Voetnoten
1.Zie tevens FED 1997/397 m.nt. Van der Paardt, en V-N 1997, blz. 1806.
2.Zo stelt het Hof in punt 2.1 van zijn uitspraak in navolging van partijen vast. Het Hof vermeldt daarbij dat de onderwijsactiviteiten worden verricht onder de naam [A]. Dat verbaast mij enigszins omdat de Stichting [A] één van de deelnemers is aan het hierna te melden samenwerkingsverband tussen belanghebbende en 38 rechtspersonen (waaronder één of meer scholen ressorteren; zie punt 2.6). Blijkens het (overigens op 23 februari 2011 gedateerde) tot de stukken behorende uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel is de Stichting [A] een van de bestuurders van belanghebbende. In punt 14 van de motivering van haar beroepschrift in cassatie schrijft belanghebbende: “Voor de relevante feiten verwijst ondergetekende naar de feiten zoals die door het Gerechtshof Amsterdam in onderdeel 2 van zijn bestreden uitspraak zijn weergegeven.” De staatssecretaris van Financiën valt klaarblijkelijk evenmin over deze feitenvaststelling.
3.Bij de punten 2 en 3 zijn in de tekst van de beschrijving voetnoten geplaatst. Deze heb ik niet overgenomen.
4.Namens belanghebbende ondertekend op 8 november 2006, namens de Stichting [B] op 15 november 2006.
5.MvH: Ik ga er maar van uit dat tot deze ‘totale’ kosten niet de kosten behoren die belanghebbende ook zal maken voor haar onderwijsactiviteiten (zie punt 2.1).
6.Zie punt 2.5.1, slot, van de uitspraak van het Hof.
7.Veelal stichtingen en verenigingen waaronder één of meer scholen ressorteren.
8.MvH: hier moet bedoeld zijn: ‘betaalt’.
9.MvH: hier volgt een verdeelsleutel op basis waarvan aan belanghebbende 0,4% van de kosten wordt toegerekend en aan de andere 38 deelnemers percentages variërend van 0,1 tot 16,4.
10.De inspecteur van de belastingdienst [P].
11.MvH: Hier moet ‘rechtstreeks’ bedoeld zijn.
12.MvH: Ik neem aan dat het Hof hier bedoelt voor zover het gaat om de van de deelnemende scholen ontvangen bedragen van € 1.120.342. Het Hof heeft immers eerder in zijn uitspraak (punt 2.1) vastgesteld dat belanghebbende (ook) vrijgestelde onderwijsprestaties verricht.
13.Tevens becommentarieerd opgenomen in FED 1997/397 m.nt. Van der Paardt, en V-N 1997, blz. 1806.
14.Het bepaalde in artikel 11, lid 1, onderdeel u, van de Wet is gebaseerd op artikel 132, lid 1, aanhef en onder f, van de btw-richtlijn. In die bepaling geldt als voorwaarde voor vrijstelling dat
15.Wet van 28 december 1978, Stb. 1978, 677.
16.Kamerstukken II 1977/78, 14 887 (Wijziging van de Wet op de omzetbelasting), nr. 3, blz. 24. Met ‘administratief voorschrift’ in het citaat wordt gedoeld op de resolutie van 24 september 1974, B74/19929.
17.Zie artikel X, lid 1, van het Wijzigingsbesluit, in samenhang gelezen met artikel V, onderdeel B.
18.Wijzigingsbesluit, blz. 9.
19.Die zelf niet per se ondernemer hoeven te zijn. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan publiekrechtelijke lichamen.
20.Dat wil zeggen vóór de inwerkingtreding van de (huidige) Wet. Zie TC 9 november 1953, nr. 7299 O, BNB 1954/49 m.nt. Tuk, en TC 14 mei 1957, nr. 8055 O, BNB 1957/263 m.nt. Tuk, met betrekking tot het Besluit op de Omzetbelasting 1940. TC 16 oktober 1962, nr. 9499 O, BNB 1963/75 m.nt. Tuk, en TC 20 november 1972, nr. 10621 O, BNB 1973/188 m.nt. Tuk, zijn gewezen onder de werking van de Wet op de Omzetbelasting 1954.
21.J. Reugebrink,
22.In dezelfde zin oordeelde Hof Amsterdam op 11 september 1990, nr. 4421/89, JOB 1991/12, over de doorberekening van kosten met betrekking tot een door een gemeente en een kerkgenootschap gezamenlijk gesticht en geëxploiteerd wijkcentrum. Tegen deze uitspraak werd – evenmin als tegen de hier geciteerde uitspraak van 30 december 1985 – cassatie ingesteld.
23.Eveneens gepubliceerd in FED 1988/14 m.nt. Bijl, en in V-N 1987, blz. 2607.
24.Maar legde prejudiciële vragen voor aan het Hof van Justitie (hierna: HvJ) over de uitlegging van de koepelvrijstelling. Die vragen hebben geresulteerd in het arrest van het HvJ van 15 juni 1989, Stichting Uitvoering Financiële Acties, 348/87, FED 1989/559 m.nt. Bijl.
25.Tevens geannoteerd gepubliceerd in V-N 1992, blz. 3211.
26.Zie ook FED 1988/739 m.nt. Keijsers, en V-N 1988, blz. 2536.
27.MvH: Deze formulering lijkt mij niet helemaal zuiver: in omzetbelastingtechnische zin is bij doorberekening van voor gemene rekening gemaakte kosten immers geen sprake van een vergoeding.
28.Zie ook V-N 2002/14.25.
29.Zie tevens NTFR 2007, 1242 m.nt. Sanders, en V-N 2007/32.21.
30.Geannoteerd gepubliceerd in NTFR 2010, 1981 m.nt. Sanders, en V-N 2010/41.12.
31.Vide BNB 2000/297 m.nt. Van Zadelhoff, en NTFR 2000, 248 m.nt. Sanders.
32.Zie ook BNB 2003/30 m.nt. Van Hilten, FED 2002/479 m.nt., NTFR 2002, 455 m.nt. Sanders, en V-N 2002/20.13.
33.Eenzelfde lijn valt te onderkennen in de nationale jurisprudentie. Zie bijvoorbeeld HR 21 juni 1995, nr. 30485, BNB 1995/277 m.nt. Finkensieper, FED 1995/556 m.nt. Nieuwenhuizen, V-N 1995, blz. 2319, inzake een studentensociëteit die jegens haar leden presteerde en (tevergeefs) aanvoerde dat geen sprake was van belastbare prestaties, omdat binnen de ‘eigen kring’ werd gehandeld. Zie ook HR 11 oktober 1989, 25253, BNB 1990/34 m.nt. Ploeger, FED 1990/90 m.nt. Bijl, V-N 1989, blz. 3183, inzake een coöperatieve vereniging die tegen contributiebetaling jegens haar leden presteerde.
34.Tevens geannoteerd gepubliceerd in NTFR 2001, 1419 m.nt. Van Dongen, en V-N 2001/55.8.
35.Zie tevens FED 2009/76 m.nt. Van Norden, NTFR 2008, 2361 m.nt. Perié, en V-N 2008/59.24.
36.Zie punten 6.5 en 6.8 van de uitspraak van het Hof. Voor de toepassing van artikel 11, lid 1, onderdeel u, van de Wet mocht overigens ook al niet met een winstopslag worden doorberekend, zodat dit element voor belanghebbende niets nieuws was.
37.Ik ga er – gezien punt 6.6 van de uitspraak van het Hof – van uit dat de 0,4% van de kosten die volgens de verdeelsleutel door belanghebbende worden gedragen, louter zien op het door haarzelf ‘afgenomen’ pakket (of pakketten) en niet haar ‘eigen’ administratie betreft.
38.Zie in dit verband ook punt 6.9 van de hofuitspraak, geciteerd in punt 3.2.2 van deze conclusie. Ik merk daarbij nog op dat wat betreft de concept kostenverdelingsovereenkomst alleen feitelijk is vastgesteld dat conform het concept is gehandeld ten aanzien van de (procentuele) omslag van de kosten over de deelnemers. Omtrent andere aspecten van de concept kostenverdelingsovereenkomst is dat niet vastgesteld.
39.Zie in dit verband ook voetnoot 5.
40.Tevens gepubliceerd in NTFR 2007, 1087 m.nt. Sanders en V-N 2007/28.21.