ECLI:NL:HR:2007:BA2162
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over rechtsgeldigheid afstandsverklaring van inbeslaggenomen honden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de rechtsgeldigheid van een afstandsverklaring van inbeslaggenomen honden. De klaagster, geboren in 1968 en woonachtig in [woonplaats], had een beklag ingediend tegen de inbeslagname van haar twee Siberische Husky's. Zij stelde dat zij onder dwang had getekend voor de afstand van de honden, omdat haar was verteld dat de honden zouden worden afgemaakt als zij geen afstand zouden doen. De Rechtbank te Utrecht had op 1 september 2005 de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag, omdat zij afstand had gedaan van de honden. De klaagster ging in cassatie, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.H.J. van Gaal.
De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de Rechtbank of verwijzing naar het Gerechtshof te Arnhem. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet onjuist had geoordeeld door de klaagster niet-ontvankelijk te verklaren. De overwegingen van de Rechtbank, waarin werd gesteld dat de klaagster rechtsgeldig afstand had gedaan van de honden, werden door de Hoge Raad bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de vraag of er ongeoorloofde druk was uitgeoefend op de klaagster niet tot cassatie kon leiden, omdat dit verweven was met feitelijke waarderingen die niet verder konden worden getoetst in cassatie.
De Hoge Raad concludeerde dat er geen gronden waren voor vernietiging van de beschikking van de Rechtbank en verwierp het beroep. De beschikking werd gegeven door de vice-president en vier raadsheren, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.