ECLI:NL:GHSHE:2013:1361

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
HD 200.079.567-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vorderingen van Accountants B.V. tegen Beheer B.V. met betrekking tot onbetaalde declaraties en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Accountants B.V. tegen Beheer B.V. over onbetaalde declaraties en schadevergoeding. De rechtbank Roermond had eerder in een vonnis van 22 september 2010 de vorderingen van Accountants B.V. afgewezen. Accountants B.V. had in eerste aanleg vorderingen ingesteld voor onbetaalde facturen en schadevergoeding, maar de rechtbank oordeelde dat de vorderingen niet voldoende waren onderbouwd. In hoger beroep heeft Accountants B.V. zeven grieven aangevoerd, waarbij zij de vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vorderingen heeft verzocht. Beheer B.V. heeft de grieven bestreden en ook een vordering in reconventie ingesteld.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld en heeft de grieven van Accountants B.V. beoordeeld. Het hof oordeelt dat Accountants B.V. onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vorderingen. De grieven zijn niet toewijsbaar, omdat Accountants B.V. niet heeft aangetoond dat Beheer B.V. opdracht heeft gegeven voor de extra werkzaamheden die in rekening zijn gebracht. Het hof heeft ook de vorderingen in reconventie van Beheer B.V. beoordeeld en deze afgewezen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en Accountants B.V. veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de rechters J.Th. Begheyn, L.R. van Harinxma thoe Slooten en E.K. Veldhuijzen van Zanten en is openbaar uitgesproken op 2 april 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.079.567/01
arrest van 2 april 2013
in de zaak van
[Accountants] Accountants B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. E.H.C.K. Reijans,
tegen
[Beheer] Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. B.T.G.M. Lamers,
op het bij exploit van dagvaarding van 21 december 2010 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roermond onder rolnummer 97072/HA ZA 09-819 gewezen vonnis van 22 september 2010 tussen appellante – [opdrachtnemer van Beheer] Accountants - als eiseres in conventie en gedaagde in reconventie en geïntimeerde – [Beheer] Beheer - als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het bestreden vonnis en het vonnis van 12 mei 2010.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij memorie van grieven heeft [opdrachtnemer van Beheer] Accountants onder overlegging van producties zeven grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en – kort gezegd – alsnog toewijzing van haar vorderingen en restitutie van hetgeen [opdrachtnemer van Beheer] Accountants ter uitvoering van het vonnis aan [Beheer] Beheer heeft voldaan, onder veroordeling van [Beheer] Beheer in de proceskosten.
2.2.
Bij memorie van antwoord heeft [Beheer] Beheer onder overlegging van producties de grieven bestreden.
2.3.
Partijen hebben onder overlegging van producties schriftelijk gepleit.
2.4.
Partijen hebben om arrest gevraagd.

3.De gronden van het beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In overweging 2 van het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
  • a) [bestuurder van Beheer] (hierna: [bestuurder van Beheer]) is bestuurder van [Beheer] Beheer.
  • b) [opdrachtnemer van Beheer] (hierna: [opdrachtnemer van Beheer]) heeft namens de opdrachtnemer van [Beheer] Beheer in de periode van (in ieder geval) 1980 tot en met 2006 fiscale en administratieve werkzaamheden verricht voor [Beheer] Beheer.
  • c) [opdrachtnemer van Beheer] Accountants heeft aan [Beheer] Beheer facturen gezonden, welkom onbetaald zijn gebleven.
  • d) [opdrachtnemer van Beheer] en [bestuurder van Beheer] gingen jarenlang zowel zakelijk als privé met elkaar om. Aan zowel de zakelijke als de vriendschappelijke relatie is in 2006 in einde gekomen.
4.2.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd [Beheer] Beheer te veroordelen tot betaling van de bedragen van € 51.146,53 (onbetaalde declaraties), € 1.788,= (buitengerechtelijke kosten), € 11.947,36 (wettelijke rente tot en met 19 oktober 2009), vermeerderd met de wettelijke rente over € 51.146,53 vanaf 20 oktober 2009, onder veroordeling van [Beheer] Beheer in de gedingkosten.
4.3.
[Beheer] Beheer heeft verweer gevoerd.
4.4.
[Beheer] Beheer heeft in reconventie gevorderd [opdrachtnemer van Beheer] Accountants te veroordelen tot (1) opheffing van het ten laste van [Beheer] Beheer gelegde conservatoire beslag onder verbeurte van een dwangsom en (2) vergoeding van de door [Beheer] Beheer geleden schade ten gevolge van dit onrechtmatige beslag, nader op te maken bij staat, onder veroordeling van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in de gedingkosten.
4.5.
De rechtbank heeft in conventie de vorderingen van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants afgewezen, onder veroordeling van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in de gedingkosten. In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van [Beheer] Beheer afgewezen, onder veroordeling van [Beheer] Beheer in de gedingkosten.
