ECLI:NL:HR:2012:BU3606
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak moord en doodslag in verband met onderdompeling in koud water
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vrijspraak van de verdachte voor moord en doodslag. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk doden van een persoon genaamd [slachtoffer] door deze in het koude water van de haven te duwen. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage had geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte om de [slachtoffer] van het leven te beroven. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat het niet van algemene bekendheid is dat plotselinge onderdompeling in koud water altijd een aanmerkelijke kans op overlijden met zich meebrengt. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en dat het niet onbegrijpelijk is. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, omdat het middel niet kan leiden tot cassatie. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 6 maart 2012, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst de voorzitter was, samen met de raadsheren J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos en Y. Buruma, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.