1 Daarnaast zijn aan verdachte op 7 januari 2007, 19 januari 2007 en 27 februari 2007 eenjarige flatverboden opgelegd voor drie andere flats in Amsterdam.
2 Vgl. HR 10 februari 2009, LJN BG7242 (niet gepubliceerd, art. 81 RO).
3 Vgl. HR 20 december 1994, DD 95.157 (een abortuskliniek is een besloten lokaal in de zin van art. 138 Sr).
4 Zie HR 23 november 1971, LJN AB5759, NJ 1972, 76 (de Mexicaanse ambassade is een besloten lokaal in de zin van art. 138 Sr). Vgl. HR 4 december 2007, LJN BB7104 (van een besloten erf als bedoeld in art. 138 Sr is sprake, indien dat erf kenbaar van de omgeving is afgescheiden, terwijl het erf niet geheel afgesloten behoeft te zijn om als besloten aangemerkt te kunnen worden).
5 Vgl. HR 9 december 2003, LJN AN7304, NJ 2004, 123.
6 Vgl. HR 14 december 1982, NJ 1983, 392.
7 Vgl. HR 19 september 1994, DD 95.013 (het betreden van de Kwantumhallen door iemand die een schriftelijke ontzegging voor het betreden van deze winkel had gekregen); HR 17 mei 1994, DD 94.363 (het betreden van een filiaal van de Hema door een persoon die bij brief van de rechthebbende voor onbepaalde tijd was verboden deze winkel te betreden); HR 6 mei 1986, NJ 1987, 26, rov. 8.3 (in deze zaak werd - tevergeefs - het verweer gevoerd dat een verbalisant bij de ontdekking van een stokerij lokaalvredebreuk zou hebben gepleegd).
8 Vgl. HR NJ 1971, 96 (bezetting Mexicaans consulaat).
9 Vgl. HR 4 september 2007, LJN BA4943, NJ 2007, 491 (in deze zaak werd - tevergeefs - het verweer gevoerd dat geen sprake was van huisvredebreuk, omdat de in de woning aanwezige krakers de woning wederrechtelijk in gebruik zouden hebben genomen).
10 Materieel strafrecht, 4e, p. 184-191.
11 Vgl. Ten Voorde, T&C Sr, 7e, aant. 9e op art. 56.
12 HSR, 15e, p. 244-247.
13 NLR, suppl. 123, aant. 3 en 22 bij art. 138 Sr.
14 NLR, suppl. 137, aant. 1, 2 en 3 bij Inleiding (wederrechtelijkheid).
15 O.c., aant. 3.
16 HR 16 december 1907, W 8633.
17 Van Veen, Facet-wederrechtelijkheid, Nederlands Juristenblad 1972, p. 466-469.
18 Voorbeeld: in HR 4 januari 1977, NJ 1977, 414 kon nog worden beslist dat in de in het middel genoemde verdragen of wet geen steun te vinden was voor de rechtmatigheid van het in Friesland overschilderen van Nederlandstalige verkeerborden; sindsdien heeft de internationale bescherming van minderheden niet stilgestaan. (Tenlaste was gelegd de opzettelijk en wederrechtelijke beschadiging van verkeersborden.)