Conclusie
15/04223
mr. Hartlief
Zitting 11 november 2016
Conclusie inzake
[verzoeker]
(hierna aan te duiden als “[verzoeker]”)
tegen
1. New India Assurance Co. Ltd.
2. New India Assurance Representative N.V.
(hierna gezamenlijk aan te duiden als “New India”)
Een auto wordt na een ongeval
total lossverklaard. In deze Arubaanse zaak staat de vraag centraal of de in dit verband door het hof toegepaste schadebegrotingsmethode door de beugel kan. De benadeelde stelt dat zijn schade zo niet wordt vergoed, omdat de vergoeding hem niet werkelijk in staat stelt een vergelijkbare auto aan te schaffen en hij zo in wezen gedwongen wordt genoegen te nemen met een ander(e) (type) auto.
total lossverklaard. In deze Arubaanse zaak staat de vraag centraal of de in dit verband door het hof toegepaste schadebegrotingsmethode door de beugel kan. De benadeelde stelt dat zijn schade zo niet wordt vergoed, omdat de vergoeding hem niet werkelijk in staat stelt een vergelijkbare auto aan te schaffen en hij zo in wezen gedwongen wordt genoegen te nemen met een ander(e) (type) auto.
1.Inleiding
In deze Arubaanse zaak is een auto die als taxi werd geëxploiteerd na een aanrijding
total lossverklaard. Centraal staat de vraag hoe de in dit verband door eigenaar [verzoeker] (verzoeker tot cassatie) geleden schade moet worden bepaald. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is hem weliswaar schadevergoeding toegekend, maar zijn stelling is dat zijn schade als gevolg van de daarbij toegepaste methode van schadebegroting niet volledig wordt vergoed, zodat hij in een slechtere positie is komen te verkeren dan waarin hij zonder het ongeval zou hebben verkeerd. Met diverse rechts- en motiveringsklachten komt [verzoeker] op tegen ’s hofs oordeel over de omvang van de aan hem toekomende schadevergoeding.
total lossverklaard. Centraal staat de vraag hoe de in dit verband door eigenaar [verzoeker] (verzoeker tot cassatie) geleden schade moet worden bepaald. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is hem weliswaar schadevergoeding toegekend, maar zijn stelling is dat zijn schade als gevolg van de daarbij toegepaste methode van schadebegroting niet volledig wordt vergoed, zodat hij in een slechtere positie is komen te verkeren dan waarin hij zonder het ongeval zou hebben verkeerd. Met diverse rechts- en motiveringsklachten komt [verzoeker] op tegen ’s hofs oordeel over de omvang van de aan hem toekomende schadevergoeding.
2.Feiten en procesverloop
2.1
In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan. [1] Op 24 april 2012 heeft een aanrijding plaatsgevonden waarbij [verzoeker] en [betrokkene 1] als chauffeurs betrokken waren. [verzoeker] is, althans was in ieder geval ten tijde van het ongeval, taxichauffeur. De door hem bestuurde auto was in gebruik als taxi. [betrokkene 1] is aansprakelijk voor het ongeval en de gevolgen daarvan. [betrokkene 1], althans de door hem bestuurde auto, was tegen die aansprakelijkheid verzekerd bij New India.
2.3
Op 2 april 2013 heeft [verzoeker] per verzoekschrift bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba (hierna: “het GEA”) een zaak aanhangig gemaakt en gevorderd dat New India, voor zover in cassatie van belang, wordt veroordeeld tot het vergoeden van alle schade die [verzoeker] als direct of indirect gevolg van het ongeval heeft geleden.
2.4
Bij (tussen)vonnis van 19 februari 2014 heeft het GEA als volgt overwogen:
“3.1 Het belangrijkste principiële punt dat partijen verdeeld houdt, is de vraag of bij het begroten van de schade rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat [verzoeker] bij het invoeren op [4] kopen van een vervangende auto ten behoeve van zijn taxibedrijf aanspraak kan maken op vrijstelling van betaling van invoerrechten. (…)
3.3
Indien het schadeveroorzakende feit zich niet zou hebben voorgedaan had [verzoeker] op de datum van het ongeval beschikt over een goed onderhouden Honda Accord EX-L 4 cilinder, bouwjaar 2008 die steeds als taxi in gebruik was. Blijkens de koopovereenkomst bedroeg de kale koopsom AWG 72.500,- en was het belastingvoordeel AWG 19.000,-.
3.4
Voor de becijfering van de hoogte van de door [verzoeker] geleden schade gaan partijen ervan uit dat de auto total-loss is zodat de herstelkosten niet aan de orde komen. Alsdan dient naar het oordeel van het gerecht in beginsel uitgegaan te worden van de (tweedehands)waarde van de auto bij verkoop in het vrije verkeer op 24 april 2012. Anders dan New India c.s. betogen is daarbij niet relevant dat [verzoeker] de aldus te becijferen som van de schadevergoeding kan aanwenden om opnieuw een auto te importeren en daarbij opnieuw het belastingvoordeel voor taxiondernemers zou kunnen genieten. Aannemelijk is immers, dat als exact dezelfde auto op de tweedehands markt in Aruba beschikbaar zou zijn, [verzoeker] daarvoor aan de verkoper hetzelfde zou moeten betalen als willekeurig welke andere potentiële koper, te weten: de tweedehands prijs die ook een particulier of een bedrijf buiten de taxibranche bereid zou zijn voor die auto te betalen.”
2.5
Onduidelijk was of [verzoeker] bij verkoop op 24 april 2012 – het ongeval weggedacht – alsnog (een deel van) het belastingvoordeel zou hebben moeten terugbetalen aan het Land. Daarom heeft het GEA de zaak vervolgens aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de vraag of alsnog (een proportioneel deel van de) invoerrechten word(t)(en) geheven wanneer een taxibedrijf een als taxi gebruikte auto als tweedehands auto verkoopt of inruilt bij de aankoop van een andere auto, zodat hiermee bij de schadebegroting rekening moet worden gehouden (rov. 3.6).
2.6
Bij (eind)vonnis van 11 juni 2014 heeft het GEA geoordeeld dat genoemde invoerrechtenkwestie bij de schadebegroting buiten beschouwing kon worden gelaten. Het GEA heeft daartoe als volgt overwogen:
“2.1 Het gerecht hecht eraan in herinnering te brengen dat in het tussenvonnis is geoordeeld dat uitgegaan moet worden van de tweedehandswaarde van de auto op de vrije markt op het moment onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval. Die waarde wordt in dit bijzondere geval beïnvloed door de vraag of [verzoeker], in het hypothetische geval dat hij de auto op de vrije markt zou hebben verkocht aan een willekeurige derde, een deel van de koopprijs zou hebben moeten aanwenden om alsnog de invoerrechten te betalen, waarvan hij in de uitoefening van zijn taxibedrijf was vrijgesteld. In het tussenvonnis heeft het gerecht aan partijen in dat verband de vraag voorgelegd of – kort gezegd – van een taxibedrijf dat een als taxi gebruikte auto op de tweedehandsmarkt verkoopt of inruilt, alsnog (een proportioneel deel van de) invoerrechten geheven wordt.
2.2
Uit de door [verzoeker] overgelegde brief van de departamento di aduana van 20 maart 2014 blijkt - samengevat - dat een taxivergunninghouder het recht had om elke vier jaar een auto ten behoeve van het taxibedrijf te importeren, zonder invoerrecht te betalen. Na vier jaar was de taxivergunninghouder vrij de voorheen als taxi in bedrijf zijnde auto te verkopen zonder alsnog (een proportioneel deel van de) invoerrechten te moeten betalen en zonder over een nieuw te importeren auto invoerrechten te betalen. Per 1 juni 2012 is dit beleid gewijzigd in die zin dat de termijn is verkort van vier jaar naar drie jaar.
De termijn tussen de datum van het ongeval, 24 april 2012 en de datum van de beleidswijziging bedraagt slechts iets meer dan een maand. Uit de brief van 20 maart 2014 blijkt dat de bevoegde minister op 1 augustus 2012 voormeld beleid met terugwerkende kracht heeft gewijzigd. Gegeven de omstandigheid dat het gerecht voor de begroting van de schade is uitgegaan van de hypothese dat [verzoeker] zijn auto aan een willekeurige derde zou hebben verkocht, gaat het gerecht er ook van uit dat [verzoeker], als goed geïnformeerde taxiondernemer, zich zou hebben laten voorlichten omtrent de fiscale gevolgen van een dergelijke verkoop en in dat verband op 24 april 2012 kennis zou hebben genomen van een (toen) ophanden zijnde, voor hem gunstige beleidswijziging, die meebracht dat, als hij de verkoop zou uitstellen tot 1 juni 2012, de verkoop voor hem geen fiscaal negatieve gevolgen zou hebben.
2.3
Het voorgaande is voor het gerecht aanleiding om bij de begroting van de schade op voet van artikel 6:97 BW in het geheel geen rekening te houden met de omstandigheid dat [verzoeker] zijn auto zonder invoerrechten te hebben hoeven te betalen heeft geïmporteerd, noch met de omstandigheid dat hij een (bij hypothetische verkoop aan een willekeurige derde) koopsom zou kunnen aanwenden om iets meer dan drieënhalfjaar na de import van zijn vorige auto, weer een nieuwe auto ten behoeve van zijn taxibedrijf te importeren, zonder over de koopsom invoerrechten te betalen.”
2.7
Vervolgens heeft het GEA [verzoeker] vergoeding toegekend voor de door het ongeval geleden schade aan de auto. [5] Het GEA heeft daartoe als volgt overwogen:
“2.4 Uit het door New India c.s. overgelegde en - op dit punt - niet voldoende gemotiveerd weersproken, en naar oordeel van het gerecht voldoende objectief gerechtvaardigde, taxatierapport van [betrokkene 2] blijkt dat de cataloguswaarde van de auto Afl. 72.500,- bedroeg. Rekening houdend met een afschrijving over het eerste jaar van 30%, het tweede van 20%, het derde van 15% en van (9% /12x10=) 7,5% over de rest van de periode tot het ongeval resteert dan een waarde van Afl. 31.921,75. Daarop strekt in mindering de restwaarde van het wrak ad Afl. 6.000,- zodat (voor dit hypothetisch geval afgerond) een schadevergoeding van Afl. 26.000,- over blijft. Dat bedrag is als schadevergoeding toewijsbaar. Over dat bedrag zij New India c.s. wettelijke rente verschuldigd. Omdat de onrechtmatigheid in dit geval bestaat uit de niet tijdige voldoening van de verbintenis tot betaling door New India c.s. van een geldsom is de schadevergoeding ter zake ingevolge artikel 6:119 lid 1 BW gefixeerd op de wettelijke rente.”
