Conclusie
middelbehelst de klacht dat het hof het in hoger beroep gevoerde verweer strekkende tot matiging van de betalingsverplichting onvoldoende met redenen omkleed heeft verworpen.
Bij een veroordeling voor onderhavige feiten is dat niet langer mogelijk en zullen de schulden alleen verder oplopen. Voorts heeft de bewindvoerder aangegeven dat cliënt thans op bijstandsniveau leeft en hij niet verwacht dat dit in de toekomst anders zal zijn gelet op de medische situatie van cliënt en de toch al problematische schulden.”
Het hof ziet geen aanleiding de raadsvrouw in haar standpunt te volgen, omdat op grond van hetgeen over de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde is aangevoerd en overigens omtrent de persoon van de veroordeelde is gebleken, niet
aanstondsaannemelijk is geworden dat de veroordeelde in het geheel niet in staat zal zijn aan enige betalingsverplichting te voldoen. Zo blijkt uit de stukken onvoldoende wat de prognoses zijn van de verschillende medische klachten van de veroordeelde. Daarnaast is onvoldoende onderzoek verricht naar eventuele vermogenscomponenten van de veroordeelde, zodat thans geen volledig financieel beeld van de veroordeelde bekend is. Artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering biedt evenwel aan de veroordeelde een rechtsgang waarin hij vermindering of kwijtschelding van het door het hof vast te stellen bedrag kan verzoeken. Het hof zal met de draagkracht van de veroordeelde in het kader van de onderhavige vaststelling van de betalingsverplichting dan ook geen rekening houden.