ECLI:NL:PHR:2017:1396

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
16/04713
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van de zaak wegens niet-nakoming van voorschriften inzake dagvaarding in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan over de niet-nakoming van de voorschriften inzake de dagvaarding in hoger beroep. De verdachte was eerder bij verstek niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, waarbij hij was veroordeeld tot een hechtenis van twee weken wegens overtreding van de Wegenverkeerswet. De advocaat van de verdachte, mr. L.E.G. van der Hut, heeft cassatie ingesteld op basis van het argument dat er geen afschrift van de appeldagvaarding naar de raadsman was verzonden, wat in strijd is met artikel 51 (oud) Sv. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat dit voorschrift niet is nageleefd, wat van groot belang is voor de geldigheid van de behandeling van de zaak. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat de bestreden uitspraak moest worden vernietigd en de zaak moest worden terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad heeft geen gronden gevonden om ambtshalve de uitspraak te vernietigen, maar heeft wel geoordeeld dat de niet-nakoming van de voorschriften een geldige behandeling van de zaak in de weg staat. De zaak wordt terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling van het hoger beroep.

Conclusie

Nr. 16/04713
Zitting: 31 oktober 2017
Mr. E.J. Hofstee
Conclusie inzake:
[verdachte]
Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 9 mei 2016 de verdachte bij verstek met toepassing van art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 14 december 2015. Bij dit vonnis is de verdachte wegens "overtreding van artikel 107, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van twee weken.
Namens de verdachte heeft mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te Den Haag, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel behelst de klacht dat art. 51 (oud) Sv in hoger beroep niet is nageleefd aangezien is verzuimd een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte te zenden. Volgens de steller heeft het hof evenmin onderzocht of de raadsman voor de zitting in hoger beroep behoorlijk was opgeroepen.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding bevindt zich een brief van 22 januari 2016 van mr. L.A.R. Newoor, gericht aan de strafgriffie van het gerechtshof Den Haag, waarin hij bericht op te treden als raadsman voor de verdachte in de zaak met het parketnummer 96/169101-15. Bij de stukken bevindt zich tevens een ontvangstbevestiging van 22 januari 2016 van de griffier bij de strafsector van het gerechtshof Den Haag.
Voorts bevindt zich bij de stukken van het geding de dagvaarding in hoger beroep. Noch uit mededelingen daarop gesteld, noch uit enig ander aan de Hoge Raad toegezonden stuk kan blijken dat een afschrift van de dagvaarding aan mr. Newoor is gezonden. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar noch de verdachte noch diens raadsman verschenen. [1]
6. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang beschouwd, vloeit het ernstige vermoeden voort dat ten aanzien van de dagvaarding in hoger beroep het voorschrift vervat in de tweede volzin van art. 51 (oud) Sv niet is nageleefd. Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al is dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan. [2]
7. Het middel slaagt.
8. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.In het proces-verbaal is een voetnoot met de volgende tekst opgenomen: "Ten tijde van de behandeling ter zitting bevonden zich geen stukken in het dossier waaruit kon worden opgemaakt dat er zich een raadsman of raadsvrouw in deze had gesteld. Bij de uitwerking is gebleken dat dergelijke stukken thans wel in het dossier aanwezig zijn. Het Hof houdt het er dan ook voor dat deze stukken op een later tijdstip door de administratie zijn ingevoegd."
2.Vgl. o.a. HR 18 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3292 en HR 9 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1453.