4.6.
Grief I is een algemene grief.
De grieven II tot en met V richten zich tegen afwijzing door de rechtbank van de gevorderde bedragen van € 16.660,= (factuur 13 augustus 2006),
€ 4.950,= (factuur 13 augustus 2006), € 2.213,40 (factuur 19 oktober 2006), € 231,64 (factuur 9 augustus 2006), € 327,25 (factuur 20 juli 2003) en € 13.129,= (terugbetaling voorgeschoten aanslag successierecht).
Grief VI is gericht tegen afwijzing van de vorderingen terzake de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
Grief VII is gericht tegen de veroordeling van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in de proceskosten.
Geen grief is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de vordering ter zake het bedrag van € 13.635,02 (factuur 14 augustus 2006). Dit oordeel strekt het hof derhalve tot uitgangspunt.
Het hof zal hierna eerst grief I behandelen (4.7), dan de vorderingen die middels de grieven II tot en met V aan de orde zijn gesteld (4.9-4.12), en tenslotte de grieven VI en VII (4.13).
4.7.1.
De kop van grief I luidt ‘algemeen’. Vervolgens legt [opdrachtnemer van Beheer] Accountants haar eigen commentaar op het bestreden vonnis over, gestaafd met 15 bijlagen (prod. 1 mvg), onder de vermelding dat de inhoud hiervan geldt als in de memorie van grieven letterlijk herhaald en ingelast.
4.7.2.
Het hof merkt op dat in een procedure als de onderhavige als uitgangspunt geldt dat een procespartij haar stellingen voldoende kenbaar en duidelijk in haar processtukken moet laten innemen door haar (hiertoe verplicht ingeschakelde) advocaat. Dit heeft tot gevolg dat een procespartij niet ermee kan volstaan zélf een stuk op te stellen en hiernaar in haar processtuk te (laten) verwijzen, met de vermelding dat de inhoud ervan geldt als herhaald en ingelast. De achtergrond van dit uitgangspunt is dat de andere partij – in het onderhavige geval [Beheer] Beheer - zich naar behoren moet kunnen verdedigen.
Nu gesteld noch gebleken is dat in casu een uitzondering op voormeld uitgangspunt aan de orde is, geldt dit uitgangpunt ook in de onderhavige procedure. Dit heeft tot gevolg dat het hof niet zelf (gissenderwijs) stellingen zal putten uit het eigen commentaar van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants en/of de 15 bijlagen.
Wanneer [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in haar processtukken zélf een voldoende duidelijke en kenbare stelling heeft doen innemen, en ter onderbouwing hiervan verwijst naar (een bepaald deel van) haar eigen commentaar en/of (één van) de 15 bijlagen, zal het hof dit stuk (deze stukken) – voorzover te beschouwen als een onderbouwing van de door [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in haar processtukken ingenomen stelling - uiteraard wél meewegen. Bovendien zal het hof (een bepaald deel van) het eigen commentaar van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants en/of (één van) de 15 bijlagen meewegen, wanneer [Beheer] Beheer blijkens haar processtukken ervan uitgaat dat [Beheer] Beheer hieruit een bepaalde stelling van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants heeft gedestilleerd (in dat geval wordt hoor en wederhoor immers niet geschonden).
4.7.3.
In het vervolg van grief I doet [opdrachtnemer van Beheer] Accountants een beroep op het door haar opgestelde commentaar, voor zover dit betrekking heeft op de werkwijze en communicatie tussen partijen, de (gestelde) valsheid in geschrifte/laster en het (gestelde) dreigen met nepgetuigen. Nog daargelaten dat deze stellingen door [Beheer] Beheer worden betwist, blijft [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in gebreke aan te geven welke consequenties aan voormelde stellingen moeten worden verbonden voor wat betreft haar vorderingen. Het hof gaat derhalve aan deze stellingen voorbij.
4.7.4.
Voorts doet [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in grief I een beroep op het door haar opgestelde commentaar, voor zover dit betrekking heeft op de periodieke informatievoorziening middels de kosten specificatie-overzichten en de onderbouwing en specificatie van “bedoelde” facturen. Voor zover [opdrachtnemer van Beheer] Accountants bij de grieven II tot en met VI concreet heeft gemaakt wat zij wat betreft voormelde onderwerpen stelt en op welke bijlagen bij het commentaar een beroep wordt gedaan, zal het hof de stellingen en bijlagen meewegen.
4.8.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants verwijst in haar pleitnota naar een reactie van haarzelf op de memorie van antwoord (prod II pleitnota) en de pleitnota van [Beheer] Beheer (prod. III pleitnota), onder de vermelding dat de inhoud van de reacties als in de pleitnota herhaald en ingelast gelden. Duidelijkheidshalve zij reeds hier vermeld dat het hof met deze reacties op dezelfde wijze zal omgaan als met het commentaar met 15 bijlagen (4.7.2).
