] uiteindelijk in Duitsland buiten medeweten van het hof is gehoord, doet daaraan niet af. De getuige opnieuw trachten op te roepen, zou hoogstwaarschijnlijk weinig nut hebben gehad. Dat zelfs de verdediging uiteindelijk deze mening was toegedaan, kan worden afgeleid uit de ter terechtzitting van 24 mei 2018 overgelegde pleitnota, waarin het volgende wordt opgemerkt:
“De verdediging heeft nog getracht om [betrokkene 1] aan de tand te voelen, maar zoals u weet heeft dit tot niets geleid. Hij wilde absoluut niet meewerken, hetgeen wellicht al genoeg zegt.”
12. Het tweede middel faalt.
13. Het
derde middelklaagt dat niet alle redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsoverweging van het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid. Gezien de toelichting op het middel wordt in het bijzonder geklaagd over de overweging van het hof dat de
“verdachte inconsistente verklaringen [heeft] afgelegd over de redenen voor het aantrekken van gelden van de betreffende personen”.
14. De tot het bewijs gebezigde verklaringen van de verdachte (bewijsmiddelen 10 tot en met 14) luiden als volgt (vetgedrukt en cursief in het origineel):
“
10. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 9 juli 2008 (pag. 140-144, Pvv01-01), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Na de middelbare school ging ik naar Tilburg, economie studeren en ik heb er een jaar accountancy gevolgd. Ik ben afgestudeerd in de algemene economie en ik ben doctorandus. Na mijn studie ben ik naar de Antillen, Curaçao, gegaan, naar de Rekenkamer. Daarna op het departement van economische zaken ook op Curaçao.
Ik heb het boekhoudkantoor van mijn schoonvader overgenomen en verplaatst naar Venlo. Dat kantoor heb ik gehad van 1973 tot 1981.
11. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 juli 2008 (pag. 145-149, PvvV01-02), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
[betrokkene 4] ken ik via [betrokkene 5]. Hij stelde mij aan haar voor, zodat zij bij mij kon investeren. Zij had vertrouwen in [betrokkene 5], zodat ik op dat vertrouwen ben meegelift. Zij heeft in totaal 129.920,-- euro aan mij gegeven. Ik had haar 10% rendement beloofd.
Zij heeft nooit meer iets terug gekregen van mij.
Ook [betrokkene 3] ken ik via [betrokkene 5]. Hij introduceerde me bij [betrokkene 3]. We hebben elkaar voor het eerst getroffen op de luchthaven in Düsseldorf. Hij wilde via mij investeren en ik beloofde hem een flink stuk van de winst.
[betrokkene 6] heeft mij 103.000,-- euro betaald.
[betrokkene 7] betaalde mij in totaal 33.200,-- euro. Ik had hem een rendement van zo’n 10% beloofd. Dit speelt zich af in het voorjaar van 2002.
12. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 10 november 2016, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik aan [betrokkene 3] heb gevraagd of hij wilde investeren en of hij daarvoor geld aan mij wilde lenen. Ook is het juist dat hij in de periode 2003 tot en met 2005 achtmaal geld aan mij heeft geleend. Ook is het juist dat ik heb gezegd dat er behoorlijke rendementen te behalen waren. Wat wij hebben gedaan, was bemiddelen om de financiële stukken verkocht te krijgen. Niet via het bedrijf [A], maar persoonlijk. [A] was geen beleggingsbedrijf. [A] was het bedrijf dat is opgericht om “body” te geven aan het geheel. Dat de naam [A] bij de gesprekken met [betrokkene 3] is gevallen, komt omdat [betrokkene 5] aan [betrokkene 3] vertelde dat ik de directeur van [A] was. Er werd toen gevraagd of ik niet ook via [A] garant kon staan. Dat vond ik prima, want de commissie zou namelijk uitbetaald worden aan [A]. In feite was [A] inderdaad een papieren B.V.. De bedoeling was dat de commissies zouden worden uitbetaald aan [A]. Omdat ik de directeur van [A] was, zou ik vervolgens het geleende geld en het behaalde rendement betalen aan degene van wie ik het geld had geleend. De bedoeling was dat ik zou bemiddelen bij de banken en op het moment dat de stukken verkocht zouden zijn, zou ik mee moeten tekenen als directeur van [A]. [A] zou dan de commissie ontvangen en dat kon ik dan weer als directeur uitbetalen aan de betrokkenen. Ik had als directeur van [A] geen werkzaamheden.
Het is juist dat het geld dat uitgeleend werd, door deze personen op mijn privérekening werd gestort. Wij moesten namelijk onze onkosten vergoeden. Zoals gezegd heb ik in de schuldbekentenissen van [betrokkene 3] gezegd dat ik ook als directeur van [A] tekende Ik heb alleen bij de overeenkomst met [betrokkene 3] opgenomen dat ik de directeur van [A] was.
Het klopt dat ik de betreffende personen die mij geld hadden geleend enorme rendementen in het vooruitzicht had gesteld.
Het klopt dat de personen die worden genoemd in de tenlastelegging onder 2 (
het hof begrijpt: o.a. [betrokkene 3] en [betrokkene 4]) de gelden op mijn rekening hebben gestort en ik die gelden weer heb opgenomen en aan [betrokkene 1] heb afgedragen. Deze afdrachten hebben wij niet schriftelijk vastgelegd.
De eigenaren van de waardepapieren vormden een investeringsgroep. Ik heb de namen van de eigenaren niet.
[betrokkene 4] en [betrokkene 3] zijn bij mij geïntroduceerd door [betrokkene 5]. Deze mensen kenden [betrokkene 5] en kwamen zodoende bij mij uit. [betrokkene 5] introduceerde de mensen en vertelde waar het over ging. Over het te behalen rendement vertelde ik dan dat ik commissie zou krijgen en dat ik van dat bedrag hen zou betalen. Ook heb ik verteld dat het geen rendementen zijn die je bij de bank krijgt. Er zat verschil in de hoogte van de rendementen die ik de betreffende personen heb voorgespiegeld.
Ik stelde een rendement voor en als zij dat accepteerden dan was het akkoord. Er zat wel enige richting in, maar het stond niet vast. Eén en ander was ook afhankelijk van het bedrag dat zij aan mij leenden. Aan [betrokkene 3] heb ik behoorlijk wat toegezegd en ik geloof dat ik hem een miljoen euro heb toegezegd. Bij de anderen was het volgens mij rond de 10%,
Het is juist dat er soms een schriftelijke overeenkomst was en de andere keer enkel een mondelinge overeenkomst. Het ging allemaal in goed vertrouwen. Het klopt dat ik uiteindelijk niets heb uitgekeerd aan de mensen die mij geld hadden geleend.
Het klopt dat ik ook een aantal keren een schuldbekentenis heb opgemaakt. Dat is namelijk prettig voor de mensen die mij geld leenden. Zo zei [betrokkene 4] bijvoorbeeld dat ze niets in handen had en toen heb ik voorgesteld om een schuldbekentenis op te maken. Ik heb deze schuldbekentenis ondertekend en toen heeft de notaris mijn handtekening geautoriseerd. Het klopt dat ik in deze stukken dan opnam dat ik persoonlijk garant stond voor die schuld. Het is waar dat ik op dat moment het geld niet had om de geldleners terug te betalen.
13. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Roermond op 31 maart 2009, voor zover inhoudende:
In de periode van juni 2001 tot en met 20 mei 2005 in Roermond heb ik meermalen van [betrokkene 3] tot een totaalbedrag van € 500.500,--, van [betrokkene 4] tot een totaalbedrag van € 129.920,--, van [betrokkene 8] tot een totaalbedrag van € 40.000,-, van [betrokkene 6] tot een totaalbedrag van € 103.000,-- en van [betrokkene 7] tot een totaalbedrag van € 33.200,-- ter lening aangetrokken. Die bedragen heb ik op mijn privé-bankrekening ontvangen. Die gelden zouden aan de inleners worden terugbetaald. De ontvangen gelden zijn door mij van mijn bankrekening gehaald en beschikbaar gesteld aan [betrokkene 1].
Ik deed niets in [A].
Om transacties te realiseren moesten eerst kosten worden gemaakt. Om aan het benodigde geld te komen heb ik mensen benaderd onder wie mijn nicht [betrokkene 8].
Gemaakte afspraken en toezeggingen heb ik niet op papier gezet. Ik heb evenmin kwitanties van aan [betrokkene 1] afgedragen gelden.
14. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 7 december 2017, voor zover inhoudende:
Het is juist dat ik ten tijde van de ten laste gelegde periode geen vergunning had voor het aantrekken van gelden van derden.”