Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
middelklaagt dat het hof de verklaring van de verdachte bij de politie voor het bewijs heeft gebezigd terwijl bij het gebruik maken van de tolk sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim en deze verklaring onjuist zou zijn vertaald.
(naar het hof begrijpt: tijdens mijn pauze)zeggen “Kijk”. Ik keek naar de camera’s en zag NN1 met haar dochter in de winkel staan. Ik zag dat NN1 een pakket van Paw Patrol in haar handen had. Ik zag dat NN1 de alarmsticker van het pakket verwijderde en de sticker tussen de pluchen artikelen legde. Hierop deden mijn collega en ik de deur van de ruimte waar wij pauze hielden open. Wij zagen dat NN1 het genoemde pakket uit haar handen op de grond liet vallen en met haar dochter weg liep. Hierop liepen wij achter hen aan en spraken hen aan. Ik confronteerde NN1 met de poging diefstal en de eerdere diefstallen. NN1 ontkende eerst, maar nadat ik NN1 met de beelden had geconfronteerd en nadat haar dochter de naam van haar broertje zei en hem kennelijk op de beelden herkende, hoorde ik NN1 zeggen dat ze alles terug wou brengen of betalen en dat ze niet meer in de winkel zou komen. Dit zodat ik niet de politie zou bellen. Hierop heb ik NN1 aangehouden en overgedragen aan de politie.
(het hof begrijpt: 24 november 2015)was ik samen met mijn dochter in de Intertoys . We zagen een speelgoedauto. Ik heb de stickers hier vanaf gehaald. Ik deed dit met de bedoeling het te stelen.’
NJ2013/308 m.nt. Keulen aangegeven ‘dat de rechter om verschillende redenen gebruik kan maken van de bevoegdheid tot toepassing van bewijsuitsluiting als rechtsgevolg van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv’. Vervolgens is vooropgesteld dat toepassing van bewijsuitsluiting noodzakelijk kan zijn ‘ter verzekering van het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM’. Daarmee is evenwel niet gezegd dat schending van elke norm die met een eerlijk proces in verband kan worden gebracht tot bewijsuitsluiting dient te leiden. Uit rechtspraak van Uw Raad blijkt dat vooral schendingen van normen die met (waarborgen rond) de vrijheid om verklaringen af te leggen verband houden, tot bewijsuitsluiting kunnen leiden. [1] Daartoe behoren waarborgen inzake de kwaliteit van de vertaling of vertolking van een verklaring die wordt afgelegd niet. [2] Voor bewijsuitsluiting als rechtsgevolg van niet-naleving van art. 28 Wet beëdigde tolken en vertalers bestaat naar het mij voorkomt slechts aanleiding indien en voor zover in de voorliggende zaak aannemelijk is dat het recht op een eerlijk proces in het geding is. Ik wijs in dit verband op de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de invoering van een nieuw art. 29a (thans: art. 29b) Sv met ingang van 10 oktober 2013. [3] De wetgever merkt daarin op ‘dat wanneer de kwaliteit van een niet-geregistreerde tolk of vertaler zodanig gering is dat daardoor het eerlijk verloop van de procedure in het gedrang is gekomen, uiteraard (…) steeds de mogelijkheid bestaat bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting (…) dit punt als verweer naar voren te brengen. Hiermee wordt (…) in voldoende mate uitvoering gegeven aan de artikelen 2, vijfde lid, en 3, vijfde lid, van de richtlijn, waarin is bepaald dat de verdachte de mogelijkheid moet hebben om overeenkomstig de nationale procedures te klagen over de verstrekte vertolking of vertaling indien de kwaliteit daarvan onvoldoende is om het eerlijk verloop van de procedure te garanderen.’ [4]