2.8
Bij akte van appel van 21 juli 2014 heeft [verzoeker] tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. In Grievance (grief) A is hij opgekomen tegen deze wijze van schadebegroting, waarbij voor ieder jaar dat de auto in gebruik is een vast percentage van de nieuwwaarde wordt afgeschreven. Hij heeft daartoe betoogd dat de toegepaste methode erin resulteert dat hij in een slechtere positie komt te verkeren dan waarin hij zonder het ongeval zou hebben verkeerd, omdat hij niet in staat is met het toegekende schadebedrag eenzelfde auto van hetzelfde merk en type en hetzelfde bouwjaar te verkrijgen. [6] Hij heeft hiertoe verwezen naar een door hem overgelegd rapport (“Replacement Cost Estimation Overview”) dat inzage geeft in de gemiddelde prijs van een tweedehands viercilinder Honda Accord uit 2008 met vergelijkbaar kilometrage zoals die in Aruba en in Miami, Florida (Verenigde Staten) te koop is. [7] Grief A concludeert onder 14 (p. 13-14 akte van appel) dat een dergelijke auto tussen Afl. 42.095,42 (berekende redelijke vraagprijs in Aruba) en Afl. 54.791,10 (bij import uit de VS) zou kosten, zodat de door het GEA toegekende schadevergoeding van Afl. 26.000 voor [verzoeker] een verlies van Afl. 16.095,42 tot Afl. 28.791,10 zou opleveren.
2.9
In zijn vonnis van 16 juni 2015 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: “het hof”) de door het GEA gehanteerde methode echter bekrachtigd. Het hof heeft daartoe als volgt overwogen:
“4.4 Ter vaststelling van de schade, bestaande uit het verlies van de auto, heeft New India een ‘afschrijvingsmethode’ gehanteerd. De cataloguswaarde (hier: Afl. 72.500,=) is verminderd met 30% voor het eerste jaar, 15% voor het tweede jaar en (een gedeelte van) 10% voor het (gedeelte van het) derde jaar (zie het Survey-report, productie 3 bij conclusie van antwoord); deze methode is door het GEA gevolgd (eindvonnis rov. 2.4). Het Hof begrijpt uit het dossier dat het een algemeen gangbare methode is in Aruba. Het Hof heeft hiertegen geen bedenkingen. Schade aan een auto komt veelvuldig voor en vergt daarom bij uitstek een snelle afwikkeling naar uniforme maatstaven. Een zodanige afwikkeling wordt bevorderd door het hanteren van een gestandaardiseerd systeem waarover in de desbetreffende branche overeenstemming bestaat en waarin geen rekening wordt gehouden met omstandigheden van het concrete geval. Aldus kan snel na het ontstaan van de schade de schade naar objectieve maatstaven worden vastgesteld (zie
mutatis mutandisHR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0357, NJ 2013/219). Dat uit het door [verzoeker] overgelegde
Kelley Blue Bookmogelijk een andere waarde volgt, doet daaraan niet af. Die catalogus is uitgegeven in de Verenigde Staten en is bestemd voor de Amerikaanse automarkt.
mutatis mutandisHR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0357, NJ 2013/219). Dat uit het door [verzoeker] overgelegde
Kelley Blue Bookmogelijk een andere waarde volgt, doet daaraan niet af. Die catalogus is uitgegeven in de Verenigde Staten en is bestemd voor de Amerikaanse automarkt.
4.5.
Het kan zijn dat in het kleine Aruba voor de aldus vastgestelde dagwaarde niet eenzelfde auto, van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar, kan worden verkregen, maar [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het in redelijkheid noodzakelijk is dat hij eenzelfde auto, van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar, terugkrijgt.”
De gehanteerde methode wordt hierna, in navolging van het hof, aangeduid als ‘afschrijvingsmethode’.
2.1
Tegen dit oordeel heeft [verzoeker] bij verzoekschrift van 14 september 2015 tijdig cassatie ingesteld.
3.Cassatiemiddel en verweer
3.1
Het cassatiemiddel bestaat uit 3 onderdelen. Onderdeel 1 is een inleiding die geen zelfstandige klacht bevat. Onderdeel 3 is een gevolgtrekking en bevat evenmin een zelfstandige klacht. Onderdeel 2 valt uiteen in twee subonderdelen, waarvan subonderdeel 2.1 meerdere rechts- en motiveringsklachten bevat die (ook) in samenhang moeten worden gelezen en zijn gericht tegen rov. 4.4 en 4.5 van het bestreden vonnis en de daarop voortbouwende rov. 4.8-4.10 en 5 (dictum).
3.2
Subonderdeel 2.1betoogt dat het in rov. 4.4 en 4.5 neergelegde oordeel rechtens onjuist, althans onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd is. Deze klachten worden uitgewerkt in subonderdelen 2.1.1 tot en met 2.1.10. Rode draad is dat de aan [verzoeker] toegekende vergoeding zijn schade niet werkelijk vergoedt, terwijl dat de doelstelling is van het schadevergoedingsrecht. Sommige van de subonderdelen bestaan enkel uit toelichting, terwijl andere concrete klachten bevatten. Zij kunnen als volgt verkort worden weergegeven. [8]
3.3
Subonderdeel 2.1.3 (2) [9] richt zich tegen toepassing (mutatis mutandis) door het hof van het arrest van Uw Raad van 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0357,
NJ2013/219 (hierna verkort aangeduid als
Reaal/Athlon), omdat in casu eigenlijk het spiegelbeeld aan de orde is van de situatie in
Reaal/Athlon. In die zaak was de vraag of Athlon recht had op een (als gevolg van het abstraheren van de korting op de herstelkosten) hogere vergoeding dan de door haar geleden schade, terwijl in de onderhavige zaak juist de vraag is of [verzoeker] genoegen moet nemen met een lagere vergoeding dan de werkelijk door hem geleden schade, zodat hij in wezen in een slechtere toestand zou komen te verkeren dan zonder de aanrijding het geval zou zijn. Dit strookt niet met de centrale doelstelling van het schadevergoedingsrecht.
NJ2013/219 (hierna verkort aangeduid als
Reaal/Athlon), omdat in casu eigenlijk het spiegelbeeld aan de orde is van de situatie in
Reaal/Athlon. In die zaak was de vraag of Athlon recht had op een (als gevolg van het abstraheren van de korting op de herstelkosten) hogere vergoeding dan de door haar geleden schade, terwijl in de onderhavige zaak juist de vraag is of [verzoeker] genoegen moet nemen met een lagere vergoeding dan de werkelijk door hem geleden schade, zodat hij in wezen in een slechtere toestand zou komen te verkeren dan zonder de aanrijding het geval zou zijn. Dit strookt niet met de centrale doelstelling van het schadevergoedingsrecht.
3.4
In
subonderdeel 2.1.4betoogt [verzoeker] dat het hof met de toepassing van de (forfaitaire) afschrijvingsmethode ten onrechte is afgeweken van het uitgangspunt van volledige schadevergoeding. In dit kader zoekt [verzoeker] aansluiting bij een algemene lijn in de rechtspraak van Uw Raad die zou inhouden dat eventuele vuistregels en fictieve rekenregels moeten wijken wanneer door de benadeelde een beroep op de werkelijke situatie wordt gedaan. [verzoeker] verwijst in dit verband naar rechtspraak op het terrein van het familierecht en van het arbeidsrecht (
subonderdeel 2.1.5).
subonderdeel 2.1.4betoogt [verzoeker] dat het hof met de toepassing van de (forfaitaire) afschrijvingsmethode ten onrechte is afgeweken van het uitgangspunt van volledige schadevergoeding. In dit kader zoekt [verzoeker] aansluiting bij een algemene lijn in de rechtspraak van Uw Raad die zou inhouden dat eventuele vuistregels en fictieve rekenregels moeten wijken wanneer door de benadeelde een beroep op de werkelijke situatie wordt gedaan. [verzoeker] verwijst in dit verband naar rechtspraak op het terrein van het familierecht en van het arbeidsrecht (
subonderdeel 2.1.5).
3.5
Subonderdeel 2.1.6komt op tegen het oordeel in rov. 4.5 dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het in redelijkheid noodzakelijk is dat hij eenzelfde auto, van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar, terugkrijgt. [verzoeker] betoogt dat het hof bij de schadeberekening had dienen te letten op de concrete omstandigheden van het geval. Ook vanuit dit perspectief zou de door het hof toegepaste afschrijvingsmethode van een onjuiste rechtsopvatting getuigen nu de daarmee bepaalde schadevergoeding [verzoeker], zoals in dit verband als hypothetische feitelijke grondslag geldt, niet in staat stelt om in Aruba eenzelfde auto van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar te kopen. In een dergelijk geval waarin enkel uit een fictieve berekening een lager bedrag blijkt, moet de benadeelde op zijn minst in de gelegenheid worden gesteld om tegenbewijs tegen die fictieve berekening te leveren om aldus zijn werkelijke schade vergoed te krijgen. Ook hier moet de schade concreet worden berekend en er is geen aanleiding of noodzaak om niet de omstandigheden van het geval mee te nemen. In casu zou het dan gaan om de concrete marktwaarde, dat wil zeggen het bedrag waarvoor [verzoeker] daadwerkelijk een ‘well maintained Honda Accord EXL 2008’ kan terugkopen.
3.6
Subonderdeel 2.1.7betoogt dat het hof ten onrechte geen acht heeft geslagen op het door [verzoeker] ten bewijze van zijn schade overgelegde
Kelley Blue Book. [10] Dat is rechtens onjuist en onbegrijpelijk nu als hypothetische feitelijke grondslag geldt dat de door het hof bepaalde dagwaarde [verzoeker] niet in staat stelt om in Aruba eenzelfde auto van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar te kopen en hij daarmee juist is aangewezen op import uit de Verenigde Staten.
Kelley Blue Book. [10] Dat is rechtens onjuist en onbegrijpelijk nu als hypothetische feitelijke grondslag geldt dat de door het hof bepaalde dagwaarde [verzoeker] niet in staat stelt om in Aruba eenzelfde auto van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar te kopen en hij daarmee juist is aangewezen op import uit de Verenigde Staten.
3.7
Het hof zou hebben miskend dat het feit dat sprake is van een ‘gangbare methode van taxeren in Aruba’ nog niet meebrengt dat het arrest
Reaal/Athlononverkort kan en mag worden toegepast. In dit geval is er, aldus
subonderdeel 2.1.8, [11] geen sprake van een tussen de partij die de schade moet betalen (de verzekeraar) en een partij die de benadeelde schadeloos moet stellen (in
Reaal/Athloneen branche van schadeherstelbedrijven) afgesproken standaardregeling op grond waarvan de benadeelde per saldo geen schade heeft geleden. Dat taxateurs een door een verzekeringsmaatschappij geaccepteerde en mogelijk in Aruba gangbare methode gebruiken, wil nog niet zeggen dat de partij die schade heeft geleden daarmee automatisch ook volledig schadeloos wordt gesteld, aldus het subonderdeel.