4.9.1.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants vordert de bedragen van € 16.660,= (factuur 13 augustus 2006; nummer [factuurnummer 1]; prod. 4 inl dagv) en € 4.950,40 (factuur 13 augustus 2006; nummer [factuurnummer 2]; prod. 5 inl dagv).
Ter onderbouwing van de vordering van € 16.660,= voert [opdrachtnemer van Beheer] Accountants aan dat zij [Beheer] Beheer in de periode van 2000 tot en met 2006 in opdracht van [Beheer] Beheer zakelijke adviezen heeft gegeven. De adviezen hadden onder meer betrekking op: de plaats van bepaalde kostenposten in de administratie, inruil en verkoop van auto's, omzetbelasting, accijns, in- en export van auto's, verkoop van de garage, saneringen, ins en outs met betrekking tot cliënten/vorderingen, personeel, betalingen aan de belastingdienst, aan- en verkoop van een boerderij in Zwitserland, privé verbouwingen, het geldelijk verkeer met betrekking tot die verbouwingen, bedrijfsaankoop, en overige juridische en fiscale kwesties. In totaal waren met deze extra werkzaamheden 280 uren gemoeid, maar coulancehalve heeft [opdrachtnemer van Beheer] Accountants hiervan slechts 140 uur in rekening gebracht, aldus [opdrachtnemer van Beheer] Accountants.
Ter onderbouwing van de vordering van € 4.950,40 voert [opdrachtnemer van Beheer] Accountants aan dat dit bedrag betrekking heeft op het in opdracht van [Beheer] Beheer verlenen van extra assistentie inzake het verzorgen van factureringen, het sorteren en afboeken van dagboeken, en het ondersteunen van verdere uitvoering van zakelijke werkzaamheden. De werkzaamheden zijn verricht in de periode van eind september 2000 tot en met januari 2001, aldus [opdrachtnemer van Beheer] Accountants.
Ter nadere toelichting op beide vorderingen stelt [opdrachtnemer van Beheer] Accountants dat het ging om extra werkzaamheden. De gebruikelijke werkzaamheden met betrekking tot de loon- en omzetbelasting werden per kwartaal gedeclareerd, en gewoon door [Beheer] Beheer betaald. Vanwege de vriendschapsrelatie en het overlijden van de echtgenote van [bestuurder van Beheer] is [opdrachtnemer van Beheer] Accountants van 2000 tot en met 2006 bereid geweest te wachten met betaling te verlangen van de extra werkzaamheden, aldus [opdrachtnemer van Beheer] Accountants. [Beheer] Beheer ontving echter wél jaarlijks een kostenoverzicht waarop het aantal met deze werkzaamheden gemoeide uren werd vermeld, zo stelt [opdrachtnemer van Beheer] Accountants.
4.9.2.
[Beheer] Beheer betwist onder meer opdracht te hebben gegeven tot het verrichten van de extra werkzaamheden die in rekening zijn gebracht bij voormelde facturen van 13 augustus 2006 ter hoogte van € 16.660,= en € 4.950,40. Voorts betwist [Beheer] Beheer dat deze werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht.
4.9.3.
De stel- en bewijslast van de - betwiste – stellingen dat (1) [Beheer] Beheer (stilzwijgend) aan [opdrachtnemer van Beheer] Accountants opdracht heeft gegeven tot het verrichten van extra werkzaamheden die in rekening zijn gebracht bij de facturen van 13 augustus 2006 ter hoogte van € 16.660,= en € 4.950,40 (hierna: de extra werkzaamheden), en (2) deze werkzaamheden daadwerkelijk door [opdrachtnemer van Beheer] Accountants zijn verricht, rust op [opdrachtnemer van Beheer] Accountants.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants beroept zich ter onderbouwing van voormelde stellingen op faxen van haar aan [Beheer] Beheer van 9 oktober 2000, 25 april 2005 en 4 september 2006 met bijlagen (prod. 1 respectievelijk bijlagen 1, 2, 5 mvg). Uit de bij deze faxen behorende faxjournalen blijkt dat [Beheer] Beheer de faxen moet hebben ontvangen, aldus [opdrachtnemer van Beheer] Accountants. In de fax van 9 oktober 2000 schrijft [opdrachtnemer van Beheer] Accountants aan [Beheer] Beheer onder meer dat zij – mede vanwege het overlijden van de echtgenote van [bestuurder van Beheer] – bereid is werkzaamheden voor [Beheer] Beheer te verrichten die zij pas later in rekening zal brengen, terwijl zij [Beheer] Beheer jaarlijks een specificatie van de werkzaamheden zal verstrekken zodat deze van de gemaakte kosten op de hoogte blijft. In de brieven van 25 april 2005 en 4 september 2006 maakt [opdrachtnemer van Beheer] Accountants eveneens gewag van een dergelijke afspraak, zo stelt [opdrachtnemer van Beheer] Accountants.
