ECLI:NL:HR:2017:3188

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
16/03331
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenvoudige belediging door spugen in gezicht buschauffeur en de toepassing van het noodzakelijkheidscriterium bij afwijzing verzoek getuigen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is veroordeeld voor eenvoudige belediging door het spugen in het gezicht van een buschauffeur, in strijd met artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad behandelt verschillende middelen die door de verdachte zijn ingediend, waarbij de advocaat E.R. Weening de verdediging heeft gevoerd. De zaak is behandeld op 19 december 2017, waarbij de Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad beoordeelt de ingediende middelen en komt tot de conclusie dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De eerste vraag betreft de toepassing van het noodzakelijkheidscriterium bij de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen, waarbij de verdachte aanvoert dat dit in strijd is met artikel 6.3.b van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarnaast wordt er een taalbarrière besproken tussen getuigen, waarbij getuige X in gebrekkig Nederlands en Engels een verklaring heeft afgelegd aan getuige Y, die als bijzonder opsporingsambtenaar werkzaam was. De Hoge Raad oordeelt dat de afwijzing om getuige X te horen voldoende gemotiveerd is.

Tot slot wordt de vraag behandeld of de bewezenverklaring voldoende gesteund is door de eigen waarnemingen van de getuigen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en verwerpt het beroep van de verdachte. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/03331
KD/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 juni 2016, nummer 22/002494-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.R. Weening, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2017.