Reaal/Athlononverkort kan en mag worden toegepast. In dit geval is er, aldus
subonderdeel 2.1.8, [11] geen sprake van een tussen de partij die de schade moet betalen (de verzekeraar) en een partij die de benadeelde schadeloos moet stellen (in
Reaal/Athloneen branche van schadeherstelbedrijven) afgesproken standaardregeling op grond waarvan de benadeelde per saldo geen schade heeft geleden. Dat taxateurs een door een verzekeringsmaatschappij geaccepteerde en mogelijk in Aruba gangbare methode gebruiken, wil nog niet zeggen dat de partij die schade heeft geleden daarmee automatisch ook volledig schadeloos wordt gesteld, aldus het subonderdeel.
3.8
Daarnaast, zo betoogt
subonderdeel 2.1.9, [12] is een als in
Reaal/Athlongehanteerd forfaitair systeem onbruikbaar in een geval als het onderhavige, omdat het systeem in genoemd arrest is toegesneden op reparatieschade en volgens het daar gehanteerde systeem de benadeelde de keus heeft om met het toegekende bedrag de auto weer te herstellen of ongerepareerd te laten en de aldus ontstane schade te accepteren als waardevermindering. Het gaat in het arrest om vaststelling van schade die door herstel ongedaan kan worden gemaakt. In het onderhavige geval is echter sprake van een situatie waarin de auto
total lossis verklaard. Daarvoor zijn geen gestandaardiseerde bedragen beschikbaar; het enige bruikbare criterium is, aldus het middel, wat het kost om eenzelfde auto van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar aan te schaffen, waarbij juist wel de omstandigheden van het geval in acht moeten worden genomen. [13] Daar komt bij dat vastgestelde bedragen voor reparatie ook objectief beschouwd iets anders zijn dan een taxatie. Juist bij een taxatie moeten alle omstandigheden van het concrete geval in acht worden genomen, waarbij ook van invloed is de marktwaarde van de bewuste auto in het lokale economische verkeer van Aruba alsook de vraag of de op basis van een forfaitaire maatstaf berekende fictieve waarde in concreto overeenstemt met de reële marktwaarde. Voor beantwoording van deze laatste vraag is van belang of voor de forfaitair berekende waarde daadwerkelijk eenzelfde auto van het zelfde merk en met hetzelfde bouwjaar aan te schaffen is.
subonderdeel 2.1.9, [12] is een als in
Reaal/Athlongehanteerd forfaitair systeem onbruikbaar in een geval als het onderhavige, omdat het systeem in genoemd arrest is toegesneden op reparatieschade en volgens het daar gehanteerde systeem de benadeelde de keus heeft om met het toegekende bedrag de auto weer te herstellen of ongerepareerd te laten en de aldus ontstane schade te accepteren als waardevermindering. Het gaat in het arrest om vaststelling van schade die door herstel ongedaan kan worden gemaakt. In het onderhavige geval is echter sprake van een situatie waarin de auto
total lossis verklaard. Daarvoor zijn geen gestandaardiseerde bedragen beschikbaar; het enige bruikbare criterium is, aldus het middel, wat het kost om eenzelfde auto van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar aan te schaffen, waarbij juist wel de omstandigheden van het geval in acht moeten worden genomen. [13] Daar komt bij dat vastgestelde bedragen voor reparatie ook objectief beschouwd iets anders zijn dan een taxatie. Juist bij een taxatie moeten alle omstandigheden van het concrete geval in acht worden genomen, waarbij ook van invloed is de marktwaarde van de bewuste auto in het lokale economische verkeer van Aruba alsook de vraag of de op basis van een forfaitaire maatstaf berekende fictieve waarde in concreto overeenstemt met de reële marktwaarde. Voor beantwoording van deze laatste vraag is van belang of voor de forfaitair berekende waarde daadwerkelijk eenzelfde auto van het zelfde merk en met hetzelfde bouwjaar aan te schaffen is.
3.9
Ook ’s hofs oordeel dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het in redelijkheid noodzakelijk is dat hij eenzelfde auto van hetzelfde merk en bouwjaar terug zou krijgen, gaat volgens
subonderdeel 2.1.10uit van een onjuiste rechtsopvatting.
subonderdeel 2.1.10uit van een onjuiste rechtsopvatting.
3.1
Subonderdeel 2.2bevat geen zelfstandige klacht: mocht één van de voorgaande klachten slagen, dan treft deze ook de op rov. 4.4 en 4.5 voortbouwende rov. 4.6-4.10 en rov. 5 (het dictum).
3.11
New India heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Het verweer kan verkort als volgt worden weergegeven:
a) De feitenrechter heeft een grote mate van vrijheid bij zowel het kiezen van de schadebegrotingsmethode als de toepassing ervan (schriftelijke toelichting New India randnummers 10-11). Het hof is ruim binnen de grenzen van deze vrijheid gebleven.
b) Bij het verloren gaan van een zaak, zoals in casu, ligt niet de nadruk op het herstellen van de fysieke toestand van de zaak (zoals bij beschadiging), maar op herstel van de vermogenstoestand van de benadeelde en daarmee op de vermogensdaling die hij heeft ervaren als gevolg van het verloren gaan van de zaak (schriftelijke toelichting New India randnummers 13-18). Het gaat er daarom in het onderhavige geval niet om dat [verzoeker] een zodanig bedrag terugkrijgt dat hij eenzelfde auto fysiek kan verkrijgen, maar dat hij wordt gecompenseerd voor de daling in zijn vermogen als gevolg van het verlies van zijn auto.
c) Voor de afwikkeling van schadeclaims wordt vaak een abstracte wijze van schadebegroting gehanteerd, omdat deze beter aan de behoeften van de praktijk voldoet (schriftelijke toelichting New India randnummers 19-24). Bij zaaksbeschadiging is het uitgangspunt dat de schade abstract wordt vastgesteld en daarop kunnen slechts met terughoudendheid uitzonderingen worden aanvaard.
d) [verzoeker]’s standpunt, dat hij eenzelfde auto moet kunnen terugkopen, kan tot ongewenste situaties leiden, nu op een kleine markt als Aruba slechts weinig van deze auto’s beschikbaar zijn, zodat de concrete vervangingskosten zeer hoog kunnen zijn (schriftelijke toelichting New India randnummers 25-27).
e) Dit zou wellicht anders zijn indien het in redelijkheid noodzakelijk is dat [verzoeker] eenzelfde auto terugkrijgt, bijvoorbeeld als was gebleken dat de auto kan worden gezien als een zaak met eigen individuele kenmerken (schriftelijke toelichting New India randnummers 28-30). Dat is, aldus New India, echter niet het geval. Dat het niet redelijkerwijs noodzakelijk is dat [verzoeker] eenzelfde auto terugkrijgt, blijkt ook uit het feit dat [verzoeker] in de tussentijd een ander type auto heeft kunnen gebruiken.
f) De motiveringsklachten van [verzoeker] gericht tegen de wijze waarop het hof de abstracte berekening heeft toegepast stuiten alle af op de grote vrijheid die de feitenrechter heeft bij het toepassen van de door hem gekozen wijze van schadebegroting; daarmee faalt ook de klacht over het niet in staat gesteld zijn tot tegenbewijs: bij schadebegroting is de rechter niet gebonden aan de gewone regels van stelplicht en bewijslast (schriftelijke toelichting New India randnummers 31-32).
g) Verder dienen de subonderdelen 2.1.6 en 2.1.7 te falen bij gebrek aan belang omdat deze gebaseerd zouden zijn op het volgens New India onjuiste vertrekpunt dat [verzoeker] niet precies eenzelfde auto kan terugkrijgen (schriftelijke toelichting New India randnummers 32-33).
h) New India bestrijdt dat het hof
Reaal/Athlonniet had mogen toepassen. Niet ter zake doet dat in het onderhavige geval geen sprake was van een berekeningsmethode die berustte op een afspraak tussen [verzoeker] en New India. Beide schadeberekeningsmethoden hebben doelmatigheid van de schadeafhandeling als achtergrond (schriftelijke toelichting New India randnummers 34-35).
Reaal/Athlonniet had mogen toepassen. Niet ter zake doet dat in het onderhavige geval geen sprake was van een berekeningsmethode die berustte op een afspraak tussen [verzoeker] en New India. Beide schadeberekeningsmethoden hebben doelmatigheid van de schadeafhandeling als achtergrond (schriftelijke toelichting New India randnummers 34-35).
i) Tussen partijen is eigenlijk niet in geschil dat [verzoeker]’s schade abstract dient te worden begroot. [verzoeker] begroot deze immers zelf ook abstract, althans hij abstraheert zelf ook van diverse concrete omstandigheden van het geval (schriftelijke toelichting New India randnummers 36-37).
j) Omdat alle klachten falen, treft de voortbouwende klacht gericht tegen rov. 4.6-4.10 en het dictum in rov. 5 hetzelfde lot (schriftelijke toelichting New India randnummer 9).
3.12
In zijn repliek benadrukt [verzoeker] een aantal centrale stellingen uit zijn verzoekschrift [14] en komt hij op tegen het verweer dat niet is gebleken dat hij redelijkerwijs eenzelfde auto zou moeten terugkrijgen: aan het feit dat hij noodgedwongen enige tijd van een Toyota Camry uit 1996 gebruik heeft gemaakt, kunnen geen consequenties worden verbonden. Verder bestrijdt hij dat begroting van de schade op de kosten van de aanschaf van een vervangende auto van hetzelfde merk, type en bouwjaar wegens schaarste op de Arubaanse automarkt onredelijk en ongewenst zou zijn.
4.Algemene uitgangspunten voor schadebegroting
4.1
Het middel bevat meerdere rechts- en motiveringsklachten die zich alle keren tegen de wijze van schadebegroting die het hof heeft gekozen, zodat het nuttig is om voorafgaand aan de bespreking van de klachten de uitgangspunten te schetsen die bij de begroting van schade in het algemeen en bij de begroting van schade als gevolg van beschadiging of verlies van een zaak in het bijzonder in acht moeten worden genomen. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de vraag of bij totaal verlies van een zaak in ieder geval noodzakelijk is dat de benadeelde door de schadevergoeding in staat wordt gesteld eenzelfde zaak te verkrijgen.
