Conclusie
eerste middelkeert zich met twee motiveringsklachten tegen de bewezenverklaring. Ten eerste zou uit de bewijsmiddelen niet kunnen worden afgeleid dat de verdachte als medepleger bij de inbraak betrokken was. Ten tweede zou het bestanddeel ‘’terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan’’ in het geheel niet door enig bewijsmiddel worden gedekt.
(zeker) is veroorzaaktmet schroevendraaier [A],
(zeker) zijn veroorzaaktmet schroevendraaier [A],
mogelijk is veroorzaaktmet breekijzer [B].
waarschijnlijk zijn veroorzaaktmet breekijzer [B].
‘’Overweging met betrekking tot het bewijs
nietaanwezig was bij de inbraak. Deze onvolkomenheid behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden, nu ook met weglating van de onjuiste suggestie dat [medeverdachte 2] met “we” tevens het oog heeft gehad op de verdachte de bewezenverklaring zonder meer toereikend is gemotiveerd, mede in aanmerking genomen dat de als bewijsmiddel 6 opgenomen verklaring van [medeverdachte 2] voor het overige nog altijd redengevend is voor de bewezenverklaring, nu daaruit immers kan worden afgeleid hoe de daders te werk zijn gegaan.
tweede middelklaagt dat de motivering van de aan de verdachte opgelegde vrijheidsbenemende straf onvoldoende begrijpelijk is, “voor zover” die overwegingen inhouden dat uit de Justitiële Documentatie van 20 januari 2016 blijkt dat de verdachte “zowel op 14 maart 2013 (...) en op 20 augustus 2012 telkens door de politierechter (...) onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van respectievelijk drie en vier maanden ”, aangezien het voorgaande niet strookt met de inhoud van de Justitiële Documentatie van 27 januari 2016, terwijl de Justitiële Documentatie van 20 januari 2016 zich niet bij de stukken bevindt.