4.3.Het hof heeft de bewezenverklaring – voor zover relevant – als volgt (nader) gemotiveerd:
“
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Betrouwbaarheid verklaringen van [betrokkene 1]
Verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid.
Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd. Het hof stelt vast dat de bij verschillende instanties — in Engeland en Nederland bij politie, rechter-commissaris en raadsheer- commissaris - afgelegde verklaringen van [betrokkene 1] onderling verschillen vertonen. Daarin en ook het gegeven dat [betrokkene 1] de positie van medeverdachte inneemt, vindt het hof aanleiding de verklaringen met behoedzaamheid te beschouwen zoals hierna wordt weergegeven.
Het hof stelt ook vast dat [betrokkene 1] verklaringen op punten gedetailleerder worden naar mate de tijd vordert. Daarvoor kan evenwel verklaring worden gevonden in de omstandigheid dat [betrokkene 1] - die in hoger beroep als getuige tot tweemaal toe werd gehoord - in de loop van de verschillende procedures telkens op details wordt doorgevraagd naar aanleiding van hetgeen anderen inmiddels hebben verklaard en het onderzoek in Nederland zich, anders dan het onderzoek in Engeland, zich met name heeft gericht op de rol die verdachte heeft gehad bij het transport van drugs naar Engeland.
In reactie op hetgeen de raadsman heeft aangevoerd merkt het hof op dat niet alle door hem aangehaalde verschillen in de verklaringen zonder meer betrekking hebben op het onderhavige transport, nu deze verschillen geplaatst kunnen worden in het kader van eerder uitgevoerde transporten. Daarnaast kan de opmerking van [betrokkene 1] , dat hij nooit op verdachtes bedrijf is geweest, zeer wel betrekking hebben op andere bedrijven van verdachte, nu uit het dossier niet blijkt van een te Stiens gevestigd bedrijf, doch uit het dossier wel volgt dat verdachte toentertijd bemoeienis heeft gehad met de in Leeuwarden gevestigde bedrijven ‘ [A] B.V.’ en ‘ [B] B.V.’. Voorts laten de verschillen zich verklaren door het tijdsverloop in die zin dat dit van invloed is op de exactheid van een herinnering
[betrokkene 1] heeft na aanvankelijk te hebben ontkend, belastend over zichzelf verklaard. Over de wijze waarop zijn verklaringen tot stand zijn gekomen heeft [betrokkene 1] uitleg gegeven. [betrokkene 1] lijkt zijn eigen aandeel in het verdachte ten laste gelegde drugstransport, in die zin af te zwakken dat hij daarvoor niet alleen verantwoordelijk is. Zijn verklaringen omtrent het drugstransport en de voorbereiding daarvan zijn in de kern evenwel consistent.
De verklaringen worden op essentiële onderdelen ondersteund door andere, onafhankelijk van [betrokkene 1] bestaande, bewijsmiddelen. Het hof overweegt hiertoe in het bijzonder als volgt.
Uit het dossier volgt dat [betrokkene 1] herhaaldelijk heeft verklaard dat hij met verdachte in contact is gekomen via [betrokkene 2] . Blijkens de verklaringen van [betrokkene 1] heeft verdachte de loods in Stiens gehuurd, alsmede de in Engeland onderschepte oplegger bij [C] gekocht en opgehaald. [betrokkene 1] verklaart dat aan deze oplegger in de loods van verdachte aanpassingen verricht. Reeds in de eerste verklaring heeft [betrokkene 1] aangegeven dat de drugs in de oplegger zijn gestopt door verdachte, in - zo begrijpt het hof uit zijn verklaring - het bijzijn van [betrokkene 1] , hetgeen [betrokkene 1] zowel bij de rechtercommissaris als bij de raadsheer-commissaris telkens heeft herhaald. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij samen met verdachte de lading voor in de vrachtwagen heeft uitgezocht. Voorts heeft [betrokkene 1] meermalen verklaard dat hij een extra telefoontoestel heeft meegekregen van verdachte, waarmee hij contact heeft gehad met verdachte, alsook met [betrokkene 2] . Deze telefoon heeft [betrokkene 1] weggegooid nadat hij is aangehouden. Blijkens de verklaringen van [betrokkene 1] is voorafgaand aan het transport afgesproken dat verdachte, al dan niet samen met [betrokkene 2] , zijn vrouw financieel zou blijven ondersteunen en voor een goede advocaat zou zorgen als hij aangehouden zou worden. Omdat verdachte zijn afspraken op dit punt niet is nagekomen, heeft [betrokkene 1] verdachte niet langer de hand boven het hoofd willen houden, aldus de verklaringen van [betrokkene 1] .