[Beheer] Beheer betwist echter voormelde faxen van 9 oktober 2002, 25 april 2005 en 4 september 2006, van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants te hebben ontvangen. Partijen correspondeerden ook nooit per fax maar enkel per brief, aldus [Beheer] Beheer. Bovendien zijn de faxjournalen niet echt. Het faxnummer dat wordt vermeld op de faxjournalen behorende bij de faxen van 4 september 2006 en van een andere door [opdrachtnemer van Beheer] accountants overgelegde fax (van 23 april 2002), is van het advocatenkantoor van de advocaat die [Beheer] Beheer in eerste aanleg bijstond, terwijl dit kantoor pas in 2007 is opgericht, aldus [Beheer] Beheer. Nu deze faxjournalen niet kloppen zullen de andere faxjournalen ook wel niet kloppen, zo stelt [Beheer] Beheer.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende kenbaar en duidelijk gereageerd op voormeld verweer van [Beheer] Beheer. Derhalve heeft zij haar stelling dat [Beheer] Beheer voormelde faxen heeft ontvangen, onvoldoende onderbouwd. Dit geldt te meer daar [opdrachtnemer van Beheer] Accountants evenmin heeft gereageerd op het verweer van [Beheer] Beheer dat het lettertype in de fax van 9 oktober 2000 verschilt van dat van de brief van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants aan [Beheer] Beheer van 25 september 2000 (prod. 1 bijlage 6 mvg), en dat ook hieruit blijkt dat de fax van 9 oktober 2000 niet echt is. Nu de groote van de letters van voormelde brieven inderdaad verschillen (terwijl ze in dezelfde periode zijn verstuurd), had [opdrachtnemer van Beheer] Accountants naar het oordeel van het hof op het verweer moeten reageren.
Overigens heeft [opdrachtnemer van Beheer] Accountants - voor zover zij zich al voldoende kenbaar en duidelijk heeft beroepen op de brieven van 25 september 2000 en januari 1993 (bijlage 8 akte [opdrachtnemer van Beheer] Accountants van 16 augustus 2010) – in ieder geval onvoldoende kenbaar en duidelijk gereageerd op de betwisting door [Beheer] Beheer van de ontvangst van deze brieven (nrs. 55 en 56 mva). Het hof laat deze brieven derhalve buiten beschouwing.
4.9.4.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants verwijst ter onderbouwing van haar stelling dat zij daadwerkelijk de extra werkzaamheden heeft verricht naar door haar overgelegde specificaties kostenoverzicht (prod. 1 bijlagen 10a en 10b mvg). [Beheer] Beheer betwist de echtheid van deze specificaties. Ter onderbouwing van haar betwisting wijst [Beheer] Beheer op de brief van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants aan (de gemachtigde van) [Beheer] Beheer van 15 februari 2007, waarin [opdrachtnemer van Beheer] Accountants onder meer schrijft
‘De overige uren met de heer [bestuurder van Beheer] zijn niet direct in rekening gebracht, omdat deze ook niet door mij in de onderhanden werkadministratie zijn opgenomen, alleen in mijn werkagenda's’(prod. 10 cva in conv/cve in reconv). Naar het oordeel van het hof valt moeilijk voor te stellen dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants met ‘
werkagenda's’doelde op de specificaties kostenoverzicht die in hoger beroep door haar zijn overgelegd. Weliswaar stelt [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in haar memorie van grieven dat zij met de mededeling dat de uren niet in de administratie maar alleen in de werkagenda's waren opgenomen, bedoelde dat de onderhanden administratie nog niet was verwerkt tot facturen. Echter, hiermee geeft [opdrachtnemer van Beheer] Accountants nog geen verklaring hoe zij met het woord
‘werkagenda's’de specificaties kostenoverzicht kan hebben bedoeld. Daar komt bij dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants bedoelde specificaties pas in hoger beroep overlegt. De verklaring dat dit te wijten was aan het gebrek aan ervaring van de advocaat die [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in eerste aanleg bijstond, is weinig overtuigend. De specificaties betreffen – gelet op het verweer dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants bekend was (nr. 16 inl dagv) - de kern van de zaak. Daarbij komt dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants onvoldoende kenbaar en duidelijk heeft gereageerd op het gedetailleerde overzicht van [Beheer] Beheer van 17 data van 2001 tot en met 2004, waarop volgens de specificaties van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants besprekingen zouden hebben plaatsgevonden, terwijl dat volgens het overzicht van [Beheer] Beheer steeds niet mogelijk was (nr. 85 mva).