Algemene opmerkingen
4.2
Centraal staat een schadebegrotingskwestie. [15] In dit verband komt art. 6:97 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba in beeld en daarmee art. 6:97 BW, nu deze bepalingen gelijkluidend zijn. Deze aan schadebegroting gewijde bepaling moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van het bijzondere karakter van het aansprakelijkheidsrecht als vergoedingssysteem. [16]
4.3
Anders dan bijvoorbeeld een stelsel als dat van de sociale zekerheid is het aansprakelijkheidsrecht niet in de eerste plaats een vergoedingssysteem. Primair gaat het om iets anders: nakoming van rechtsplichten waarvan de sanctionering en handhaving echter eerst en vooral plaatsvinden door aansprakelijkheid (de verplichting om bij de overtreding van de primaire rechtsplicht ontstane schade te vergoeden) aan te nemen. Anders dan bijvoorbeeld in de sociale zekerheid, waarin de vraag is of getroffene recht heeft op een uitkering ten laste van de betrokken uitkeringsinstantie, is in het aansprakelijkheidsrecht vergoeding niet aan de orde vanwege ‘een fact of life’ of een ‘normaal maatschappelijk risico’, maar vanwege een door het recht ‘verboden’ verstoring (schending van een primaire rechtsplicht), die op het conto van een persoon, die ook wel ‘dader’ wordt genoemd, kan worden geschoven. Die verstoring vraagt om herstel door deze laatste van de (voormalige) status quo. [17]
4.4
Dit bijzondere karakter van het aansprakelijkheidsrecht heeft consequenties: het doet het wat betreft vergoedingsniveau, vergoedingsvoorwaarden en keuze- en manoeuvreerruimte voor getroffenen verschillen van andere vergoedingssystemen. Kort gezegd komt het erop neer dat getroffenen in het aansprakelijkheidsrecht een hoger vergoedingsniveau mogen verwachten, maar dat zij om daarvoor in aanmerking te komen ook aan strengere voorwaarden moeten voldoen. Bij het bijzondere karakter van het systeem past ook dat getroffenen in de door de verstoring van de status quo ontstane situatie meer vrijheid en keuzeruimte hebben bijvoorbeeld op het vlak van arbeidsreïntegratie en schadebeperking dan in andere vergoedingssystemen. [18]
4.5
Bij herstel van de (voormalige) status quo past niet alleen
volledigevergoeding van vermogensschade, [19] maar ook
concretebegroting. Dit betekent dat de schade moet worden begroot met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Dit in tegenstelling tot de zogenaamde abstracte schadebegroting, waarbij van (sommige van) deze omstandigheden wordt geabstraheerd. [20] Uw Raad heeft het eerder, in het arrest
Rijnstate/[...], aldus geformuleerd: [21]
volledigevergoeding van vermogensschade, [19] maar ook
concretebegroting. Dit betekent dat de schade moet worden begroot met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Dit in tegenstelling tot de zogenaamde abstracte schadebegroting, waarbij van (sommige van) deze omstandigheden wordt geabstraheerd. [20] Uw Raad heeft het eerder, in het arrest
Rijnstate/[...], aldus geformuleerd: [21]
“3.3. (...) Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding dient dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat zijn schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval.”
4.6
Het slachtoffer moet (zoveel mogelijk) worden gebracht in de situatie waarin hij ‘anders’, zonder het schadebrengende feit dus, zou verkeren. [22]
4.7
Tegen deze achtergrond moet vervolgens naar art. 6:97 BW worden gekeken. Allereerst is het zinvol een blik te werpen op tekst en parlementaire geschiedenis. De tekst luidt als volgt:
De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat. [23]
De tweede zin was er eerder dan de eerste. Aanvankelijk hield het Ontwerp Meijers het nog korter: [24]
Oordeelt de rechter dat de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dan moet zij worden geschat.
Bij MvA II is een nieuwe eerste zin toegevoegd, die beoogde een wettelijke basis te geven aan abstracte (en andere) wijzen van schadebegroting: [25]
“Het komt er op neer dat de rechter bij de begroting van schade en ook bij de keuze op welke wijze de begroting moet plaats vinden, een grote mate van vrijheid heeft en ook niet gebonden is aan de gewone regels van stel- en bewijsplicht, terwijl de bepaling die thans in de tweede zin is vervat hem tevens in belangrijke mate ontheft van zijn motiveringsplicht. Wel zal zijn beslissing, met name aan de hand van de eerste zin, in cassatie kunnen worden getoetst op een wijze die vergelijkbaar is met het huidige recht; men vergelijke H.R. 16 juni 1961, N.J. 1961, 444 en 13 december 1963, N.J. 1964, 449. (...) Zoals reeds aangestipt, geeft de regel aan de rechter mede de vrijheid om tot een abstracte wijze van schadeberekening te komen. Op de vraag in welke gevallen deze op haar plaats is, is moeilijk een algemeen antwoord te geven. Dit antwoord is dan ook in beginsel aan de rechter overgelaten.”
4.8
4.9
In dit verband wordt inderdaad aangenomen dat de feitenrechter een grote mate van vrijheid heeft bij de schadebegroting, waarbij hij niet gebonden is aan de gewone regels van stel- en bewijsplicht. [28] Deze vrijheid is echter niet onbegrensd: in cassatie kan onder meer worden getoetst of de rechter bij de keuze voor een bepaalde wijze van schadebegroting is uitgegaan van een juiste rechtsopvatting. [29]
4.11
Het is daarbij goed te bedenken dat deze
vrijheidniet betekent dat de rechter in een bepaald type gevallen naar believen kan kiezen en dus nu eens concreet dan weer abstract mag begroten en evenmin dat de ene rechter in een bepaald type gevallen concreet kan begroten, terwijl de andere juist voor een abstracte benadering kiest. [32] In gevallen waarin in de rechtspraak (van Uw Raad) is gekozen voor een abstracte benadering, bijvoorbeeld zoals hierna nader te bespreken in gevallen van zaaksbeschadiging, is daarmee duidelijk dat zij ook in andere vergelijkbare gevallen aangewezen is.
vrijheidniet betekent dat de rechter in een bepaald type gevallen naar believen kan kiezen en dus nu eens concreet dan weer abstract mag begroten en evenmin dat de ene rechter in een bepaald type gevallen concreet kan begroten, terwijl de andere juist voor een abstracte benadering kiest. [32] In gevallen waarin in de rechtspraak (van Uw Raad) is gekozen voor een abstracte benadering, bijvoorbeeld zoals hierna nader te bespreken in gevallen van zaaksbeschadiging, is daarmee duidelijk dat zij ook in andere vergelijkbare gevallen aangewezen is.
4.12
Ook op een ander punt lijkt verduidelijking aangewezen. Het ligt niet voor de hand om uit te gaan van een
keuzerechtvoor benadeelde. [33] Het is niet aan hem om te kiezen tussen concrete en abstracte begroting. Hoewel er andersluidende literatuur is [34] en ook wel rechtspraak die het beeld oproept van keuzeruimte voor de benadeelde, [35] staat zij bij nadere bestudering eigenlijk in een andere sleutel: namelijk het recht om
in aanvullingop de abstract begrote schadepost vergoeding van
andereschade te vorderen. [36] Om dezelfde reden is het ook niet juist de abstract begrote schadevergoeding als
minimumte zien. Ook in dit beeld heeft de benadeelde kennelijk de ruimte om te kiezen voor een hogere concrete vergoeding. Van keuzeruimte of –vrijheid is in beginsel echter geen sprake. [37]
keuzerechtvoor benadeelde. [33] Het is niet aan hem om te kiezen tussen concrete en abstracte begroting. Hoewel er andersluidende literatuur is [34] en ook wel rechtspraak die het beeld oproept van keuzeruimte voor de benadeelde, [35] staat zij bij nadere bestudering eigenlijk in een andere sleutel: namelijk het recht om
in aanvullingop de abstract begrote schadepost vergoeding van
andereschade te vorderen. [36] Om dezelfde reden is het ook niet juist de abstract begrote schadevergoeding als
minimumte zien. Ook in dit beeld heeft de benadeelde kennelijk de ruimte om te kiezen voor een hogere concrete vergoeding. Van keuzeruimte of –vrijheid is in beginsel echter geen sprake. [37]
4.13
Van de mogelijkheid van abstracte schadebegroting heeft Uw Raad, als gezegd, nadrukkelijk gebruik gemaakt. Abstracte schadebegroting wordt daarbij wel gezien als een hulpmiddel dat in bepaalde gevallen bij het vaststellen van schade goede diensten kan bewijzen. [38] Zij kan wenselijk of noodzakelijk zijn wanneer het vaststellen van de concrete schade problemen oplevert (te lang duurt of kostbaar is bijvoorbeeld) of tot niet redelijke of weinig zinvolle resultaten zou leiden. [39] Er is echter geen algemeen geldende regel aan de hand waarvan kan worden bepaald in welke gevallen een abstracte wijze van begroting aangewezen is. [40] Uw Raad heeft in diverse gevallen een abstracte schadebegroting toegestaan, maar deze voor andere gevallen juist afgewezen. [41]
4.14
Duidelijk is in ieder geval dat concrete begroting uitgangspunt is en dat uitzonderingen daarop niet steeds dezelfde achtergrond hebben. Ik citeer opnieuw uit het arrest
Rijnstate/[...]:
Rijnstate/[...]:
“3.3 (...) Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding dient dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat zijn schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. (...)
3.4
Op dit uitgangspunt zijn in de rechtspraak echter, zowel op praktische gronden als om redenen van billijkheid, in bijzondere gevallen uitzonderingen aanvaard.”
De vervolgens door Uw Raad in het arrest genoemde gevallen van abstrahering bij schadebegroting liggen, begrijpelijk vanwege de aan de orde zijnde context, op het terrein van de personenschade en hebben ‘redenen van billijkheid’ als achtergrond. [42]
Zaaksbeschadiging
4.15
Het regime bij zaaksbeschadiging pleegt juist te worden gezien als een voorbeeld van abstraheren ‘op praktische gronden’. Overwegingen van doelmatigheid zouden de boventoon voeren. Het meest recente arrest in dit verband,
Reaal/Athlon, heeft net als de onderhavige zaak betrekking op schade aan auto’s en staat ook in de sleutel van efficiëntie. In het volgende citaat komt goed naar voren hoe het regime luidt: [43]
Reaal/Athlon, heeft net als de onderhavige zaak betrekking op schade aan auto’s en staat ook in de sleutel van efficiëntie. In het volgende citaat komt goed naar voren hoe het regime luidt: [43]
“3.6.1 Ingevolge art. 6:97 BW dient de rechter de schade te begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. In gevallen van zaaksbeschadiging is uitgangspunt dat de eigenaar van de beschadigde zaak door die beschadiging een nadeel in zijn vermogen lijdt dat gelijk is aan de waardevermindering die de zaak heeft ondergaan. Volgens vaste rechtspraak zal het geldbedrag waarin deze waardevermindering kan worden uitgedrukt in het algemeen gelijk zijn aan de — naar objectieve maatstaven berekende — kosten die met het herstel zijn gemoeid (vgl. HR 7 mei 2004,
LJNAO2786,
NJ2005/76).
LJNAO2786,
NJ2005/76).
De aard van zodanige schade rechtvaardigt dat de rechter bij het begroten daarvan in beginsel abstraheert van omstandigheden die de bijzondere situatie van de benadeelde eigenaar betreffen. Met het oog op de hanteerbaarheid van de schadeberekening bij zaaksbeschadiging dient terughoudendheid te worden betracht met het aanvaarden van uitzonderingen op het voormelde uitgangspunt.”
