“6. In het onderhavige geval is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid die de verdachte niet kan worden toegerekend. Cliënt is volstrekt onbekend met de gang van zaken in en rond de gerechtelijke procedures in strafzaken. Op dit punt wijs ik u op het bezwaarschrift van cliënt aan de Officier van Justitie d.d. 21 augustus 2015, waarbij cliënt bezwaar heeft gemaakt tegen de dagvaarding.
Zekerheidshalve leg ik een kopie van dit bezwaarschrift over.
7. De Officier van Justitie heeft nagelaten, het schrijven 21 augustus 2015 aan te merken als een bezwaar tegen de dagvaarding, en dit als zodanig door te zenden naar de rechtbank, met verzoek voor verdere behandeling zorg te dragen. Tevens heeft het OM nagelaten de ontvangst te bevestigen en hem te berichten over het verdere verloop van de zaak en hem te bevestigen dat hij ondanks zijn bezwaar tegen de dagvaarding aanwezig diende te zijn ter zitting van 15 oktober 2015.
8. Cliënt was er niet mee bekend en behoefde er niet mee bekend te zijn dat de behandeling ter zitting van de rechtbank, zou eindigen in een einduitspraak. Cliënt is er met recht van uit gegaan en heeft er op vertrouwd dat op 15 oktober 2015 zou worden beslist op het bezwaar tegen de dagvaarding, zoals door cliënt ingediend bij de Officier van Justitie d.d. 21 augustus 2015. Dat cliënt dit ook als zodanig heeft begrepen volgt uit de reactie van cliënt op het schrijven van de Officier van Justitie d.d. 11 november 2015, waarbij cliënt bericht:
“ik maak bezwaar tegen, uw beslissing van 11 november 2015. Het kenmerk van de beslissing is ... 103. U ontvangt een kopie van de beslissing bij dit bezwaarschrift". Alsmede verderop in zijn schrijven: “Daarnaast wil ik in aanmerking komen voor vergoeding van de kosten die ik voor deze bezwaarprocedure maak". Dit bewijst dat cliënt de oproep van de Officier van Justitie heeft opgevat als een bestuursrechtelijke procedure, in plaats van een procedure conform het Wetboek van Strafvordering. Cliënt heeft niet begrepen dat hij in persoon ter zitting van 15 oktober 2015 diende te verschijnen voor de Politierechter, op verdenking van mishandeling.
9. Dit is mede ingegeven door de psychische gesteldheid van cliënt. Cliënt verkeert in een zodanige psychische gesteldheid dat hij niet in staat is zijn eigen zaken naar behoren te behartigen. Gezien de psychische gesteldheid van cliënt moet ervan uit worden gegaan dat hij niet in staat was de tegen hem aangespannen procedure op juistheid te beoordelen en hij evenmin in staat was te beoordelen op welke wijze tijdig en dan ook nog eens op de juiste wijze hoger beroep diende te worden ingesteld. Bovendien was cliënt niet in staat te beoordelen of er sprake was van een einduitspraak of respectievelijk sprake was c.q. Zou kunnen zijn van een tussenbeslissing, ongeacht de aard van deze tussenbeslissing (daarbij valt te denken aan beslissing door de Officier op bezwaar, beslissing door de rechtbank op bezwaar). Hiervoor verwijs ik naar hetgeen ik reeds heb opgemerkt, over het feit dat cliënt bezwaar heeft gemaakt bij de Officier van Justitie, naar aanleiding van de aan hem uitgereikte dagvaarding.
10. Op dit punt verwijs ik uitdrukkelijk naar de bevindingen van de reclassering, reclasseringsadvies d.d. 1 oktober 2015. De reclassering vermeldt dat cliënt in reactie op zijn vervolging een bezwaarschrift bij het OM heeft ingediend en de reclassering erop wijst dat de toon in het bezwaarschrift opmerkelijk is. Tevens verwijs ik naar de door de reclassering vermelde psychische problematiek van cliënt: psychotrauma, persoonlijkheidsstoornis en identiteitsstoomis. Eveneens verwijs ik naar het vonnis waarbij cliënt als bijzondere voorwaarde is opgelegd behandeling door een psychiatrische kliniek. Dit alles bewijst dat cliënt in een zodanige psychische gesteldheid verkeert, dat de wijze waarop cliënt hoger beroep heeft ingesteld en de daardoor ontstane termijnoverschrijding verschoonbaar is.
11. Vastgesteld moet worden dat cliënt zo spoedig mogelijk nadat hij met de uitspraak bekend is geraakt, hoger beroep heeft ingesteld/heeft willen instellen/heeft willen laten instellen. Ik verwijs hiervoor naar het schrijven van 20 november aan het Parket (toegezonden kort na ontvangst van het schrijven van 11 november 2015. (…)”
3.6. In aanvulling op dit verweer hebben de raadsman en de verdachte ter terechtzitting van het hof nog het volgende aangevoerd: