Conclusie
Inleiding
2.Feiten en procesverloop
- i) [A] – [uitoefenend een kantoor waar boekhoud-, accountant- en fiscale werkzaamheden worden verricht] – heeft met [verweerster] – [zich bezig houdend met verkoop van vijgen eerst als eenmanszaak en vanaf 15 augustus 2007 als vennootschap onder firma] – afgesproken dat [A] met ingang van het jaar 2005 werkzaamheden zal verrichten bestaande uit het boeken van de administratie, het samenstellen van de aangifte inkomstenbelasting en het verzorgen van btw-aangiftes.
- ii) Eind 2007 is [verweerster] als klant bij [A] vertrokken.
( [2] )
3.Bespreking van het cassatiemiddel
( [3] )Het buiten beschouwing laten van het commentaar en de andere producties – de producties 1, 4, 5, 6, 7, 11 en 12 – wordt onjuist of althans onbegrijpelijk geacht, omdat in de bij de toelichting op grief I in de memorie van grieven zelf te kennen is gegeven dat productie I er toe strekt om aan te tonen dat dat [A] wel geslaagd is in het leveren van het hem opgedragen bewijs.
( [4] )Voor zover grieven niet in de dagvaarding zijn aangevoerd, dienen zij vanwege het vigerende concentratiebeginsel in beginsel alle bij de memorie van grieven te worden aangevoerd. Zij dienen bovendien ‘behoorlijk in het geding naar voren te worden gebracht’. Daarmee wordt bedoeld dat de grieven zodanig worden gepresenteerd dat het zowel voor de rechter als, vanwege het beginsel van hoor en wederhoor, voor de wederpartij duidelijk is welke bezwaren appellant op welke gronden in appel aan de orde wil stellen.
( [5] )Wat voldoende is om aan dat vereiste te voldoen, valt niet in zijn algemeenheid aan te geven. Als regel zal een algemene klacht zonder verdere nadere onderbouwing niet volstaan. Wanneer voor de onderbouwing naar andere in het geding gebrachte stukken wordt verwezen, zal dat niet een ‘behoorlijk in het geding gebrachte grief’ opleveren, indien die stukken niet voor de wederpartij en de rechter een duidelijk houvast bieden voor de bepaling van de inhoud van het bezwaar waaronder mede de gronden van het bezwaar zijn te begrijpen. Het niet bieden van voldoende houvast zal al snel kunnen worden aangenomen, wanneer de in het geding gebrachte stukken omvangrijk en/of in aantal groot zijn. Er zal dan geen sprake zijn van (voldoende) voor zichzelf sprekende stukken. Dan dient ter verschaffing van duidelijkheid aan de wederpartij en de rechter in de memorie van toelichting met verwijzingen te worden uiteengezet waarom die stukken in welk opzicht van belang zijn voor het strijdpunt dat aan de appelrechter ter beoordeling wordt voorgelegd.
( [6] )De keuze voor een schriftelijk pleidooi impliceert het afzien van een mondeling pleidooi.
( [7] )Voor zover er in een geding sprake is van verplichte vertegenwoordiging door een advocaat, impliceert de keuze voor schriftelijk pleidooi tevens dat de betrokken partij geen recht heeft om schriftelijk van zijn zienswijze op de zaak te doen blijken. Zoals hiervoor uiteengezet, is immers het recht om van zijn zienswijze op de zaak te doen blijken gekoppeld aan een optreden tegenover de rechter zelf. Dit betekent dat de rechter, wanneer een partij bij gelegenheid van een schriftelijke pleidooi toch een door hem zelf op schrift neergelegde zienswijze overlegt, aan dat stuk voorbij mag gaan.