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants legt naast het specificatie kostenoverzicht terzake haar factuur van
€ 16.660,= nog een aantal andere stukken over, zoals enkele voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting, brieven aan de belastingdienst en een leveringsakte van 20 oktober 2003 (prod. 1 bijlage 10a mvg). Hiermee heeft [opdrachtnemer van Beheer] Accountants haar stelling dat zij de gedeclareerde werkzaamheden daadwerkelijk heeft verricht, echter onvoldoende onderbouwd. Dit geldt temeer daar volgens het proces-verbaal van de comparitie in eerste aanleg zijdens [opdrachtnemer van Beheer] Accountants is verklaard dat de stukken met betrekking tot voormelde factuur een aantal dozen zouden betreffen.
4.9.5.
Uit het voorgaande volgt dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants onvoldoende heeft aangevoerd om haar stellingen te kunnen dragen dat (1) [Beheer] Beheer [opdrachtnemer van Beheer] Accountants (stilzwijgend) opdracht heeft gegeven tot het verrichten van de extra werkzaamheden die in rekening zijn gebracht bij de facturen van 13 augustus 2006 ter hoogte van € 16.660,= en € 4.950,= (hierna: de extra werkzaamheden), en (2) deze extra werkzaamheden daadwerkelijk door [opdrachtnemer van Beheer] Accountants zijn verricht. Derhalve zal [opdrachtnemer van Beheer] Accountants niet in de gelegenheid worden gesteld deze stellingen te bewijzen, nog daargelaten dat zij ter zake deze stellingen geen voldoende specifiek en/of relevant bewijsaanbod heeft gedaan.
4.9.6.
Het bovenstaande brengt met zich dat de vorderingen van € 16.660,= en € 4.950,= moeten worden afgewezen.
Grief II faalt.
4.10.1.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants vordert een bedrag van € 2.213,40 (factuur 19 oktober 2006; nummer [factuurnummer 3]; prod. 1 inl dagv).
De factuur heeft betrekking op het in opdracht van [Beheer] Beheer afhandelen en sorteren van de dossiers dagboeken, loonadministratie en omzetbelasting, correcties omzetbelasting en loonheffing vanwege onjuiste adressering, en interne werkzaamheden, aldus [opdrachtnemer van Beheer] Accountants.
4.10.2.
[Beheer] Beheer betwist dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants de door haar gestelde werkzaamheden daadwerkelijk heeft verricht. Bovendien had [opdrachtnemer van Beheer] Accountants haar bij brief van 22 augustus 2006 geschreven geen werkzaamheden meer voor [Beheer] Beheer te verrichten, zodat zij een ander voor haar administratieve werkzaamheden had ingeschakeld. Voor het verrichten van de ná 22 augustus verrichtte werkzaamheden ontbrak een opdracht, aldus [Beheer] Beheer.
4.10.3.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants schrijft (onder meer) [Beheer] Beheer bij brief van 22 augustus 2006 (prod. 11 inl dagv) onder meer:
‘(..) laat het onverlet dat wij geen gehoor zullen geven aan uw verzoek om opgemelde samenstellingsopdracht op dit moment te aanvaarden en onze werkzaamheden hangende de onbetaaldheid van de factuurs cq. openstaande bedrag volledig staken. Daarnaast zullen wij voor eventuele toekomstige werkzaamheden zoals hierboven aangegeven, vooraf een voorschot van u moeten ontvangen omdat wij niet willen werken onder dezelfde condities zoals dat in het verleden heeft plaatsgevonden mede gezien uw huidige manier van functioneren naar ondergetekende. (..) Zolang wij deze bedragen: zie brief van 13 augustus 2006 en het voorschot niet van u ontvangen hebben staken wij alle activiteiten jegens u en uw ondernemingen.’[Beheer] Beheer stelt - naar het hof begrijpt - dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants bij de bewuste factuur van 19 oktober 2006 werkzaamheden in rekening heeft gebracht, die zijn verricht ná verzending van voormelde brief van 22 augustus 2006. Nu [opdrachtnemer van Beheer] Accountants deze stelling niet betwist, gaat het hof uit van de juistheid ervan.
Gezien de hierboven aangehaalde passages uit de brief van 22 augustus 2006 en het gegeven dat [Beheer] Beheer niet tot betaling van de door [opdrachtnemer van Beheer] Accountants gevorderde bedragen en het voorschot (ten bedrage van 6.000,= exclusief BTW) is overgegaan, geldt naar het oordeel van het hof als uitgangspunt dat voor de na 22 augustus 2006 door [opdrachtnemer van Beheer] Accountants voor [Beheer] Beheer verrichte werkzaamheden een (expliciete) opdracht van [Beheer] Beheer was vereist. [opdrachtnemer van Beheer] Accountants heeft echter niet gesteld dat [Beheer] Beheer een dergelijke opdracht heeft verstrekt, noch voldoende aangevoerd om een uitzondering op voormeld uitgangspunt te rechtvaardigen. [opdrachtnemer van Beheer] Accountants stelt weliswaar dat de werkzaamheden onderhanden werk betreffen die [opdrachtnemer van Beheer] Accountants vanwege de op haar rustende zorgplicht correct moest afwerken, maar dit strookt niet met het gegeven [opdrachtnemer van Beheer] Accountants [Beheer] Beheer in voormelde brief van 22 augustus 2006 schrijft dat alle werkzaamheden volledig zullen worden gestaakt. Bovendien schrijft [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in voormelde brief dat de indiening van zowel de aangifte omzetbelasting over de maand juli en de verwerking van de loonadministratie, niet zullen worden voortgezet.
4.10.4.
Uit het voorgaande volgt dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants onvoldoende heeft aangevoerd om haar stelling te kunnen dragen dat [Beheer] Beheer [opdrachtnemer van Beheer] Accountants opdracht heeft gegeven tot het verrichten van de werkzaamheden die in rekening zijn gebracht bij de factuur van 19 oktober 2006 ten bedrage van € 2.213,40. Derhalve zal [opdrachtnemer van Beheer] Accountants niet in de gelegenheid worden gesteld deze stellingen te bewijzen, nog daargelaten dat zij ter zake deze stellingen geen voldoende specifiek en/of relevant bewijsaanbod heeft gedaan.
4.10.5.
Het bovenstaande brengt met zich dat de vordering van € 2.213,40 moet worden afgewezen.
Grief III faalt.
4.11.1.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants vordert de bedragen van € 231,46 (factuur 9 augustus 2006; nummer [factuurnummer 4]; prod. 2 inl dagv) en € 327,25 (factuur 20 juli 2003; nummer [nota 1]; prod. 3 inl dagv).
Ter onderbouwing van de vordering van € 231,46 voert [opdrachtnemer van Beheer] Accountants aan dat deze betrekking heeft op in de periode van 1 april tot en met 30 juni 2006 in opdracht van [Beheer] Beheer verrichte werkzaamheden ter zake de loonadministratie 2005 en 2006 en de vennootschapsbelasting 2004.
Ter onderbouwing van de vordering van € 327,25 voert [opdrachtnemer van Beheer] Accountants aan dat deze betrekking heeft op in opdracht van [Beheer] Beheer verrichtte werkzaamheden ter zake de successierechten, met name het afwikkelen van fiscale correspondentie en een bezoek aan de belastingdienst aangaande de waardering van de aandelen ter zake de successie.
4.11.2.
[Beheer] Beheer voert het verweer dat de gedeclareerde werkzaamheden niet zijn verricht. Bovendien zou [opdrachtnemer van Beheer] Accountants naast de gebruikelijke kwartaalwerkzaamheden geen andere werkzaamheden voor [Beheer] Beheer verrichten, aldus [Beheer] Beheer.
4.11.3.
[Beheer] Beheer voert weliswaar voormelde verweren, maar zij laat na te reageren op de stelling van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants dat de verplichting om voormelde bedragen is erkend bij brief van de heer [Accountant] van 3 december 2008 (prod. 21 inl dagv). Het hof begrijpt de eerste alinea van voormelde brief aldus dat [Accountant] deze (mede) stuurde namens [Beheer] Beheer. In de brief wordt onder meer vermeld
‘Over de juistheid van de nota [nota 2] tot een bedrag ad € 231,46 bestaat geen geschil’en
‘Thans wordt door [opdrachtnemer van Beheer] accountancy een afschrift overgelegd van de nota [nota 1] aan [Beheer] Beheer B.V. tot een bedrag van € 327,25. (..) De heer [bestuurder van Beheer] kan akkoord gaan met deze nota.’. [Beheer] Beheer is in zoverre tekortgeschoten met het onderbouwen van haar verweer, dat zij niet op voormelde gemotiveerde stelling heeft gereageerd.
[Beheer] Beheer voert echter wél het verweer dat de vorderingen van € 231,46 en € 327,25 niet toekomen aan [opdrachtnemer van Beheer] Accountants. Op de brieven en facturen die [Beheer] Beheer steeds ontving stond immers niet de naam [opdrachtnemer van Beheer] Accountants, maar de namen [opdrachtnemer van Beheer] Accountants & Bedrijfsadviseurs dan wel [opdrachtnemer van Beheer] Accountancy & Bedrijfsadvisering. Deze namen had (heeft) [opdrachtnemer van Beheer] Accountants niet als handelsnamen geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, aldus [Beheer] Beheer. Nu de heer [opdrachtnemer van Beheer] een eenmanszaak dreef (drijft) onder de naam [opdrachtnemer van Beheer] Accountancy & Bedrijfsadvisering had [Beheer] Beheer een contractuele relatie met hem en niet met het pas in mei 2005 opgerichte [opdrachtnemer van Beheer] Accountants, aldus [Beheer] Beheer.
Volgens het proces verbaal van de comparitie in eerste aanleg is zijdens [opdrachtnemer van Beheer] Accountants echter verklaard dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants al bestaat sinds 1995 en als handelsnamen voert [opdrachtnemer van Beheer] Accountants & Bedrijfsadviseurs en [opdrachtnemer van Beheer] Accountancy & Bedrijfsadvisering. Verder had [opdrachtnemer van Beheer] geen eenmanszaak dan wel was er aanleiding het bestaan van een andere B.V. te veronderstellen, aldus [opdrachtnemer van Beheer] Accountants volgens het proces verbaal.
Het hof constateert evenwel dat in het uittreksel uit het handelsregister ter zake [opdrachtnemer van Beheer] Accountants van 8 juni 2010 (prod. 2 mva) wordt vermeld, dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants is opgericht op 31 mei 2005. Dit gegeven strookt niet met de verklaring van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants dat zij al bestaat sinds 1995. Derhalve twijfelt het hof ook aan de getrouwheid van de verklaring dat [opdrachtnemer van Beheer] geen eenmanszaak had en/of geen aanleiding bestond er vanuit te gaan dat de werkzaamheden door een andere B.V. zouden worden verricht. Nu [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in hoger beroep hierover niet meer duidelijkheid heeft verschaft, heeft zij onvoldoende aangevoerd om haar stelling te kunnen dragen dat [Beheer] Beheer haar opdracht had gegeven tot het verrichten van de bewuste werkzaamheden. Derhalve wordt niet toegekomen aan de bewijsaanbiedingen van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants, nog daargelaten of deze voldoende specifiek en/of relevant zijn.
4.11.4.
Het bovenstaande brengt met zich dat de vorderingen van € 231,46 en € 327,25 moeten worden afgewezen.
Grief IV faalt.
4.12.1.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants vordert een bedrag van € 13.129,=.
Ter onderbouwing van de vordering voert [opdrachtnemer van Beheer] Accountants aan dat [bestuurder van Beheer] een aanslag successierecht ter hoogte van € 13.129,= was opgelegd. Omdat [bestuurder van Beheer] niet in staat was tot betaling van de aanslag, heeft [opdrachtnemer van Beheer] Accountants deze voldaan. Nu tussen [opdrachtnemer van Beheer] Accountants en [Beheer] Beheer was afgesproken dat laatstgenoemde het met de aanslag gemoeide bedrag zou terugbetalen aan [opdrachtnemer van Beheer] Accountants, vordert zij betaling hiervan van [Beheer] Beheer, aldus [opdrachtnemer van Beheer] Accountants.
4.12.2.
[Beheer] Beheer voert onder meer het verweer dat [bestuurder van Beheer] de aanslag successierecht wilde aanvechten, omdat er een wet op komst was waarbij successieheffing van de partner zou komen te vervallen. Bovendien was de aanslag successierecht opgelegd aan [bestuurder van Beheer], zodat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants hoogstens een vordering heeft op [bestuurder van Beheer] in privé maar niet op [Beheer] Beheer. Daarbij heeft niet [opdrachtnemer van Beheer] Accountants maar [opdrachtnemer van Beheer] de aanslag voldaan, zodat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants geen terugbetaling kan vorderen, aldus [Beheer] Beheer.
4.12.3.
Partijen zijn het erover eens dat het gaat om een aanslag successierecht aan [bestuurder van Beheer]. De stelling van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants dat zij met [Beheer] Beheer had afgesproken dat niet [bestuurder van Beheer] maar [Beheer] Beheer het met de aanslag gemoeide bedrag van € 13.129,= aan [opdrachtnemer van Beheer] Accountants zou (terug)betalen, wordt door [Beheer] Beheer gemotiveerd betwist. [opdrachtnemer van Beheer] Accountants beroept zich ten bewijze van het bestaan van de door haar gestelde afspraak onder meer op de faxen van 9 oktober 2000 en 25 april 2005. Nu [Beheer] Beheer de ontvangst van deze brieven gemotiveerd betwist, terwijl [opdrachtnemer van Beheer] Accountants hierop onvoldoende kenbaar en duidelijk heeft gereageerd (4.9.3), en evenmin voldoende specifiek te bewijzen heeft aangeboden dat zij voormelde faxen heeft verstuurd, is niet komen vast te staan dat dit het geval is. Het hof laat voormelde faxen derhalve buiten beschouwing.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants beroept zich ten bewijze van het bestaan van de afspraak voorts op de verklaring van de heer [getuige] (prod. 1 bijlage 3 mvg). Inderdaad verklaart de [getuige] dat de heer [bestuurder van Beheer] zou hebben gezegd
“doe maar alles onder één dak brengen, zodat ik de aanslag successie allemaal via [Beheer] Beheer BV terugbetaal”.[Beheer] Beheer heeft echter aangevoerd dat hij de heer [getuige] nooit heeft gezien of gesproken, hetgeen door [opdrachtnemer van Beheer] Accountants niet voldoende kenbaar en duidelijk is betwist. Derhalve twijfelt het hof aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige].