Het hof is van oordeel dat met betrekking tot de aanschaf van de oplegger voornoemde verklaringen ondersteund worden door de verklaring van [betrokkene 3] en verdachtes eigen verklaring. [betrokkene 3] was in- en verkoper bij [C] BV in IJsselmuiden. Uit de verklaring van die getuige volgt dat verdachte twee maal een oplegger bij hem heeft gekocht en dat zulks is gebeurd ten behoeve van [D] . De koop van de tweede oplegger was op 8 april 2011. Die oplegger was voorzien van kenteken [AA-00-BB] . Op 6 mei 2011 is deze oplegger, aldus [betrokkene 3] , opgehaald en contant betaald. Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij twee opleggers bij [C] heeft opgehaald en dat hij ze heeft betaald. Uit het dossier volgt dat de bovengenoemde oplegger een daarvan was en ook dat verdachte voor het ophalen van die opleggers telkens vrachtauto’s/trekkers huurde. Zijn verklaring ter zitting van het hof dat hij ze niet zelf maar door een ander liet besturen komt overeen met hetgeen de verhuurder van die trekkers daarover verklaart. Verdachte bevestigt dat hij de huurder was van de loods in Stiens waarin aan de oplegger met het kenteken [AA-00-BB] werkzaamheden werden verricht. Verdachte verklaart zelf werkzaamheden aan de oplegger te hebben verricht en bij werkzaamheden van anderen hieraan aanwezig te zijn geweest. Dat in het bijzijn van en door - onder meer - verdachte in zijn loods aan de oplegger is gewerkt, zoals [betrokkene 1] heeft verklaard, volgt ook uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
[getuige 1] heeft verklaard dat verdachte vanaf 1 februari 2011 de loods heeft gehuurd, waarbij het opmerkelijk is dat de eerste twee maanden, tot april 2011, amper activiteiten waren rondom de loods en verdachte vlak voor — zo begrijpt het hof — de zomer van 2011 gestopt is met het betalen van de huur. In de door verdachte gehuurde loods werden vlak voor de inzet van voornoemde oplegger aan deze oplegger ingrijpende aanpassingen gedaan, nu de koelbak — aldus de verklaring van [getuige 1] — los is gehaald van het onderstel van de oplegger met het kenteken [AA-00-BB] (het hof begrijpt: [AA-00-BB] ). [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte hem vertelde dat ze de trailer aan het ombouwen waren en dat [getuige 1] verdachte gedurende deze periode, gekleed in overall, bij de loods heeft gesproken waarbij verdachte heeft gezegd dat de trailer constructief aangepast werd. In dit kader hebben zowel getuige [getuige 1] als getuige [getuige 3] verklaard dat zij lasapparatuur en ijzerslijpsel in de loods hebben zien liggen. [getuige 3] heeft voorts bij de politie aangegeven dat er aan de trailer was gelast en er flexwerkzaamheden aan de trailer waren verricht. Hij heeft verse lasnaden tussen het chassis en de koelbak van de oplegger waargenomen. Dit komt overeen met de verklaringen van [betrokkene 1] en de daadwerkelijk door de Engelse agenten aangetroffen palletlocker, waarin de drugs verstopt zaten. Dat er werkzaamheden werden uitgevoerd waarbij enige bemoeienis of inmenging niet op prijs werd gesteld, blijkt ook uit [getuige 2] ’s verklaring, inhoudende dat de roldeur van de loods nooit volledig openging, de ramen geblindeerd waren en dat hij van de mensen niet in de loods mocht komen. Dat de ramen geblindeerd waren, wordt ondersteund door verdachtes ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring dat de luxaflex van zijn loods dicht waren.
Voorts blijkt uit de verklaring van [betrokkene 4] in samenhang met het nader door de politie gedane onderzoek dat verdachte op of rond 20 juni 2011 samen met [betrokkene 1] , bij [betrokkene 1] thuis op internet naar ladingen voor in de vrachtwagen heeft gekeken. De verklaring van [betrokkene 1] wordt ook op dit punt ondersteund.
Ten slotte wordt het door [betrokkene 1] gestelde niet nakomen van afspraken door verdachte, ondersteund door de verklaringen van [betrokkene 5] , [betrokkene 4] en haar moeder [betrokkene 6] , tevens de toenmalige echtgenote van [betrokkene 1] . [betrokkene 5] en [betrokkene 6] hebben in dit verband verklaard dat zij verdachte hebben opgezocht omdat [betrokkene 6] geld van verdachte zou moeten krijgen teneinde te kunnen voorzien in haar levensonderhoud. Zij verklaren ook dat daadwerkelijk door verdachte geld is gegeven. Dat [betrokkene 6] en [betrokkene 5] diverse keren bij verdachte zijn geweest wordt ondersteund door objectief bewijs in de vorm van de door de politie gedane observaties. Verdachte heeft ook ter zitting van het hof verklaard betalingen aan [betrokkene 6] te hebben gedaan. Het hof stelt vast dat verdachte over de achtergrond van de betalingen wisselend heeft verklaard. Het hof is van oordeel dat de door verdachte gegeven wisselende verklaringen over deze betalingen in strijd zijn met hetgeen [betrokkene 6] en [betrokkene 5] daarover verklaren, dat deze geen steun vinden in het dossier en bovendien oncontroleerbaar zijn: mitsdien worden deze verklaringen van verdachte als ongeloofwaardig terzijde gesteld.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 1] ondersteund worden door onafhankelijke en uit eigen waarnemingen bestaande verklaringen van andere getuigen, zodat geen sprake is van een zogenoemde ‘unus testis’-situatie. Het hof acht de verklaringen van [betrokkene 1] in het verlengde hiervan en het hiervoor overwogene in aanmerking genomen zodanig betrouwbaar en geloofwaardig dat zij bijdragen in het bewijs. De hiertegenover gestelde verklaring van verdachte, dat hij slechts als eenvoudige reparateur van de koeloplegger opgetreden is, acht het hof op grond van de reeds aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, niet aannemelijk. Het hof verwerpt derhalve de verweren van de verdediging.
Medeplegen
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden aangemerkt, indien vast is komen te staan dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Het hof stelt vast dat verdachte op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen aangemerkt kan worden als degene die voorafgaand aan het drugstransport voor de oplegger heeft gezorgd door hem te kopen en later op te halen, en aanwezig is geweest bij de laswerkzaamheden die in de door hem gehuurde loods aan deze oplegger zijn verricht. Daarnaast is verdachte betrokken geweest bij het uitzoeken van de legale lading voor het drugstransport, alsmede bij het plaatsen van de drugs in de oplegger in de dagen voordat de oplegger door [betrokkene 1] naar Engeland werd gebracht. Tijdens het transport heeft verdachte de rol van contactpersoon voor de chauffeur vervuld. Verdachte heeft door zijn betrokkenheid een essentiële rol vervuld die heeft bijgedragen aan de gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit, in het bijzonder de uitvoer van 350 kilogram hennephars en 6,76 kilogram cocaïne. De materiële bijdrage waar deze rol binnen het geheel uit heeft bestaan, is naar het oordeel van het hof aanzienlijk en intensief en daarmee van voldoende gewicht geweest om te spreken van medeplegen. Dat deze rol zich met name voorafgaand aan het daadwerkelijke overbrengen naar Engeland heeft afgespeeld, doet aan het voorgaande niet af.”