Voetnoten
1.Met ingang van 1 januari 2006 zijn het CTG en CTZ samengevoegd tot één bestuursorgaan, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), dat naast toezicht op de uitvoering van de AWBZ ook toezicht houdt op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
2.Besluit van 29 maart 1983, Stb. 1983, 253. Dit Besluit is blijkens zijn aanhef gegrond in de delegatiebepaling van art. 16(1) AWBZ. Dat betrof de oorspronkelijke wettekst; de delegatiebepaling is met ingang van 2006 door inwerkingtreding van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet (Wet van 6 oktober 2005, Stb. 2005, 525) opgenomen in art. 40(1) AWBZ.
3.Meest recent het Besluit van de Staatssecretaris van VWS van 22 augustus 2012, kenmerk Z-3123635, houdende de aanwijzing van administratie-instellingen bijzondere ziektekosten, Stcrt. 2012, 17683.
4.Toelating geschiedde tot en met 2005 ingevolge art. 8 AWBZ, vanaf 2006 ingevolge art. 5 Wet toelating zorginstellingen (Wet van 20 oktober 2005 tot vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen, Stb. 2005, 571). Het Cvz beslist op aanvragen voor toelating.
5.Wet van 7 november 2011 tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en enkele andere wetten, in verband met de instelling van het zelfstandig bestuursorgaan CAK, Stb. 2011, 561. Inwerkingtreding per 1 januari 2013 is geregeld in het Besluit van 11 december 2012, Stb. 2012, 646.
6.Een dergelijke overeenkomst moet ingevolge art. 16 AWBZ aan bepaalde voorwaarden voldoen, zulks op straffe van nietigheid (art. 16a AWBZ).
7.Dit zou blijken uit een niet in het dossier aanwezige brief van 18 januari 1999 van het Ministerie van VWS, van welke brief melding wordt gemaakt in het rapport van de Inspecteur van 30 november 1999 (zie 2.15). De belanghebbende zou ingevolge een uitspraak van 2 maart 2000 van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (ABRvS) overigens reeds op 28 december 1996 als thuiszorginstelling zijn toegelaten. Een kopie van die uitspraak trof ik niet aan in het dossier, maar vermoedelijk gaat het om ABRvS 2 maart 2000, nr. E04990023, ECLI:NL:RVS:2000:AP5633, welke uitspraak niet (meer) op www.rechtspraak.nl is te vinden. 8.Zie p. 27 van het rapport van de belastingdienst van 10 mei 2007, opgenomen als bijlage 10 bij het verweerschrift van de Inspecteur in eerste aanleg.
9.Met ingang van 2008: art. 2(1)(e) Wet Vpb (Wet van 20 december 2007, houdende wijzigingen van enkele belastingwetten (Belastingplan 2008), Stb. 2007, 562). Deze vernummering was het gevolg van de invoering van de integrale belastingplicht voor woningcorporaties die werd opgenomen in het huidige art. 2(1)(d) Wet Vpb.
10.Het is niet duidelijk over welke jaren aangiftebiljetten zijn uitgereikt. De belanghebbende stelt bij pleitnota (p. 1) en onder punt 2.6 beroepschrift eerste aanleg dat zij geen aangiftebiljetten over 1999 en 2000 maar pas vanaf 2001 heeft ontvangen. De Inspecteur schreef bij brief van 13 januari 2004 dat vanaf 1999 alsnog aangiftebiljetten zouden worden uitgereikt, maar uit het dossier valt niet op te maken of dat is gebeurd.
11.p. 14 van het verweerschrift van de Inspecteur in eerste aanleg: verzending van de aanslag naar een verkeerd adres; verzending naar het juiste adres vond plaats buiten de aanslagtermijn; zie p. 3 van belanghebbendes beroepschrift in eerste aanleg.
12.Noot PJW: deze bepaling was denkelijk nodig om een RAK te kunnen vormen.
13.De jaarrekeningen bevinden zich niet in het dossier.