Het bovenstaande brengt met zich dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants haar stelling dat zij met Stienen Beheer had afgesproken dat niet [bestuurder van Beheer] maar [Beheer] Beheer het met de aanslag gemoeide bedrag van € 13.129,= aan [opdrachtnemer van Beheer] Accountants zou (terug)betalen, niet op voorhand heeft bewezen. Nu [opdrachtnemer van Beheer] Accountants ter zake deze stelling geen voldoende specifiek en/of relevant bewijsaanbod heeft gedaan, zal zij niet in de gelegenheid worden gesteld dit bewijs alsnog te leveren. De stelling is derhalve niet komen vast te staan.
4.12.4.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van € 13.129,= moet worden afgewezen. Grief V faalt.
4.13.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants vordert tot slot buitengerechtelijke incassokosten van € 1.788,=, alsmede een bedrag aan wettelijke rente van € 11.947,36 (tot en met 19 oktober 2009)en de wettelijke rente over het bedrag van € 51.146,53 vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag ter voldoening.
Nu geen der vorderingen van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants toewijsbaar is (4.6-4.12), dienen ook deze vorderingen te worden afgewezen.
De grieven VI en VII falen.
4.14.1.
[Beheer] Beheer heeft in eerste aanleg gevorderd [opdrachtnemer van Beheer] Accountants te veroordelen tot betaling van de daadwerkelijke volledige proceskosten van [Beheer] Beheer. Deze vordering is door de rechtbank (impliciet) afgewezen. Uit het gegeven dat [Beheer] Beheer in haar memorie van antwoord voormelde vordering handhaaft en vermeerderd, begrijpt het hof dat [Beheer] Beheer incidenteel appel instelt tegen voormelde afwijzing door de rechtbank.
4.14.2.
Ter onderbouwing van de vordering stelt [Beheer] Beheer onder meer dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants haar enkel heeft aangesproken, omdat zij de relatie met [opdrachtnemer van Beheer] Accountants had verbroken en [opdrachtnemer van Beheer] hierover rancuneus was. Bovendien is de memorie van grieven van [opdrachtnemer van Beheer] Accountants chaotisch en onoverzichtelijk, waardoor voor [Beheer] Beheer onduidelijk is waartegen zij zich moet verweren. Verder brengt [opdrachtnemer van Beheer] Accountants dubieuze stukken in het geding, aldus [Beheer] Beheer.
4.14.3.
De vordering tot vergoeding van alle door [Beheer] Beheer in verband met de onderhavige procedure gemaakte kosten, is slechts toewijsbaar ingeval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente gegronde ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (HR 6 april 2012, LJN BV7828, NJ 2012/233).
4.14.4.
In het licht van voormelde maatstaf heeft [Beheer] Beheer onvoldoende onderbouwd een grondslag aangevoerd voor toewijzing van de vordering tot vergoeding van haar daadwerkelijke en volledige proceskosten. Deze vordering zal derhalve worden afgewezen. Nu de vordering toch wordt afgewezen, zal [opdrachtnemer van Beheer] Accountants niet in de gelegenheid worden gesteld een memorie van antwoord in incidenteel appel te nemen.
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen, zodat het bestreden volgens zal worden bekrachtigd.
[opdrachtnemer van Beheer] Accountants zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het (principaal) appel.
[Beheer] Beheer is in het incidenteel appel weliswaar in het ongelijk gesteld, maar [opdrachtnemer van Beheer] Accountants heeft niet gereageerd op dit (verborgen) appel, zodat het hof ervan uitgaat dat [opdrachtnemer van Beheer] Accountants ter zake dit appel geen kosten heeft gemaakt. Derhalve zal [Beheer] Beheer niet worden veroordeeld in de kosten in het (incidenteel) appel.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van de rechtbank Roermond van 22 september 2010;
veroordeelt [opdrachtnemer van Beheer] Accountants in de proceskosten van het principaal hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [Beheer] Beheer worden begroot op € 1.769,= aan verschotten en op € 3.262,= aan salaris advocaat;
wijst af hetgeen door [Beheer] Beheer in hoger beroep meer of anders is gevorderd;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.Th. Begheyn, L.R. van Harinxma thoe Slooten en E.K. Veldhuijzen van Zanten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 april 2013.