1 Kamerstukken II, 2003-2004, 29 758, nr 2; voorgesteld art. IX (wijzigingen in de AWR), onderdeel F (voorgesteld art. 67r-67t AWR) en art. X (wijzigingen Invorderingswet), onderdeel H (voorgestelde artt. 63b-63e Invorderingswet). Zie V-N 2004/49.3, blz. 68-71.
2 De omkering van de bewijslast geldt niet bij voorlopige aanslagen (vgl. de tekst van de genoemde sanctiebepalingen met de definities in art. 2, derde lid, onderdeel e, AWR). Dit is bevestigd in de Nota naar aanleiding van het verslag TK, vergaderjaar 1997-1998, 25 175, nr. 5, blz. 7.
3 Tweede Kamer, 1954-1955, 4080, nr. 3 (MvT), blz. 18.
4 HR 27 januari 1971, nr. 16 456, BNB 1971/55, V-N 1971, blz. 169 (inzake art. 54, derde lid, Wet IB 1964 in de wettekst tot 1 januari 1971); HR 7 januari 1976, nr. 17 792, BNB 1976/42, V-N 1976, blz. 146, (inzake art. 42, vierde lid, Wet IB 1964 (oud)); HR 26 mei 1999, nr. 34 230, BNB 1999/272, met noot Kavelaars, V-N 1999/27.14.
5 HR 14 november 1990, nr. 26 727, BNB 1992/127, met conclusie A-G Van Soest. De zaak betrof aangifteverzuim, maar volgens Feteris (M.W.C. Feteris, Formeel belastingrecht, Kluwer, Deventer, 1999, blz. 230) ligt het voor de hand dat u eenzelfde aanpak zult volgen wanneer de belastingplichtige andere meewerkverplichtingen dan de aangifteplicht niet nakomt.
6 HR 14 juni 1989, nr. 25 349, BNB 1989/246, en HR 25 januari 2002, nr. 36 063, BNB 2002/136, met noot Feteris.
7 Vgl. M.W.C. Feteris, Formeel belastingrecht, Deventer, Kluwer, 1999, blz. 223.
8 Aantekening bij HR 14 november 2003, VN 2003/58.6.
9 In HR 29 september 1993, nr. 28 400, FED 1994/45, met conclusie Van Soest, overwoog u (r.o. 3.9): `(...) de Inspecteur (...) kon volstaan met de gemotiveerde stelling (...).' U zie ook HR 28 maart 2003, nr. 38 039, BNB 2003/203, met noot Van Soest (inzake het verbod van willekeur).
10 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM); Trb. 1951/154, inwerkintreding 3 september 1953, Trb. 1954/151; laatstelijk gewijzigd op 11 mei 1994, Trb. 1994/165, inwerkingtreding 1 november 1998, Trb. 1998/95
11 EHRM 12 juli 2001, nr. 44759/98 (Ferrazzini/Italie), NJ 2004, 435, met noot EAA, NJCM-Bulletin 2002/4, blz. 400 m.n. Bender en Douma; VN 2001/44.5, blz. 4574-4578.
12 Deze terugkeer naar de gewone bewijsleer ingeval van boeten is in het toenmalige art. 29 AWR opgenomen bij de Wet tot wijziging van enkele wetten in verband met de herziening van het stelsel van bestuurlijke boeten en van het fiscale strafrecht (Invoeringswet bestuurlijke boeten; Kamerstuknr.,24800 Stb. 1997, 737). Voor de huidige bepalingen (de slotzinnen van art. 25, zesde lid, en art. 27e AWR) gelden dezelfde overwegingen als voor het oude art. 29 AWR. Zie TK 1998-1999, 25 175 (Aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht)), nr. 6 (Nota van wijziging), blz. 5.
13 TK, 1997-1998, 24 800, nr. 7 (Nota naar aanleiding van het verslag), blz. 6.
14 Zie EHRM 21 februari 1984 (Öztürk), Publ. Series A, Vol. 73 (1984); AAe 1985, blz. 145-154 m.n. Swart; NJ 1988, 937, m.n. Alkema, en HR 24 januari 1990, BNB 1990/287.
15 EHRM 6 december 1998 (Barberà e.a. v. Spain), Serie A, no. 146, par. 77; en EHRM 25 augustus 1987 (Lutz v. Duitsland), NJ 1988, 938.
16 EHRM 7 oktober 1988 (Salabiaku v. France), Serie A, no. 141-A; NJ 1991, 351, m.n. EAA; FED 1990/420, m.n. Feteris.
17 EHRM 8 februari 1996; NJ 1996, 725 m.nt. Kn.
18 In het Nederlands samengevat in NJB 2002, blz. 1755.
19 EHRM 7 oktober 1988 (Salabiaku v. France); FED 1990/420 m.n. Feteris.
20 Hier zijn de woorden "will of the" weggevallen. Zie het Saunders-arrest en de Franse tekst van het J.B.-arrest.
21 Zie ook de noot van M.W.C. Feteris bij dit arrest, opgenomen in BNB 2002/25.
22 Zie voor een minder genuanceerde gelijkluidend oordeel HR 11 december 1991, nr. 27 345, BNB 1992/243, met noot Scheltens.
23 Zie M.W.C. Feteris: Formeel Belastingrecht, Kluwer, Deventer, blz. 229. Zie voorts in algemene zin over de verenigbaarheid van de sanctie van omkering van de bewijslast met art. 6, tweede lid, EVRM: M.W.C. Feteris, Fiscale bestuurlijke boetes en het recht op een eerlijk proces, Deventer, Kluwer, 2002, blz. 360-379.
24 L.A. de Blieck, P.J. van Amersfoort, J. de Blieck, E.A.G. van der Ouderaa, R.J. Koopman, Algemene wet inzake rijksbelastingen, FED fiscale studieserie nr. 5, vijfde herziene druk, Deventer, 1999, blz. 112.
25 Tweede kamer, 1950-1951, 1957 (Bepalingen inzake vervanging van het fiscale noodrecht), nr. 3 (MvT), blz. 6; Stb. 1952, 191.
26 Tweede Kamer 1950-1951, 1957 (Bepalingen inzake vervanging van het fiscale noodrecht), nr. 3 (MvT), blz. 7-8.
27 Tweede kamer, 1951-1952, 1957(Bepalingen inzake vervanging van het fiscale noodrecht), nr. 2 (Ontwerp van wet), Stb. 1952, 191.
28 Handelingen der Staten-Generaal, 1951-1952, II, blz. 1940, rechterkolom.
29 Tweede kamer, 1951-1952, 1957, nr. 95 (Gewijzigd ontwerp van wet houdende bepalingen inzake vervanging van het fiscale noodrecht); Stb. 1952, 191.
30 Handelingen der Staten-Generaal 18 maart 1952, nr 1957 (Bepalingen inzake vervanging van het fiscale noodrecht), blz. 1940, rechterkolom.
31 TK 1988-1989, 21 287(Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot aanpassing van de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten (aanpassing van administratieve verplichtingen), nr. 3 (MvT), blz. 3.
32 TK 1988-1989, 21 287, nr. 3 (MvT) , blz. 3.
33 TK1988-1989, 21 287, nr. 3 (MvT), blz. 7.
34 TK1988-1989, 21 287, nr. 3 (MvT), blz. 5.
35 TK1988-1989, 21 287, nr. 3 (MvT), blz. 20-21.
36 TK,1990-1991, 21 287, nr. 5 (MvA), blz.5.
37 Zie onder meer TK,1990-1991, 21 287, nr. 5 (MvA), blz. 19.
38 TK 1954-1950, 4080 (Algemene Wet inzake Rijksbelastingen),, nr. 3 (MvT), blz. 21-22.
39 TK 1954-1955, 4080 (Algemene Wet inzake Rijksbelastingen), nr. 3 (MvT), blz. 22.
40 EHRM 16 april 2002, nr. 37 971/97, NJ 2003, 452, met noot EJD, V-N 2002/47.5.
41 Op de website van het Hof is inmiddels ook een Engelstalige versie gepubliceerd.
42 HvJ EG 21 september 1989, gevoegde zaken 46/87 en 227/88 (Hoechst AG v. Commissie van de EG) met conclusie Mischo, Jur. 1989, blz. 02859.
43 HvJ EG 22 oktober 2002, zaak C-94/00 (Roquette Frères SA) met conclusie Mischo,Jur. 2002, I-09011, NJ 2003, 453, met noot MRM.
44 R.H. Happé, De inzageverplichting ter discussie: een voorstel tot verbetering van een gebrekkige rechtsgang, WFR 2001/6428, blz. 429-440
45 Zie de rechtspraak, aangehaald door M.W.C. Feteris, Formeel belastingrecht, a.w., blz. 195.
46 Vgl. onderdeel 5.3 van de conclusie van A-G Wattel van 30 januari 2003 in zaaknummers 37 465 en 37 466, V-N 2003.18.4.
47 Uit laatstgenoemd arrest blijkt tevens dat u het opzettelijk verstrekken van onjuiste inlichtingen op één lijn stelt met een weigering de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Voorts heeft u in dit arrest - in overeenstemming met eerdere rechtspraak (HR 21 juli 1987, nr. 24 516, BNB 1987/272, met conclusie Moltmaker en noot Van Leijenhorst) - overwogen dat het eerst ter terechtzitting verstrekken van de gevraagde informatie(dragers) niet meer kan leiden tot het oordeel dat aan de verplichtingen van art. 47 AWR is voldaan.
48 Ook degene die onder art. 47, tweede lid, dan wel art. 48 AWR valt, kan verplicht zijn informatie over anderen dan zichzelf te verschaffen.
49 In dit verband kan ook worden gewezen op HR 14 november 1928, B. 4396, HR 1 november 1989, nr. 25 662, BNB 1990/8.
50 Vgl. R.H. Happé, De inzageverplichting ter discussie: een voorstel tot verbetering van een gebrekkige rechtsgang, WFR 2001/6428, blz. 431, punt 3.
51 Rb. Utrecht 7 september 1999, nr. 103.339 KG ZA-99-796, FED 1999/670.
52 Zie onder meer M.V. Lambooy en M.J. Pelinck, De Fortis-zaak, TFB 1999, nr. 10, blz. 2 e.v.
53 Mededeling van de staatssecretaris van Financiën van 5 januari 1994, nr. 10DGM4, V-N 1994, blz. 456.
54 R.H. Happé, De inzageverplichting ter discussie: een voorstel tot verbetering van een gebrekkige rechtsgang, WFR 2001/6428, blz. 433-434, punt 4.
55 J.A.R. van Eijsden, Due-diligencerapporten toch veilig voor de fiscus?, WFR 2003/6530, blz. 844 e.v.
56 Zie over deze citaten ook blz. 3 van de cassatieberoepschriften van de staatssecretaris in zaaknummers 38 809 en 38 810.
57 Handelingen der Staten-Generaal, zitting 1951-1952, II, blz. 1940, rechterkolom.
58 Zie ook r.o.4.4 van HR 10 februari 1988, nr. 23 925, BNB 1988/160.
59 Van Buuren/Borman: Algemene wet bestuursrecht: Tekst en Commentaar, 4e druk, blz. 233 (punt 6), blz. 240-241 (punt 3) en blz. 246 (punt 2).
60 Zie G.H. Addink, Algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Monografieën Algemene wet bestuursrecht,Deventer, Kluwer, 1999, blz. 105.
61 L.J.A. Damen/P. Nicolaï/J.L. Boxum; Bestuursrecht 1, Systeem, bevoegdheidsuitoefening, Boom Juridische uitgevers, Den Haag, 2003, blz. 382.
62 Damen/ Nicolaï/Boxum, a.w., blz. 402-404.
63 Tweede kamer 1988-1989, 21 221 (Algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht)), nr. 3 (MvT), blz. 69.
64 Afdeling Rechtspraak RvS 23 september 1977, AB 1978, 299 m.n. V.d.V.
65 Zie over de betekenis van de algemene beginselen van procesrecht nader L.A. de Blieck c.s., a.w., blz. 123.
66 E.J. Daalder/G.R.J. de Groot/ H.D. Samson, De parlementaire geschiedenis van de Algemene wet bestuursrecht, Eerste Tranche, Tjeenk Willink, Alphen aan den Rijn, 1993, blz. 212, linkerkolom.
67 ABRvS 19 september 1996, AB 1997, 91, met noot PvB.
68 Zie ook CRvB 5 november 1998, AB 1999, 75, en ABRvS 24 januari 2000, Nr. H01.98.2061, AB 2000/144, m.nt. MSV.
69 L.J.A. Damen/ P. Nicolaï/J.L. Boxum, a.w., blz. 579.
70 Gegeven afdeling 2 van hoofdstuk VIII AWR is afdeling 5.2 Awb in het belastingrecht niet van toepassing verklaard. Zie art. 1, lid 4, AWR en Tweede kamer, 1996-1997, 25 280, nr. 3 (MvT), blz. 9.
71 Tweede Kamer, 1993-1994, 23700 (Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht)), nr. 3 (MvT), blz. 141-142, Stb. 1996, 333.
72 HR 5 juni 1996, BNB 1996/234.
73 Zie R.J. Koopman: Bewijslast in belastingzaken; diss. UvA 1996, blz. 137.
74 Tweede kamer,1988-1989, 21 287 (Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot aanpassing van de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten (aanpassing van administratieve verplichtingen)), nr. 3 (MvT), blz. 3-5.
75 TK 1988-1989, 21 287, nr. 3 (MvT), blz. 9.
76 TK 1988-1989, 21 287, nr. 3 (MvT),, blz. 9.
77 TK 1988-1989, 21 287, nr. 3 (MvT),, blz. 10.
78 TK,1988-1989, 21 287, nr. 3 (MvT),, blz. 12 en 13.
79 Handelingen TK, 1988-1989, 21 287, blz. 6050.
80TK 1988-1989, 21 287, nr. 3 (MvT), blz. 13.
81 Zie J. den Boer in: Den Boer/Koopman/Wattel, Algemeen belastingrecht, Deventer: Kluwer, 1999, blz. 516.
82 Hof Leeuwarden 20 juni 2003, nr. 01/0783, V-N 2003/51.7 en Hof 's-Gravenhage 27 mei 2003, nr. 00/2347, V-N 2003/52.6, Hof Amsterdam 5 november 2003, nr. 01/2970, VN 2004/50.6.
83 Tweede Kamer,1991-1992, 21 287, nr. 8 (Nota naar aanleiding van het eindverslag), blz. 10.
84 Tweede Kamer, 1990-1991, 21 287, nr. 5 (MvA), blz. 13.