14.De verzuimboete voor 2002 bedroeg € 113, voor 2003 € 340, voor 2004 € 567 en voor 2005 € 794.
15.Met ingang van 2007 door inwerkingtreding van de Wet ‘Werken aan Winst’ (Wet van 30 november 2006, Stb. 2006, 631) vernummerd tot art. 12 Wet Vpb. Met ingang van 2012 rept art. 12 door inwerkingtreding van het Belastingplan 2012 (Wet van 22 december 2011, Stb. 2011, 639) niet langer van “herbestedingsreserve” maar van “bestedingsreserve”. De wetgever lijkt gehoor te hebben gegeven aan de kritiek van de Commissie algemeen nut beogende instellingen; zie Geschriften van de Vereniging voor Belastingwetenschap no. 232, Kluwer: Deventer 2007, p. 148.
16.Rechtbank Haarlem 3 mei 2011, nrs. AWB 09/5447 t/m AWB 09/5450, niet gepubliceerd. De belanghebbende had de Rechtbank ex art. 8:14 Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht de vier beroepen te voegen en gezamenlijk te behandelen; de Inspecteur had de Rechtbank verzocht dat verzoek niet in te willigen. Kennelijk heeft de Rechtbank belanghebbendes verzoek ingewilligd nu zij de vier beroepen ter zitting gezamenlijk heeft behandeld en in de proceskostenveroordeling heeft overwogen dat sprake is van vier of meer samenhangende zaken. De Rechtbank gaat in haar dictum niet in op de boetebeschikkingen.
17.Besluit van 14 september 1971, houdende uitvoering van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, Stb. 1971, 558.
18.Hof Amsterdam 10 januari 2013, nrs. 11/00501, 11/00502, 11/00503, 11/00525 en 11/00531, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ2275, NTFR 2013/734 met commentaar Bruijsten. Ook in hoger beroep had belanghebbende verzocht om gezamenlijke behandeling, welk verzoek gezien het proces-verbaal is gehonoreerd. 19.Beschikking van 17 november 1945 van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën, Afdeeling Directe belastingen, nr. 9, Stcrt. 10 december 1945, nr. 129. Art. 34(1) Besluit op de vennootschapsbelasting 1942 luidde, voor zover van belang:
20.Beschikking van van 22 september 1951 van de Minister van Financiën, Afdeling Wetgeving Directe Belastingen, nr. 104, Stcrt. 1951, nr. 194.
21.Kamerstukken II, 1959-1960, 6000, nr. 3, p. 17 l.k. en r.k.
22.Kamerstukken II, 1962-1963, 6000, nr. 9, p. 9 l.k. en p. 10 l.k.
23.Kamerstukken II, 1961-1962, 6000 nr. 6, p. 5 r.k.
24.Wet van 18 december 2003 (Belastingplan 2004), Stb. 2003, 526. Het wetsvoorstel had nummer 29 210.
25.Wet van 22 december 2011 (Overige fiscale maatregelen 2012), Stb. 2011, 640.
26.Kamerstukken II, 2011-2012, 33 004, nr. 3, p. 6-7.
27.Handelingen I, 21 december 2010, p. 13-18.
28.Bij Besluit van 18 december 1990, Stb. 1990, 638 werd het woord “letter” vervangen door het huidige woord “onderdeel”, en door de invoering van het Belastingplan 2004 (Wet van 18 december 2003, Stb. 2003, 526) werd bij Besluit van 15 december 2003, Stb. 2003, 535 de zinsnede “eerste lid, ”voor “letter c” ingevoegd.
29.Kamerstukken II, 1959-1960, 6000, nr. 3, p. 17 r.k.
30.Wet van 12 december 1991, Stb. 1991, 697. Met de toevoeging van onderdeel b aan art. 4 Wet Vpb beoogde de wetgever te “voorkomen dat voor de belastingplicht van directiepensioenstichtingen de vraag aan de orde moet komen of deze fondsen al dan niet een onderneming drijven “ (Kamerstukken II, 1988-1989, 21 198, nr. 3 (MvT), p. 110).
31.Besluit van 26 mei 2003, nr. CPP2003/1177M, V-N 2003/29.18.
32.Besluit van 15 mei 2006, nr. CPP2005/3034M, BNB 2006/236, V-N 2006/35.19.
33.Noot PJW: De term thuiszorg wordt sinds de intrekking van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering (Stb. 1991, 590) per 1 april 2003 niet meer in de wet gebruikt.
34.Besluit van 2 maart 2005, nr. CPP2004/2278M, BNB 2005/166, V-N 2005/14.13, NTFR 2005/439.
35.Hoofdstuk 655 RJ; editie 2012; de geciteerde tekst luidde hetzelfde in de litigieuze jaren.
36.Beleidsregel II-572 van het CTG (bijlage 1 bij circulaire II/501/505/02/7c, te vinden in het archief op de website www.nza.nl.
37.Beleidsregel van de NZa, kenmerk CA-300-533 (opgenomen als bijlage 9 bij circulaire AWBZ/Care/12/07c).
38.Beleidsregel van de NZa, kenmerk CA-300-530 (opgenomen als bijlage 6 bij circulaire AWBZ/Care/12/07c).
39.Brief van 7 november 1997 met kenmerk VPZ/P-973980.
40.Cotg staat voor het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg en was de rechtsvoorganger van het CTG. Wtg staat voor de Wet tarieven gezondheidszorg, die per 1 oktober 2006 is ingetrokken bij de invoering van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wet van 7 juli 2006, Stb. 2006, 415).
41.Kamerstukken II, 2005-2006, 27 659, nr. 65, p. 1-2.
42.Hof den Haag 4 maart 1965, nr. onbekend. Deze uitspraak is bij mijn weten niet gepubliceerd en er is geen cassatie tegen ingesteld. Ik ontleen het citaat en de casusbeschrijving aan het Tijdschrift voor verenigingen en stichtingen (TVVS; thans Tijdschrift voor Ondernemingsrecht en rechtspersonen) 1965, jaargang no. 7, aflevering 12 (april 1965), p. 295-296, met noot Van Sikkelerus.
43.HR 29 juni 1983, 21 380, na conclusie Van Soest, LJN AW8843, BNB 1984/29 met noot Verburg, V-N 1983/1505, FED 1984/218 met aantekening Witteveen.
44.HR 13 januari 2012, nr. 10/03464, na conclusie Wattel, ECLI:NL:HR:2012:BQ0525, BNB 2012/89 met noot Van Vijfeijken, V-N 2012/6.12, NTFR 2012/158 met commentaar Molenaar, FED 2012/28 met aantekening Russo. 45.Noot PJW: art. 70(1) Woningwet luidt: “Verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en stichtingen, die zich ten doel stellen uitsluitend op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam te zijn en niet beogen uitkeringen te doen anders dan in het belang van de volkshuisvesting, kunnen bij koninklijk besluit worden toegelaten als instellingen, uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam.”
47.Hof Arnhem-Leeuwarden 11 juni 2013, nr. 12/00540, ECLI:GHARL:2013:CA3908, NTFR 2013/1333, met commentaar Van den Bos.
48.C.P. Kooy en K.D.W. Hoebergen, Marktwerking in de gezondheidszorg, WFR 2005/893.
49.Noot in origineel: “De parlementaire geschiedenis geeft hierover helaas geen uitsluitsel.”
50.In gelijke zin: aantekening 4.1.2 bij art. 5 Wet Vpb in NDFR Deel Vennootschapsbelasting.
51.Noot in origineel: Een stichting van samenwerkende ziekenhuisapotheken kan niet delen in de vrijstelling en is derhalve belast voor de vennootschapsbelasting. Op het moment dat deze ziekenhuisapotheek wordt ontplooid in een maatschap, wordt het maatschapaandeel toegerekend aan het ziekenhuis en valt het derhalve onder de vrijstelling van het ziekenhuis.
52.Anders: S.A. Stevens, De maatschappelijke onderneming: belast of niet? in: Maatschappelijke ondernemingen. Congres gehouden op 7 juni 2007 ter gelegenheid van het eerste lustrum van de masterrichting Fiscaal recht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de VU (ed. T. Hoekstra), Kluwer: Deventer 2007, p. 41, waar hij pleit voor een “indien”-vrijstelling omdat het volgens hem wenselijk is dat instellingen worden gedwongen hun nevenactiviteiten af te zonderen.
53.Noot PJW: belastingvrijstelling van overheidsgefinancierde activiteiten zou echter wel verboden staatssteun kunnen opleveren.
54.C.P. Kooy en J.C.M. Cremers, Knelpunten in de heffing van vennootschapsbelasting in de zorg- en onderwijssector, WFR 2009/538.
55.Noot PJW: ook nu nog niet.
56.R.C. Henzen, Hoe ver reikt de zorgvrijstelling bij thuiszorginstellingen?, Fiscaal Praktijkblad 2012/13.
57.Zie bijvoorbeeld President Rechtbank Utrecht (kort geding) 29 oktober 1999, nr. 105038 KG ZA 99/940 AWBZ, ECLI:NL:RBUTR:1999:AA3704, USZ 1999/326 met commentaar Van Eijs. 58.Kamerstukken II, 1998-1999, 26 631, nr. 1, p. 2.
59.GGZ: geestelijke gezondheidszorg.
60.RIAGG: Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg, RIBW: Regionale Instelling voor Beschermende Woonvormen; APZ: algemeen psychiatrisch ziekenhuis.
61.Besluit van 25 oktober 2002, houdende hernieuwde vaststelling van de aard, inhoud en omvang van de zorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en wijziging van andere besluiten in verband daarmee (Besluit zorgaanspraken AWBZ), Stb. 2002, 527.
62.Het marktdenken en het concomitante terugtreden van de overheid manifesteert zich ook bij, bijvoorbeeld, werkgeversverzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid van werknemers, waar het publieke stelsel concurrentie heeft gekregen van een privaat stelsel. Voor een beschrijving van die privatisering verwijs ik naar de conclusie van mijn voormalig ambtgenoot Van Ballegooijen voor uw arrest HR 9 maart 2012, nr. 11/01759, ECLI:NL:HR:2012:BT8788, BNB 2012/135, V-N 2012/17.16, NTFR 2012/610 met commentaar Schouten. 63.Wet van 20 november 1980, Stb. 1980, 646.
64.Wet van 25 maart 1971, Stb. 1971, 268
65.Wet van 7 juli 2006, Stb. 2006, 415.
66.Kamerstukken II, 2004-2005, 30 186, nr. 3, p. 3.
67.Kamerstukken II, 2004-2005, 30 131, nr. 3, p. 3.
68.Wet van 29 juni 2006, Stb. 2006, 351.
69.De AWBZ is immers een
70.Wat de Wmo betreft in het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Besluit van 2 oktober 2006, Stb. 2006, 450) en wat de AWBZ betreft in het Bijdragebesluit zorg (Besluit van 26 september 1996, Stb. 1996, 486).
71.Zie het bij Besluit van 5 december 2012, Stb. 2012, 628 ingevoerde art. 6(1)(c) Bijdragebesluit zorg. Aanvankelijk was een percentage van 12 voorgesteld (Kamerstukken II, 2012-2013, 33 400 XV, nr. 2, p. 134). Vooralsnog is ondanks kritiek op de vermogensinkomensbijtelling nog geen structurele uitzondering gemaakt voor box 3-vermogen dat zijn oorsprong vindt in een al dan niet krachtens een verzekeringsovereenkomst uitgekeerde vergoeding wegens gederfd loon als gevolg van bijvoorbeeld een ongeluk waardoor men op jonge leeftijd volledig arbeidsongeschikt is geraakt.
72.‘Wij van WC-Eend adviseren WC-Eend’.
73.Op basis van de overgelegde stukken heeft het Hof dat ook niet kunnen doen omdat een integrale versie van die statuten niet is geproduceerd.