ECLI:NL:HR:2011:BP2429

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04722
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep bij termijnoverschrijding door psychische gesteldheid

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep, dat te laat was ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de verdachte alleen in zijn beroep kan worden ontvangen indien er bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken. De verdachte had in eerste aanleg bij verstek een veroordeling gekregen en stelde pas hoger beroep in na de wettelijke termijn van veertien dagen. De verdediging voerde aan dat de verdachte in een zodanige psychische gesteldheid verkeerde dat hij niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad verwijst naar een verklaring van een psycholoog die een depressieve stoornis vaststelde bij de verdachte, wat de Hoge Raad aanleiding gaf om te concluderen dat het hof zijn beslissing onvoldoende had gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad benadrukt dat de wet bepaalt in welke gevallen en binnen welke termijn een rechtsmiddel kan worden ingesteld, en dat overschrijding van deze termijn in de regel leidt tot niet-ontvankelijkheid, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit verontschuldigbaar maken. De zaak illustreert het belang van een zorgvuldige afweging van de psychische gesteldheid van de verdachte in relatie tot de termijn voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

15 maart 2011
Strafkamer
Nr. 09/04722
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 juli 2009, nummer 22/000498-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L. Kleyn, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter van 20 oktober 2008.
2.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof houdt het volgende in:
"De voorzitter deelt mede dat de verdachte in eerste aanleg d.d. 20 oktober 2008 bij verstek is veroordeeld en dat de verdachte eerst hoger beroep in heeft gesteld d.d. 30 januari 2009.
Desgevraagd naar de reden van zijn afwezigheid op de terechtzitting in eerste aanleg, deelt de verdachte mede dat hij weliswaar op de hoogte was van de datum van de terechtzitting, maar die dag te laat was.
De advocaat-generaal voert hierna het woord en draagt de schriftelijke vordering voor.
De advocaat-generaal vordert dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep wegens het te laat instellen van appel en legt de vordering aan het gerechtshof over.
De raadsman voert het woord tot verdediging. Hij verklaart daartoe: Ik heb uw hof een verklaring van PsyQ d.d. 24 juni 2009 toegezonden. De verdachte is de laatste tijd niet zichzelf. Hij heeft eerder twee kinderen verloren en alles zit hem tegen. Er kan hem geen verwijt worden gemaakt. Ik verzoek u dit mee te nemen in uw afweging met betrekking tot de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep."
2.2.2. Het Hof heeft met betrekking tot het gevoerde verweer als volgt overwogen en beslist:
"Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2009 verklaard dat hij op de hoogte was van de zittingsdatum in eerste aanleg, maar die dag te laat was. Hieruit vloeit voort dat de verdachte tevoren bekend was met de dag van de terechtzitting in eerste aanleg. De verdachte had derhalve volgens de wet hoger beroep dienen in te stellen binnen veertien dagen na de op 20 oktober 2008 in eerste aanleg gegeven einduitspraak.
In het door de verdediging ter disculpatie aangevoerde, ziet het hof geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Nu het hoger beroep eerst na het verstrijken van die termijn is ingesteld op 30 januari 2009, dient de verdachte daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep."
2.2.3. De door de verdediging bedoelde verklaring van
drs. P. Dessing van PsyQ van 24 juni 2009 bevindt zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken en luidt als volgt:
"Geachte [verdachte],
(...)
In september 2008 bent u psychiatrisch en psychologisch onderzocht op de afdeling psychotrauma in verband met somberheid, slaapproblemen, opdringende gedachtes aan traumatische gebeurtenissen in uw leven, nachtmerries, verminderde concentratie en belangstelling voor activiteiten van het dagelijks leven. De conclusie van het destijds uitgevoerde onderzoek is dat het hierboven beschreven klachtenpatroon valt binnen een depressieve stoornis samenhangend met gestagneerde rouw in combinatie met postraumatische stress klachten.
De ingezette therapie heeft zich enerzijds gericht op het opheffen van het gestagneerde rouwproces - rondom het verlies van uw twee dochters en van uw fysieke capaciteiten om uw oude beroep weer in volle omvang te kunnen uitoefenen - plus het verminderen van de daarbij passende klachten en anderzijds gericht op het activeren. (...)
drs. P. Dessing gezondsheidszorgpycholoog & psychotherapeut i.o. afdeling Psychotrauma"
2.3. Vooropgesteld dient te worden dat de wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden; die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor hoger beroep door de verdachte, zoals in het onderhavige geval, betekent in de regel dat hij niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een zodanige psychische gesteldheid dat in verband daarmee het verzuim tijdig hoger beroep in te stellen niet aan de verdachte kan worden toegerekend (vgl. HR 6 januari 2004, LJN AN8587, NJ 2004/181).
2.4. Gelet op hetgeen door de raadsman onder verwijzing naar de verklaring van drs P. Dessing - waarin sprake is van een depressieve stoornis - is aangevoerd, had het Hof zijn beslissing nader dienen te motiveren. Het had moeten doen blijken een onderzoek te hebben ingesteld naar de vraag of en zo ja gedurende welke periode na het vonnis van de Kantonrechter de verdachte in een zodanige psychische gesteldheid verkeerde dat hij niet in staat was te beoordelen of hoger beroep diende te worden ingesteld. Een termijnoverschrijding gedurende een zodanige periode zou de verdachte niet kunnen worden toegerekend. In dat geval is de verdachte ontvankelijk in het door hem ingestelde rechtsmiddel indien hij, nadat een verhindering als hiervoor bedoeld is opgeheven, alsnog zo spoedig mogelijk hoger beroep heeft ingesteld of doen instellen.
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 maart 2011.