In het arrest staat de vraag centraal of bij de abstracte schadebegroting rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat Athlon, een grote autoleasemaatschappij, door haar marktpositie en bedrijfsvoering een korting heeft kunnen bedingen bij de betrokken schadeherstelbedrijven. Uit het vervolg blijkt (de verklaring van) het ontkennende antwoord:
“3.6.2. Het onderhavige geval betreft schade aan een auto. Dergelijke schade komt veelvuldig voor en vergt daarom bij uitstek een snelle afwikkeling naar uniforme maatstaven. Een zodanige afwikkeling wordt bevorderd door het hanteren van een forfaitair systeem waarover in de desbetreffende branche overeenstemming bestaat, zoals het geval is met het in dit geval gebruikte Audatex-systeem. In overeenstemming met het hiervoor in 3.6.1 vermelde uitgangspunt houdt dit systeem geen rekening met omstandigheden van het concrete geval en is het in hoge mate gestandaardiseerd. Dat geldt ook voor de uurtarieven die bij reparatie worden gehanteerd, welke tarieven direct bij de schadecalculatie door het desbetreffende autoherstelbedrijf worden opgegeven en door een onafhankelijke deskundige worden getoetst.
Aldus kan snel na het ontstaan van de schade, en ongeacht of de schade daadwerkelijk wordt hersteld, inzicht in de herstelkosten worden verkregen, waarmee in beginsel ook de naar objectieve maatstaven berekende waardevermindering van de beschadigde auto komt vast te staan.”
Daarmee is het pleit eigenlijk al beslecht:
“3.7. Het volgen van het standpunt van Reaal zou bij zaaksbeschadiging van auto's een onzeker element in de schadeberekening brengen. Indien korting is verkregen, of daartoe wellicht de mogelijkheid bestaat, zou dan immers
— achteraf — in voorkomende gevallen ter discussie kunnen komen te staan of sprake is van de door Reaal bedoelde bijzondere situatie die verband houdt met marktpositie en bedrijfsvoering. Het toelaten van een dergelijke discussie bij individuele schadegevallen zou te zeer afbreuk doen aan de snelle, eenvoudige en uniforme afwikkeling die juist bij dit soort zaakschades wenselijk is en in de praktijk wordt gebezigd. Bovendien zou het volgen van dit standpunt tot problemen van afgrenzing met andere soortgelijke gevallen leiden, waardoor afbreuk zou worden gedaan aan de hanteerbaarheid van de schadeberekening bij zaaksbeschadiging. Daarom dient de door Reaal bepleite nuancering van de hand te worden gewezen. Het ligt veeleer op de weg van de betrokken marktpartijen om binnen de gehanteerde forfaitaire berekeningsstelsels eventueel aparte categorieën op te nemen.”
— achteraf — in voorkomende gevallen ter discussie kunnen komen te staan of sprake is van de door Reaal bedoelde bijzondere situatie die verband houdt met marktpositie en bedrijfsvoering. Het toelaten van een dergelijke discussie bij individuele schadegevallen zou te zeer afbreuk doen aan de snelle, eenvoudige en uniforme afwikkeling die juist bij dit soort zaakschades wenselijk is en in de praktijk wordt gebezigd. Bovendien zou het volgen van dit standpunt tot problemen van afgrenzing met andere soortgelijke gevallen leiden, waardoor afbreuk zou worden gedaan aan de hanteerbaarheid van de schadeberekening bij zaaksbeschadiging. Daarom dient de door Reaal bepleite nuancering van de hand te worden gewezen. Het ligt veeleer op de weg van de betrokken marktpartijen om binnen de gehanteerde forfaitaire berekeningsstelsels eventueel aparte categorieën op te nemen.”
4.16
Bij zaaksbeschadiging heeft de benadeelde volgens vaste rechtspraak van Uw Raad vanaf het moment waarop de schadegebeurtenis zich voltrok recht op vergoeding van de waardevermindering [44] die in het algemeen [45] gelijk zal zijn aan en daarom wordt begroot op de naar objectieve maatstaven te bepalen kosten van herstel. [46] Daarbij wordt geabstraheerd van de omstandigheid dat herstel in werkelijkheid goedkoper was (bijvoorbeeld vanwege herstel in eigen beheer of via een goedkopere derde (die niet meteen ‘Beun de Haas’ hoeft te zijn) dan wel vanwege een bedongen korting) én zelfs van de omstandigheid dat herstel
nietplaatsvindt. [47] Het heeft voor de aangesprokene dus ook geen zin verweer te voeren met de strekking dat de werkelijke herstelkosten lager waren dan de objectief vastgestelde kosten.
nietplaatsvindt. [47] Het heeft voor de aangesprokene dus ook geen zin verweer te voeren met de strekking dat de werkelijke herstelkosten lager waren dan de objectief vastgestelde kosten.
4.17
Dat ook wordt geabstraheerd van het al of niet daadwerkelijke herstel van de zaak is van belang, omdat daaruit wat mij betreft blijkt dat het regime bij zaaksbeschadiging niet alleen in het teken staat van een, zeker bij grote aantallen (zoals bij uitstek bij blikschade het geval is) aantrekkelijke vlotte afwikkeling die niet onnodig moet worden belast met discussiepunten (discussie kost tijd en tijd is geld). Dat ook van de omstandigheid dat herstel uitblijft, wordt geabstraheerd, bevestigt dat de benadeelde de vrijheid heeft om zelf te bepalen wat ingeval van schade gebeurt: of de zaak hersteld wordt of niet, wie de herstelwerkzaamheden uitvoert en onder welke condities etc. De abstract bepaalde vergoeding, de ‘zak met geld’ die de benadeelde ontvangt, voorkomt aan de ene kant dat de aansprakelijke persoon na beschadiging volledig afhankelijk is van de grillen van de benadeelde (gaat hij over tot herstel, welke vorm kiest hij en wat wordt dus de rekening?), [48] maar geeft deze laatste aan de andere kant juist keuzevrijheid. [49]
Herstel is niet mogelijk of niet economisch verantwoord
4.18
Dit alles geldt wel onder de voorwaarde dat herstel mogelijk en bovendien economisch verantwoord is. [50] Is herstel niet mogelijk dan wordt de geleden vermogensschade begroot op de kosten van vervanging of herbouw. [51] Is herstel wel mogelijk, maar economisch niet verantwoord omdat de herstelkosten hoger zijn dan het verschil tussen waarde vóór ongeval en de restwaarde (hoger dus dan de waardevermindering), dan is sprake van een economisch totaal verlies oftewel
total loss. In dat geval betreft de vergoeding het verschil tussen waarde vóór ongeval en de restwaarde in de gedachte dat met die vergoeding plus de restwaarde (ook wel sloop- of wrakwaarde genoemd) een vergelijkbare zaak op de markt zou kunnen worden aangeschaft. Per saldo zou de benadeelde dan nog steeds in de ‘oude toestand’ zijn hersteld. [52]
total loss. In dat geval betreft de vergoeding het verschil tussen waarde vóór ongeval en de restwaarde in de gedachte dat met die vergoeding plus de restwaarde (ook wel sloop- of wrakwaarde genoemd) een vergelijkbare zaak op de markt zou kunnen worden aangeschaft. Per saldo zou de benadeelde dan nog steeds in de ‘oude toestand’ zijn hersteld. [52]
4.19
Dit regime gaat er niet alleen vanuit dat er op een markt een vergelijkbare zaak te verkrijgen is, maar ook dat van de benadeelde kan worden gevergd dat hij genoegen neemt met een andere zaak (en daarmee dus afstand neemt van de beschadigde). Bij reguliere blikschade is dat ook niet zo gek. Gaat het echter om schade aan een
oldtimerof een kunstvoorwerp, om zaken waarvoor eigenlijk niet (werkelijk) van een markt kan worden gesproken of om beschadigde gebouwen dan gaan deze uitgangspunten niet zonder meer op. [53]
oldtimerof een kunstvoorwerp, om zaken waarvoor eigenlijk niet (werkelijk) van een markt kan worden gesproken of om beschadigde gebouwen dan gaan deze uitgangspunten niet zonder meer op. [53]
4.2
Bij gebouwen heeft Uw Raad in dit verband al aangegeven dat onder omstandigheden wel degelijk herstel op kosten van de laedens gevergd kan worden, ook wanneer dat economisch niet zonder meer verantwoord is (omdat de herstelkosten hoger zijn dan de waardevermindering). In de zaak
Den Haag/Van Schravendijk, die betrekking heeft op (herstel van) als gevolg van werkzaamheden verzakte panden, was in cassatie juist betoogd dat schadevergoeding aan een eigenaar van onroerende zaken op basis van herstel in de oude toestand slechts dan verantwoord is, indien de kosten van herstel, vermeerderd met de waarde van de onroerende zaken ná het schade-evenement, de waarde van die zaken voor dat evenement niet overtreffen. Uw Raad oordeelde anders: [54]
Den Haag/Van Schravendijk, die betrekking heeft op (herstel van) als gevolg van werkzaamheden verzakte panden, was in cassatie juist betoogd dat schadevergoeding aan een eigenaar van onroerende zaken op basis van herstel in de oude toestand slechts dan verantwoord is, indien de kosten van herstel, vermeerderd met de waarde van de onroerende zaken ná het schade-evenement, de waarde van die zaken voor dat evenement niet overtreffen. Uw Raad oordeelde anders: [54]
“4.3.1. (...) Dit betoog kan in zijn algemeenheid niet als juist worden aanvaard. In beginsel is ervan uit te gaan dat de eigenaar van een gebouw dat onrechtmatig is beschadigd, aanspraak erop heeft in de gelegenheid te worden gesteld tot herstel. Zulk herstel kan ook verantwoord zijn indien de daarmee gemoeide kosten het bedrag van de als gevolg van de toegebrachte schade opgetreden waardevermindering overtreffen. Of zulks het geval zal zijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de functie van de zaak voor de eigenaar — dient zij voor eigen gebruik (ter bewoning of ter uitoefening van een bedrijf of een beroep) of ter belegging —, de mogelijkheid om — aangenomen dat afbraak en herbouw ter plaatse in verband met de daaraan verbonden kosten in ieder geval niet in aanmerking komen, zoals het hof in het onderhavige geval in r.o. 15 slot, in cassatie onbestreden, heeft geoordeeld — elders een zaak te verwerven die voor wat betreft gebruiksmogelijkheden, ligging, prijs en andere relevante factoren als gelijkwaardig aan de zaak — in onbeschadigde toestand — kan worden beschouwd, alsmede de mate waarin de kosten van herstel in de oude toestand het bedrag van de waardevermindering overtreffen. Omstandigheden als hiervoor aangeduid kunnen meebrengen dat, hoewel de herstelkosten de waardevermindering overtreffen, toch van de getroffen eigenaar in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij, ter wille van de belangen van de schadeveroorzaker, zijn aanspraak beperkt tot het bedrag van de waardevermindering.”
4.21
De benadeelde kan in geval van beschadiging van een gebouw dus onder omstandigheden wel degelijk herstel verlangen ook al is daarmee meer geld gemoeid dan de omvang van de waardevermindering. [55] In dezelfde zin luidt, onder verwijzing naar het arrest
Den Haag/Van Schravendijk, rov. 3.6 in Uw arrest inzake
N./Hiddema, zij het dat Uw Raad daar nog het volgende aan toevoegt:
Den Haag/Van Schravendijk, rov. 3.6 in Uw arrest inzake
N./Hiddema, zij het dat Uw Raad daar nog het volgende aan toevoegt:
“3.6 (...) Het vorenoverwogene heeft in beginsel ook te gelden indien het desbetreffende gebouw niet slechts is beschadigd, maar door een onrechtmatige daad geheel en al verloren is gegaan.
Opmerking verdient nog dat het vorenstaande anders is indien de desbetreffende, verloren gegane, zaak een exemplaar is zonder eigen, individueel bepaalde, kenmerken, van een soort waarvoor een voor het publiek toegankelijke markt bestaat. In een zodanig geval zal de eigenaar van de zaak, wanneer deze door een onrechtmatige daad geheel en al verloren gaat, door dit verlies een nadeel in zijn vermogen lijden dat in het algemeen moet worden gesteld op de waarde in het economische verkeer van de zaak ten tijde van het verlies (de marktwaarde; vgl. HR 12 april 1991, nr. 14193,
NJ 1991, 434).”
NJ 1991, 434).”
Daarmee is een brug geslagen naar het geval van totaal verlies.
Totaal verlies
4.22
In geval van
totaal verliesvan de zaak komt voor vergoeding in aanmerking de vermogensschade die de benadeelde als gevolg hiervan lijdt. In het op verduisterde containers betrekking hebbende arrest
Unico/Harteman(waarnaar Uw Raad in de zojuist aangehaalde rov. uit
N./Hiddemaook verwijst) oordeelde Uw Raad dat deze vermogensschade in het algemeen gelijkstaat aan de waarde van de zaak in het economische verkeer ten tijde van het verlies (ook aangeduid als marktwaarde, resp. waarde in het handelsverkeer, aldus Uw Raad in dit arrest). [56]
totaal verliesvan de zaak komt voor vergoeding in aanmerking de vermogensschade die de benadeelde als gevolg hiervan lijdt. In het op verduisterde containers betrekking hebbende arrest
Unico/Harteman(waarnaar Uw Raad in de zojuist aangehaalde rov. uit
N./Hiddemaook verwijst) oordeelde Uw Raad dat deze vermogensschade in het algemeen gelijkstaat aan de waarde van de zaak in het economische verkeer ten tijde van het verlies (ook aangeduid als marktwaarde, resp. waarde in het handelsverkeer, aldus Uw Raad in dit arrest). [56]
4.23
Aannemelijk is ook hier dat de benadeelde tegen betaling van deze markt(handels)waarde een andere soortgelijke zaak kan verkrijgen, [57] hetgeen opnieuw strookt met het uitgangspunt dat de benadeelde zoveel mogelijk in de positie moet worden gebracht waarin hij zonder de schade zou hebben verkeerd.
4.24
Voor auto’s wordt aangenomen dat bij geheel (economisch) verlies van de auto, behoudens bijzondere omstandigheden, [58] de schade bestaat uit de vervangingswaarde vóór het ongeval (minus een eventuele restwaarde van het wrak (sloopwaarde)). [59] De vervangingswaarde is de marktprijs, wanneer er een markt bestaat voor zaken als de verloren gegane zaak. [60] Voor dat bedrag (plus de eventuele sloopwaarde) kan de benadeelde immers een gelijkwaardige auto verkrijgen, waarmee hij wordt gebracht in de positie waarin hij zonder de schadegebeurtenis zou hebben verkeerd.
4.25
Wanneer er geen tweedehands-markt is voor de zaak, kan de vervangingswaarde worden gesteld op de inkoopprijs van een nieuwe zaak, waarop dan een bedrag in mindering kan worden gebracht wanneer het redelijk is een aftrek ‘nieuw voor oud’ toe te passen. [61]
Tussenbalans
4.26
Voor de onderhavige zaak is van belang dat:
- het in het aansprakelijkheidsrecht gaat om herstel van de oorspronkelijke toestand in welk verband volledige vergoeding van de vermogensschade aan de orde is;
- concrete begroting daarbij een voor de hand liggend uitgangspunt vormt;
- niettemin de, nadrukkelijk ook door art. 6:97 BW en Burgerlijk Wetboek van Aruba gelaten, ruimte bestaat voor de rechtspraak om van bepaalde omstandigheden van het concrete geval te abstraheren;
- deze ruimte bij zaaksbeschadiging ook door Uw Raad is benut waar het gaat om het bepalen van de waardevermindering na beschadiging: in dit verband zijn de naar objectieve maatstaven te bepalen kosten van herstel maatgevend en wordt van diverse omstandigheden (zoals de werkelijk gemaakte kosten en de omstandigheid dat herstel uitblijft) geabstraheerd;
- deze benadering haar begrenzing vindt in onmogelijkheid of economisch niet verantwoord zijn van herstel; in het laatste geval is de vergoeding beperkt tot het verschil tussen de waarde voor het ongeval en de restwaarde;
- dit in wezen ook gebeurt bij totaal verlies: dan heeft de benadeelde recht op vergoeding van de waarde in het economisch verkeer ten tijde van het verlies, in welk verband Uw Raad ook van marktwaarde spreekt;
- het aldus door Uw Raad ontwikkelde regime de benadeelde in principe de gelegenheid biedt zoveel mogelijk de oorspronkelijke toestand te herstellen, al was het maar door hem in staat te stellen zich een vergelijkbare zaak aan te schaffen.
5.Terug naar de klachten
5.1
Daarmee kom ik nu toe aan inhoudelijke bespreking van de klachten.
5.2
Het hof heeft de schade als gevolg van het totaal verlies van de auto van [verzoeker] berekend aan de hand van een (forfaitaire) afschrijvingsmethode.
5.3
Het hof overweegt ter motivering van die beslissing in rov. 4.4 dat de afschrijvingsmethode blijkens het dossier algemeen gangbaar is in Aruba en dat het hof hiertegen geen bedenkingen heeft. Volgens het hof wordt een snelle afwikkeling naar uniforme en objectieve maatstaven bevorderd door het hanteren van een gestandaardiseerd systeem waarover in de desbetreffende branche overeenstemming bestaat. Het hof verwijst in dit verband
mutatis mutandisnaar
Reaal/Athlon.
mutatis mutandisnaar
Reaal/Athlon.
5.4
Het hof motiveert de toepassing van de afschrijvingsmethode in rov. 4.5 verder als volgt:
“Het kan zijn dat in het kleine Aruba voor de aldus vastgestelde dagwaarde niet eenzelfde auto, van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar, kan worden verkregen, maar [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het in redelijkheid noodzakelijk is dat hij eenzelfde auto, van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar, terugkrijgt.”
5.5
Subonderdeel 2.1.4betoogt dat het hof met de toepassing van de (forfaitaire) afschrijvingsmethode is afgeweken van het uitgangspunt van volledige schadevergoeding. [verzoeker] heeft daartoe gewezen op het volgende. In de memorie van grieven is aangevoerd dat [verzoeker] met het forfaitaire schadebedrag op basis van de afschrijvingswaarde niet eenzelfde auto kan verkrijgen. [verzoeker] verwijst daarbij naar randnummers 12-17 van de toelichting op grief A. Volgens [verzoeker] heeft het hof de juistheid van deze stelling in het midden gelaten en moet daarom op grond van de hypothetische feitelijke grondslag van de juistheid van die stelling worden uitgegaan. Dit betekent naar de mening van [verzoeker] dat is afgeweken van het uitgangspunt dat de benadeelde in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd als de schade toebrengende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden.
5.6
Over subonderdeel 2.1.4 merk ik het volgende op.
5.7
Volgens vaste rechtspraak van Uw Raad dient schadevergoeding de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand te brengen waarin hij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven (hiervoor onder 4.5 en 4.23). Het GEA heeft deze rechtsregel in rov. 3.2 van zijn vonnis van 19 februari 2014 tot uitgangspunt genomen. In hoger beroep en cassatie is dat uitgangspunt terecht niet bestreden.
5.8
In de genoemde passages van de memorie van grieven (toelichting grief A, randnummers 12-17) heeft [verzoeker] inderdaad betoogd dat hij voor het forfaitaire schadebedrag op basis van de afschrijvingswaarde niet eenzelfde auto kan verkrijgen. Dit blijkt onder meer uit de slotsom van de genoemde passage (toelichting grief A, randnummer 17):
“Ultimate fact is that all the above facts presented did reveal, that the under grievance A cited decision taken by the Court in First Instance, to grant
Afl. 26,000.- to the plaintiff, would have caused the plaintiff to retain financial loss from the total damage incurred as consequence of the corresponding collision, if executed.
Afl. 26,000.- to the plaintiff, would have caused the plaintiff to retain financial loss from the total damage incurred as consequence of the corresponding collision, if executed.
It is requested that the Court may instruct the defendant to pay to the plaintiff an amount of money with which the plaintiff could have bought one of the then available “used, well maintained 2008 4 cylinders Honda Accord EXL” that were presented in the Reference 2 “Sasaki”, page 39.
It is believed that the amount of at least Afl. 45,379.28 requested to be paid to the plaintiff, stated in the former documents submitted to the Court in First Instance is well justified. (…)”
5.9
Het hof heeft in de geciteerde rov. 4.5 (hiervoor onder 5.4) uitdrukkelijk de juistheid in het midden gelaten van het betoog van [verzoeker] dat hij met de schadevergoeding op basis van de afschrijvingsmethode niet eenzelfde auto kan verkrijgen als de auto die verloren is gegaan. Dit betekent dat in cassatie bij wege van hypothetische feitelijke grondslag van de juistheid van dat betoog dient te worden uitgegaan. [62]
5.1
Subonderdeel 2.1.4 betoogt mijns inziens in het licht van het vorenstaande (hiervoor onder 5.8 en 5.9) terecht dat (naar in cassatie moet worden aangenomen) de toepassing van de afschrijvingsmethode er niet toe leidt dat [verzoeker] schadeloos wordt gesteld in die zin dat hij eenzelfde auto kan verkrijgen als de auto die verloren is gegaan. Het subonderdeel wijst er mijns inziens ook terecht op dat in zoverre sprake is van een afwijking van het uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht (hiervoor onder 5.7).
5.11
De gegrondheid van subonderdeel 2.1.4 resulteert echter niet zonder meer in een vernietiging van de bestreden uitspraak. Het hof heeft de achtergrond van de toepassing van de afschrijvingsmethode in rov. 4.4 en 4.5 gemotiveerd. Onderzocht moet worden of deze overwegingen in het licht van de cassatieklachten standhouden en een afwijking van voornoemd uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht kunnen dragen. Mijns inziens is dat niet het geval.
5.12
Subonderdelen 2.1.3 (2), 2.1.8 en 2.1.9komen op tegen drie oordelen in rov. 4.4: (1) dat de afschrijvingsmethode blijkens het dossier algemeen gangbaar is in Aruba, (2) dat er in de desbetreffende branche overeenstemming bestaat over dit gestandaardiseerde systeem en (3) dat,
mutatis mutandis, wordt verwezen naar
Reaal/Athlon.
mutatis mutandis, wordt verwezen naar
Reaal/Athlon.
5.13
Ook deze subonderdelen slagen. Dat de afschrijvingsmethode gangbaar is en dat zij berust op overeenstemming in de branche kan mijns inziens in deze zaak geen afwijking van het uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht rechtvaardigen. Dit geldt ook voor de verwijzing naar
Reaal/Athlon. Ik licht dit hierna toe.
Reaal/Athlon. Ik licht dit hierna toe.
5.14
Genoemde overwegingen houden niet in dat de afschrijvingsmethode in Aruba algemeen gangbaar zou zijn in die zin dat hieraan betekenis toekomt bij het vergoeden van schade op basis van totaal verlies in de verhouding met een derde, zoals [verzoeker], van wie niet is vastgesteld dat hij zelf deel uitmaakt van de auto- of verzekeringsbranche.
5.15
Het procesdossier biedt ook geen steun voor een dergelijke (vergaande) conclusie. New India heeft betoogd dat taxateur [betrokkene 2] de dagwaarde op een objectieve en verifieerbare wijze heeft berekend en dat taxateurs [betrokkene 3] en [betrokkene 4] hebben bevestigd dat de juiste berekeningsmethode is gebruikt voor het bepalen van de dagwaarde. New India heeft verder aangevoerd dat deze drie taxateurs door haar en door andere verzekeringsmaatschappijen in Aruba worden ingeschakeld. [63] New India stelt in dat kader het volgende:
“[betrokkene 2], is een onafhankelijke taxateur die niet alleen door New India, maar ook door andere verzekeringsmaatschappijen wordt ingeschakeld als schade-expert om de schade aan auto’s en de dagwaarde van auto’s betrokken bij een auto-ongeval te bepalen. Hetzelfde geldt voor de twee andere taxateurs die een verklaring hebben afgelegd in deze zaak, [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. Uit de verklaring van [betrokkene 2] blijkt dat hij de berekening om de dagwaarde van de auto van [verzoeker] te bepalen niet op een willekeurige manier heeft gemaakt, maar op een objectieve en te verifiëren wijze. New India verwijst naar de verklaring van [betrokkene 2], overgelegd als productie 3 bij de conclusie van antwoord van New India, waarin [betrokkene 2] verklaart hoe hij de dagwaarde van de auto van [verzoeker] heeft bepaald. Voorts hebben twee andere taxateurs, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] bevestigd dat [betrokkene 2] de juiste berekeningsmethode heeft gehanteerd ter bepaling van de dagwaarde van de auto van [verzoeker]. Voorts geldt dat [betrokkene 2] geen belang heeft bij de uitkomst van zijn rapport en dit uitdrukkelijk in zijn rapport vermeldt. De twijfels die [verzoeker] ten aanzien van zijn onafhankelijkheid [heeft] zijn derhalve misplaatst en onterecht.”
5.16
Uit deze stellingen kan wellicht worden afgeleid dat de afschrijvingsmethode onder verzekeraars in Aruba algemeen gangbaar is. Daaruit volgt echter niet dat in de verhouding met een derde, die geen deel uitmaakt van de auto- of verzekeringsbranche, zoals [verzoeker], (doorslaggevende) betekenis aan de afschrijvingsmethode toekomt. Evenmin volgt uit deze stellingen dat zo iemand bij totaal verlies genoegen zou moeten nemen met een lagere schadevergoeding dan (een bedrag gelijk aan) de vervangingswaarde.
5.17
[verzoeker] heeft in subonderdeel 2.1.8 dan ook terecht naar voren gebracht dat hem niet kan worden tegengeworpen dat de afschrijvingsmethode onder verzekeraars in Aruba gangbaar is en dat deze afschrijvingsmethode berust op overeenstemming in de desbetreffende branche: “Dat
taxateurseen door een verzekeringsmaatschappij geaccepteerde en mogelijk op Aruba gangbare methode gebruiken, wil nog niet zeggen dat de partij die schade heeft geleden
daarmeeautomatisch ook volledig schadeloos wordt gesteld. Indien het hof dat niet heeft miskend heeft het geen inzicht gegeven in zijn gedachtegang op dit punt, althans heeft het een onbegrijpelijk oordeel gegeven.”
taxateurseen door een verzekeringsmaatschappij geaccepteerde en mogelijk op Aruba gangbare methode gebruiken, wil nog niet zeggen dat de partij die schade heeft geleden
daarmeeautomatisch ook volledig schadeloos wordt gesteld. Indien het hof dat niet heeft miskend heeft het geen inzicht gegeven in zijn gedachtegang op dit punt, althans heeft het een onbegrijpelijk oordeel gegeven.”
5.18
Ook de vergelijking met
Reaal/Athlonlevert naar mijn mening geen grond op om in het onderhavige geval af te wijken van het uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht. In genoemde zaak sauveerde Uw Raad het oordeel dat bij de vaststelling van herstelkosten van een auto (volgens het gestandaardiseerde Audatex-systeem) geen rekening behoeft te worden gehouden met de omstandigheid dat de eigenaar (een leasemaatschappij) een korting heeft kunnen bedingen. Deze beslissing betreft dus het geval van een gestandaardiseerde afwikkeling van de herstelkosten en brengt mee dat geen rekening behoeft te worden gehouden met kortingen die
repeat players(zoals een leasemaatschappij) kunnen bedingen. Het gaat hier dus niet om het in de onderhavige zaak voorliggende geval dat – zoals bij hypothetische feitelijke grondslag vast staat – de gestandaardiseerde vergoeding ontoereikend is om een derde, zoals [verzoeker], te brengen in de positie waarin hij zou hebben verkeerd als het ongeval zou zijn uitgebleven.
Reaal/Athlonlevert naar mijn mening geen grond op om in het onderhavige geval af te wijken van het uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht. In genoemde zaak sauveerde Uw Raad het oordeel dat bij de vaststelling van herstelkosten van een auto (volgens het gestandaardiseerde Audatex-systeem) geen rekening behoeft te worden gehouden met de omstandigheid dat de eigenaar (een leasemaatschappij) een korting heeft kunnen bedingen. Deze beslissing betreft dus het geval van een gestandaardiseerde afwikkeling van de herstelkosten en brengt mee dat geen rekening behoeft te worden gehouden met kortingen die
repeat players(zoals een leasemaatschappij) kunnen bedingen. Het gaat hier dus niet om het in de onderhavige zaak voorliggende geval dat – zoals bij hypothetische feitelijke grondslag vast staat – de gestandaardiseerde vergoeding ontoereikend is om een derde, zoals [verzoeker], te brengen in de positie waarin hij zou hebben verkeerd als het ongeval zou zijn uitgebleven.
5.19
[verzoeker] heeft de vergelijking met
Reaal/Athlonin subonderdelen 2.1.3 (2) en 2.1.9 dan ook terecht op (onder meer) de hiervoor genoemde redenen bestreden.
Reaal/Athlonin subonderdelen 2.1.3 (2) en 2.1.9 dan ook terecht op (onder meer) de hiervoor genoemde redenen bestreden.
5.2
Op de genoemde gronden (hiervoor onder 5.12-5.19) meen ik dat ’s hofs motivering in rov. 4.4 de toepassing van de afschrijvingsmethode niet kan dragen.
5.21
Subonderdelen 2.1.6 en 2.1.10komen op tegen het oordeel in rov. 4.5 dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het in redelijkheid noodzakelijk is dat hij eenzelfde auto, van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar, terugkrijgt.
5.22
[verzoeker] heeft in subonderdeel 2.1.6 onder meer betoogd dat het hof bij de schadebegroting had dienen te letten op de concrete omstandigheden van het geval: “[H]et kan en mag niet zo zijn dat een partij die in het geval van het geheel verloren gaan van een auto aantoonbaar in werkelijkheid
meerschade heeft geleden, met die schade moet blijven zitten omwille van het enkele feit dat uit een fictieve berekening een lager bedrag blijkt en er geen rekening kan en mag worden gehouden met de omstandigheden van het geval […].” Ook in subonderdeel 2.1.10 benadrukt [verzoeker] dat hij in dezelfde (financiële) positie dient te worden gebracht als vóór het ongeval.
meerschade heeft geleden, met die schade moet blijven zitten omwille van het enkele feit dat uit een fictieve berekening een lager bedrag blijkt en er geen rekening kan en mag worden gehouden met de omstandigheden van het geval […].” Ook in subonderdeel 2.1.10 benadrukt [verzoeker] dat hij in dezelfde (financiële) positie dient te worden gebracht als vóór het ongeval.
5.23
New India heeft aangevoerd dat [verzoeker] geen belang bij subonderdeel 2.1.6 zou hebben (schriftelijke toelichting randnummer 32). Daartoe heeft New India gesteld dat de klachten in dit randnummer er alleen op zijn gestoeld dat [verzoeker] niet precies eenzelfde Honda Accord kan terugkrijgen en dat de klacht daarmee langs het springende punt zou gaan. Het subonderdeel is daartoe echter – zo blijkt uit het vorenstaande – niet beperkt. Het betoog over het ontbreken van belang treft om die reden geen doel.
5.24
Vervolgens rijst de vraag hoe rov. 4.5 precies dient te worden verstaan. Bij letterlijke lezing zou rov. 4.5 aldus kunnen worden begrepen dat [verzoeker] volgens het hof slechts recht zou hebben op schadevergoeding wanneer hij aannemelijk maakt dat de verloren gegane zaak voor hem noodzakelijk is. Die lezing ligt echter niet voor de hand. De omvang van de schadevergoeding hangt immers (vanzelfsprekend) niet af van de vraag of de benadeelde de betreffende zaak daadwerkelijk nodig heeft.
5.25
Het lijkt mij aannemelijk dat het hof met rov. 4.5 er uitdrukking aan heeft willen geven dat het merk, type of bouwjaar van de verloren auto voor [verzoeker] geen bijzondere betekenis heeft. Die overweging zou er echter
ten hoogstetoe kunnen leiden dat als schadevergoeding in de gegeven omstandigheden (waaronder mede de specifieke omstandigheden in Aruba kunnen worden begrepen) een bedrag volstaat waarmee een (kwalitatief) gelijkwaardige auto van een ander merk of model kan worden gekocht. Het hof heeft een zodanig oordeel echter niet gegeven en heeft evenmin vastgesteld dat het op grond van de afschrijvingsmethode bepaalde bedrag toereikend zou zijn voor de aanschaf van een (kwalitatief) gelijkwaardige auto.
ten hoogstetoe kunnen leiden dat als schadevergoeding in de gegeven omstandigheden (waaronder mede de specifieke omstandigheden in Aruba kunnen worden begrepen) een bedrag volstaat waarmee een (kwalitatief) gelijkwaardige auto van een ander merk of model kan worden gekocht. Het hof heeft een zodanig oordeel echter niet gegeven en heeft evenmin vastgesteld dat het op grond van de afschrijvingsmethode bepaalde bedrag toereikend zou zijn voor de aanschaf van een (kwalitatief) gelijkwaardige auto.
