Conclusie
hij op 31 oktober 2011 in de gemeente Groningen opzettelijk mishandelend [betrokkene 1] in het water heeft geduwd, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
(…)
3:
hij op 31 oktober 201, in de gemeente Groningen opzettelijk mishandelend [betrokkene 2] in het water heeft geduwd, waardoor deze pijn heeft ondervonden."
als verklaring van [betrokkene 1]:
als verklaring van [betrokkene 2]:
tweede middelbehelst de klacht dat het hof niet de redenen heeft opgegeven die hebben geleid tot de afwijking van het standpunt van de verdediging ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 850,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,-. De eerste rechter heeft daarbij rekening gehouden met afschrijvingen op de waarde van de goederen waarvan schadevergoeding gevorderd wordt. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven zich te kunnen vinden in het bedrag dat door de rechtbank is toegewezen. Het hof heeft in hoger beroep derhalve te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 750,-, bestaande uit € 500,- aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Het hof verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.333,47. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1000,-, bestaande uit € 750,- aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden - zoals ook door de verdediging betoogd - met de afschrijvingen op de waarde van de goederen waarvan schadevergoeding wordt gevorderd. Anders dan bij de benadeelde partij [betrokkene 1] had de eerste rechter hier nog geen rekening mee gehouden. Het hof verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen."