ECLI:NL:HR:2008:BF0626
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Afwijzing getuigenverzoek in cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 13 november 2006 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1962, had beroep ingesteld tegen het arrest van het hof. De verdediging werd gevoerd door mr. G.P. Hamer en mr. M.J.C. Zuurbier, beiden advocaat te Amsterdam, die middelen van cassatie hebben voorgesteld. De schriftuur met deze middelen is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad in zijn arrest heeft overgenomen.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, wat betekent dat het arrest van het Gerechtshof in stand blijft.
Het arrest is uitgesproken op 11 november 2008 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren W.A.M. van Schendel en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van artikel 359.2 van het Wetboek van Strafvordering betreft en de afwijzing van een getuigenverzoek.