5.26
Op deze gronden kan het in rov. 4.5 gegeven oordeel de toepassing van de afschrijvingsmethode evenmin dragen. Daarvoor zal namelijk moeten worden onderzocht of [verzoeker] in de gegeven omstandigheden recht heeft op vergoeding van de waarde van een goed onderhouden Honda Accord EXL 2008 dan wel genoegen dient te nemen met betaling van een bedrag waarmee een (kwalitatief) gelijkwaardige auto van een ander merk of model kan worden gekocht. Verder zal moeten worden nagegaan welk bedrag nodig is om de desbetreffende auto te verwerven.
5.27
Subonderdelen 2.1.6 en 2.1.10 zijn in zoverre terecht voorgesteld.
5.28
Op de voornoemde gronden (hiervoor onder 5.21-5.27) meen ik dat de motivering in rov. 4.5 de toepassing van de afschrijvingsmethode niet rechtvaardigt.
5.29
Subonderdeel 2.1.7richt zich tegen de overweging dat het door [verzoeker] overgelegde Kelley Blue Book is uitgegeven in de Verenigde Staten, dat het is bestemd voor de Amerikaanse automarkt en dat het daarom niet afdoet aan het vastgestelde schadebedrag.
5.3
Het subonderdeel betoogt dat in hoger beroep is aangevoerd dat de prijs van een auto in de Verenigde Staten van invloed is op de prijs van een auto in Aruba: “Weliswaar is juist dat die catalogus is uitgegeven in [de] Verenigde Staten en bestemd is voor de Amerikaanse automarkt, maar indien de
Arubaanseautomarkt is aangewezen op import uit Amerika is die prijs dus rechtstreeks van invloed op het bedrag dat [verzoeker] moet neertellen om in het kleine Aruba eenzelfde auto van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar te kopen.” Daartoe wordt verwezen naar randnummer 14j van de memorie van grieven en p. 39-63 en 84 van productie 2 bij die memorie. Verder wordt gewezen op de vaststelling van het hof in rov. 4.5 dat ‘het kan zijn dat in het kleine Aruba niet eenzelfde auto, van hetzelfde merk en hetzelfde bouwjaar kan worden verkregen.’
Arubaanseautomarkt is aangewezen op import uit Amerika is die prijs dus rechtstreeks van invloed op het bedrag dat [verzoeker] moet neertellen om in het kleine Aruba eenzelfde auto van hetzelfde merk en met hetzelfde bouwjaar te kopen.” Daartoe wordt verwezen naar randnummer 14j van de memorie van grieven en p. 39-63 en 84 van productie 2 bij die memorie. Verder wordt gewezen op de vaststelling van het hof in rov. 4.5 dat ‘het kan zijn dat in het kleine Aruba niet eenzelfde auto, van hetzelfde merk en hetzelfde bouwjaar kan worden verkregen.’
5.31
New India heeft aangevoerd dat [verzoeker] ook bij subonderdeel 2.1.7 geen belang zou hebben (schriftelijke toelichting randnummer 33). Volgens New India zou ook aan deze klacht het (volgens haar) onjuiste uitgangspunt ten grondslag liggen dat [verzoeker] pas zou zijn gecompenseerd indien hij eenzelfde auto zou kunnen verkrijgen. Naar mijn mening gaat New India ook hier uit van een te beperkte lezing van het subonderdeel. De in het subonderdeel gevolgde redenering is niet beperkt tot een Honda Accord EXL 2008.
5.32
Ook subonderdeel 2.1.7 treft doel. Uit de hiervoor geciteerde rov. 4.5 blijkt dat het hof ervan is uitgegaan dat Aruba een kleine automarkt heeft. Daaruit vloeit logischerwijs voort dat de prijzen op de automarkt (mede) zullen worden bepaald door import, onder meer uit de Verenigde Staten. Het is daarom zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk dat de autoprijzen in de Verenigde Staten volgens het hof niet van belang zijn. Daarbij verdient nog vermelding dat uit het debat in eerste aanleg over de invoerrechten volgt dat ook de oorspronkelijke auto van [verzoeker] was geïmporteerd.
5.33
Het vorenstaande brengt mij tot de volgende conclusies:
- in cassatie moet worden aangenomen dat de afschrijvingsmethode er niet toe leidt dat [verzoeker] schadeloos wordt gesteld in die zin dat hij eenzelfde auto kan verkrijgen als de auto die verloren is gegaan. Het toepassen van de afschrijvingsmethode is bij die stand van zaken een afwijking van het uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht. Subonderdeel 2.1.4 wijst daar terecht op;
- het hof heeft de toepassing van de afschrijvingsmethode in rov. 4.4-4.5 gemotiveerd. Deze motivering rechtvaardigt de afschrijvingsmethode echter niet. Dit geldt voor de overweging dat de afschrijvingsmethode een gangbare, overeengekomen en objectieve maatstaf is (rov. 4.4), voor de verwijzing naar
Reaal/Athlonin dezelfde rov. en voor de overweging dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het in redelijkheid noodzakelijk is dat hij eenzelfde auto terugkrijgt (rov. 4.5). Subonderdelen 2.1.3, 2.1.6, 2.1.8, 2.1.9 en 2.1.10 zijn in zoverre terecht voorgesteld;
Reaal/Athlonin dezelfde rov. en voor de overweging dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het in redelijkheid noodzakelijk is dat hij eenzelfde auto terugkrijgt (rov. 4.5). Subonderdelen 2.1.3, 2.1.6, 2.1.8, 2.1.9 en 2.1.10 zijn in zoverre terecht voorgesteld;
- de overweging dat het Kelley Blue Book niet van belang zou zijn, is op de in subonderdeel 2.1.7 aangevoerde gronden niet begrijpelijk gemotiveerd.
5.34
Onderdeel 2.1 (inleiding) bevat verder de klacht dat rov. 4.8-4.10 en het dictum niet in stand kunnen blijven, omdat daarin wordt voortgebouwd op rov. 4.4 en 4.5. Mijns inziens treft dit subonderdeel doel voor zover het zich richt tegen de volgende overwegingen:
- rov. 4.8, voor zover daarin schadebedragen op basis van de afschrijvingsmethode worden vastgesteld;
- de overweging dat de bestreden vonnissen moeten worden bevestigd, met dien verstande dat New India Afl. 6.000,= extra moet betalen aan [verzoeker], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2012 (rov. 4.9);
- de overweging dat de proceskosten moeten worden gecompenseerd (rov. 4.10);
- het dictum (rov. 5).
5.35
Deze overwegingen borduren namelijk alle voort op de schadevaststelling op basis van de afschrijvingsmethode en het daarop gegronde oordeel dat de uitspraak van het GEA grotendeels dient te worden bevestigd. De schade dient echter opnieuw te worden vastgesteld. De klacht laat het oordeel onverlet dat de restwaarde niet op het schadebedrag in mindering strekt. Dat oordeel berust immers op de overweging dat New India heeft aangeboden het wrak over te nemen en dat van [verzoeker] niet kan worden gevergd dat hij zich in de autohandel begeeft (rov. 4.6). Die overwegingen zijn in cassatie onbestreden gebleven. Na cassatie en terugwijzing zal hiervan dus dienen te worden uitgegaan.
5.36
De overige subonderdelen behoeven bij deze stand van zaken geen behandeling. Volledigheidshalve merk ik over die subonderdelen het volgende op. Subonderdelen 2.1.1, 2.1.2 en 2.1.3 (1) bevatten geen zelfstandige klacht. De vergelijking in subonderdeel 2.1.5 met rechtspraak op het terrein van het familierecht en van het arbeidsrecht in verband met een daaruit volgens [verzoeker] blijkende algemene lijn levert niet werkelijk meerwaarde op voor de in deze cassatie aan de orde zijnde problematiek. Het betreft hier andere vergoedingsregimes en de vergelijking doet daarom mijns inziens niet onverkort opgeld. Subonderdeel 2.1.6 bevat voorts nog de klacht dat [verzoeker] tot tegenbewijs had moeten worden toegelaten tegen een schadevaststelling waarbij de afschrijvingsmethode tot uitgangspunt wordt genomen. Naar mijn mening zou (gezien het gemotiveerde betoog van [verzoeker]) een meer concrete en minder grofmazige methode van schadebegroting echter het vertrekpunt dienen te zijn. De klacht behoeft daarom geen aparte behandeling.
5.37
De crux van de zaak is dus dat [verzoeker] in staat moet worden gesteld een auto te kopen die kwalitatief vergelijkbaar is met de auto die verloren is gegaan. De schadevergoeding dient hierop te zijn toegesneden. De afschrijvingsmethode is daarvoor te grofmazig. De catalogusprijs en de leeftijd van de auto zijn in deze methode van belang, maar er wordt kennelijk geabstraheerd van andere omstandigheden van het geval. Dat kan consequenties hebben. Hierbij valt te denken aan het ‘wegdrijven’ van prijzen op de tweedehandsmarkt, waar de prijzen niet alleen door de catalogusprijs en op leeftijd gebaseerde afschrijvingspercentages worden bepaald. Daarbij valt te denken aan kilometrage, staat van onderhoud en uiterlijk van de auto. Vraag en aanbod worden verder nog bepaald door (veranderende) populariteit van merken en types en ontwikkelingen in de sfeer van motorrijtuigenbelasting en brandstofprijzen.
5.38
Een concrete beoordeling van de dagwaarde (vervangingswaarde) van de auto vóór het ongeval lijkt mij tegen deze achtergrond – zeker in het geval van een gemotiveerde betwisting van de waarde op basis van de afschrijvingsmethode – aangewezen.
5.39
De bestreden uitspraak kan daarom niet in stand blijven. Na cassatie en terugwijzing zal moeten worden onderzocht of [verzoeker] in de gegeven omstandigheden recht heeft op vergoeding van de waarde van een goed onderhouden Honda Accord EXL 2008 dan wel genoegen dient te nemen met een bedrag waarmee een kwalitatief gelijkwaardige auto van een ander merk of model kan worden gekocht. Verder zal dienen te worden nagegaan welk bedrag in casu nodig is om de desbetreffende auto te verwerven. Daarbij zal onder meer de specifieke situatie op de automarkt van Aruba van belang (kunnen) zijn.
6.Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en terugwijzing.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden