1 Inspecteur van de Belastingdienst/P.
2 De in deze conclusie vermelde citaten zijn zonder de daarin voorkomende voetnoten opgenomen.
3 Een dergelijke vergunning houdt in dat aan de vergunninghouder wordt toegestaan oude materialen en afvalstoffen te betrekken, zonder dat door de leverancier wegens de levering van die goederen aan de vergunninghouder, op aangifte omzetbelasting wordt voldaan. De houder van de vergunning mag dus, mits wordt voldaan aan de vergunningvoorwaarden, oude materialen en afvalstoffen betrekken van leveranciers, zonder dat leveranciers hiervoor omzetbelasting verschuldigd worden. Zonder een dergelijke vergunning zou de vergunninghouder aan leveranciers door deze gefactureerde omzetbelasting moeten voldoen, die dan, ervan uitgaande dat de goederen worden gebruikt voor belaste activiteiten, door de vergunninghouder in zijn aangifte omzetbelasting in aftrek wordt gebracht. De vergunning biedt dus vooral een financieringsvoordeel voor de vergunninghouder. Dergelijke vergunningen waren gebaseerd op de resolutie van 30 januari 1969, nr. D68/7703; ingetrokken bij besluit van 9 augustus 2007, V-N 2007/40.29. Met ingang van 1 januari 2007 geldt de verplichte verleggingsregeling van artikel 24bb Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.
4 Zie verweerschrift van de Inspecteur bij de Rechtbank blz. 18. Zie ook bijlage 6 bij het beroepschrift van belanghebbende bij de Rechtbank, blz. 18.
5 Op een weegbrugbon wordt het gewicht van een aangeleverde partij genoteerd, veelal berekend als het gewicht van een beladen vrachtwagen minus het bekende leeggewicht van de vrachtwagen. Zie nader onderdeel 2.16 van deze conclusie, ad 5 en 6.
6 Dat wil zeggen: naam, adres en woonplaats (noot toegevoegd, RIJ).
7 Rechtbank te Arnhem 12 november 2007, LJN BL7398.
8 Hoge Raad 29 september 1993, nr. 28400, BNB 1993/330 (noot toegevoegd, RIJ).
9 Gerechtshof te Arnhem 22 december 2009, nr. 07/00583, LJN BK8675, V-N 2010/21.2.2, NTFR 2010/364.
10 Hoge Raad 21 maart 2008, nr. 43966, LJN BC7256, BNB 2008/207 (noot toegevoegd, RIJ).
11 Bladzijde 43 van het document (noot toegevoegd, RIJ).
12 Hoge Raad 23 september 2005, nr. 38810, LJN AU3140, BNB 2006/21 (noot toegevoegd, RIJ).
13 Hoge Raad 22 september 2006, nr. 41770, LJN AY8656, BNB 2007/45 (noot toegevoegd, RIJ).
14 Wet van 29 juni 1994 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot aanpassing van de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten (aanpassing van administratieve verplichtingen), Stb. 1994, 499; in werking getreden op 14 juli 1994.
15 Het vierde lid luidde van 14 juli 1994 tot en met 31 mei 1998: 'Administratieplichtigen zijn verplicht de in de voorgaande leden bedoelde gegevensdragers gedurende tien jaren te bewaren' en van 1 juni 1998 tot en met 31 december 2000: 'Administratieplichtigen zijn verplicht de in de voorgaande leden bedoelde gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.' (noot toegevoegd, RIJ).
16 Op het hoger beroep is artikel 27e AWR op grond van artikel 27j, lid 2, AWR, van overeenkomstige toepassing.
17 Ontwerp van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot aanpassing van de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten.
18 Kamerstukken II 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 3.
19 Kamerstukken II 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 4-5.
20 Kamerstukken II 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 6.
21 Kamerstukken II 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 9.
22 Kamerstukken II 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 11-12.
23 Kamerstukken II 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 23.
24 Kamerstukken II, 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 3-4.
25 Kamerstukken II, 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 6.
26 Kamerstukken II, 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 8-9.
27 Kamerstukken II, 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 23.
28 Ontwerp van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot aanpassing van de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten.
29 Kamerstukken II 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 5-6.
30 Kamerstukken II 1988/89, 21 287, nr. 3, blz. 19-20.
31 Handelingen II 1992/93, 83, blz. 6050.
32 Hoge Raad 28 maart 1979, nr. 18916, BNB 1979/169.
33 Hoge Raad 15 juni 1983, nr. 21149, BNB 1983/248.
34 Hoge Raad 23 april 1986, nr. 23374, BNB 1986/276.
35 Hoge Raad 20 mei 1987, nr. 23840, BNB 1987/208.
36 Hoge Raad 12 oktober 1988, nr. 24702, BNB 1988/323.
37 Hoge Raad 11 december 1991, nr. 27649, BNB 1992/69.
38 Hoge Raad 5 juni 1996, nr. 31163, LJN AA2023, BNB 1996/234.
39 Hoge Raad 14 juni 2000, nr. 33862, LJN AA6199, BNB 2000/167.
40 Hoge Raad 13 september 2000, nr. 34881, LJN AA7067, BNB 2000/336. Op dezelfde dag is een vergelijkbare uitspraak gewezen: Hoge Raad 13 september 2000, nr. 34882, LJN AA7068, BNB 2000/337.
41 Hoge Raad 25 januari 2002, nr. 36063, LJN AD8475, BNB 2002/136.
42 Hoge Raad 27 september 2002, nr. 36676, LJN AD8780, BNB 2003/13.
43 Hoge Raad 23 september 2005, nr. 38810, LJN AU3140, BNB 2006/21.
44 Hoge Raad 27 januari 2006, nr. 39104, LJN AR6478, BNB 2006/191. Voor een vergelijkbare uitspraak, zie Hoge Raad 27 januari 2006, nr. 39105, LJN AR6513, V-N 2006/9.4.
45 Hoge Raad 3 februari 2006, nr. 41814, LJN AV0826, BNB 2006/205.
46 Hoge Raad 22 september 2006, nr. 41770, LJN AY8656, BNB 2007/45.
47 Hoge Raad 21 maart 2008, nr. 43966, LJN BC7256, BNB 2008/207.
48 Hoge Raad 30 oktober 2009, nr. 07/10513, LJN BH1083, BNB 2010/47.
49 Hoge Raad 11 april 2003, nr. 36822, LJN AE3220, BNB 2003/264 (noot toegevoegd, RIJ).
50 Gerechtshof te Leeuwarden 20 juni 2003, nr. 01/0783, LJN AH8684, V-N 2003/51.7, NTFR 2003/1110.
51 Gerechtshof te Amsterdam 5 november 2003, nr. 01/2970, V-N 2004/50.6.
52 Gerechtshof te Amsterdam 5 januari 2004, nr. 02/2511, LJN AO1763, V-N 2004/20.6, NTFR 2004/120.
53 Gerechtshof te Arnhem 12 januari 2004, nr. 01/1175, LJN AO4524, V-N 2004/16.3.2, NTFR 2004/329. De Hoge Raad heeft het tegen deze uitspraak ingestelde cassatieberoep verworpen met een beroep op artikel 81 RO, Hoge Raad 1 april 2005, nr. 40514, V-N 2005/21.1.1, NTFR 2005/477.
54 Gerechtshof te Arnhem 1 februari 2005, nr. 02/3303, LJN AS5633, V-N 2005/21.9, NTFR 2005/324.
55 Gerechtshof te 's-Hertogenbosch 31 augustus 2006, nr. 01/01354, LJN AZ1135, V-N 2007/13.2, NTFR 2006/1582.
56 Rechtbank te 's-Gravenhage 15 augustus 2008, nrs. AWB 06/00064 IB/PVV, AWB 06/00065 IB/PVV, AWB 06/00066 IB/PVV, AWB 06/00067 ZFWET, AWB 06/00068 ZFWET, AWB 06/00069 ZFWET, AWB 06/00070 IB/PVV, AWB 06/00071 ZFWET, AWB 06/00786 IB/PVV, AWB 06/00787 IB/PVV, AWB 06/00788 IB/PVV, AWB 06/00789 IB/PVV, AWB 06/00790 ZFWET, AWB 06/00792 ZFWET, AWB 06/00793 ZFWET, AWB 06/00794 IB/PVV, AWB 06/00796 WAZ en AWB 06/00799 ZFWET, LJN BE9858, V-N 2008/60.6, NTFR 2008/2233.
57 Rechtbank te Arnhem 21 september 2010, nr. AWB 09/1305, LJN BN7821.
58 R.J. Koopman, 'Verworpen boekhouding in de winstsfeer', in: J. den Boer, K. van Raad & J. van Soest (red.), Opstellen over vennootschap en belasting (Verburgbundel), Deventer: Kluwer 1994, blz. 104-105. Zie eveneens L.A. de Blieck e.a., Algemene wet inzake rijksbelastingen, Deventer: Kluwer 2009, blz. 141.
59 R.N.J. Kamerling & J.A.M. van der Putten, 'De dynamisering van een oud leerstuk', WFR 1995/499, blz. 499-500.
60 R.J. Koopman, Bewijslast in belastingzaken, Deventer: Kluwer 1996, blz. 150-152. Zie eveneens R.N.J. Kamerling & J.A.M. van der Putten, t.a.p., blz. 504; J. den Boer, R.J. Koopman & P.J. Wattel, Algemeen belastingrecht, Deventer: Kluwer 1999, blz. 294; P.G.H. Albert, Hoofdstukken formeel belastingrecht, Amersfoort: Sdu Fiscale & Financiële Uitgevers 2005, blz. 178-179 en E. B. Pechler, 'Omkering van de bewijslast', NTFR-B 2008/26, blz. 17.
61 J. den Boer, R.J. Koopman & P.J. Wattel, t.a.p., blz. 516.
62 E.C.J.M. van der Hel-van Dijk & R.N.J. Kamerling, 'Het verwerpen van de administratie: een inventarisatie', WFR 2002/797, blz. 804.
63 P.G.H. Albert, t.a.p., blz. 190.
64 Ch.J. Langereis & I. de Roos, Hoofdlijnen fiscaal procesrecht, Deventer: Kluwer 2006, blz. 222. Zie eveneens Y.E.M. Jurjus, 'Het wetsontwerp administratieve verplichtingen', WFR 1990/125, blz. 129; R.J. Koopman, 'Verworpen boekhouding in de winstsfeer', t.a.p., blz. 105; R.N.J. Kamerling & J.A.M. van der Putten, t.a.p., blz. 499-500; P. Meyjes e.a., Fiscaal Procesrecht, Deventer: Kluwer 1997, blz. 121-123; E.C.J.M. van der Hel-van Dijk & R.N.J. Kamerling, t.a.p., blz. 798-799 en R.N.J. Kamerling, Handboek belastingcontrole. Spelregels en praktijksituaties, Deventer: Kluwer (losbl.), blz. 14-37 en 14-38 (suppl. 18, mei 2002).
65 M.W.C. Feteris, Formeel belastingrecht, Deventer: Kluwer 2007, blz. 310-311 en 314-315.
66 L.A. de Blieck e.a., t.a.p., blz. 142. Zie eveneens R.N.J. Kamerling & H.W. Kloosterman, t.a.p., TFB 2005/07, blz. 11.
67 Hoge Raad 27 januari 2006, nr. 39104, LJN AR6478, BNB 2006/191. Deze bijlage bij de conclusie ziet ook op de procedures die hebben geleid tot de uitspraken van de Hoge Raad 23 september 2005, nr. 38810, LJN AU3140, BNB 2006/21, Hoge Raad 23 september 2005, nr. 38809, LJN AR6468, NTFR 2005/1232 en Hoge Raad 27 januari 2006, nr. 39105, LJN AR6513, V-N 2006/9.4, NTFR 2006/216.
68 Hoge Raad 27 september 2002, nr. 36676, LJN AD8780, BNB 2003/13 (noot toegevoegd, RIJ).
69 Zie de brief van belanghebbende aan het Hof van 5 februari 2009.
70 Zie voor de inhoud van die klachten onderdeel 3 van deze conclusie.
71 Zie 2.37.
72 Zie 5.4.
73 Zie 5.6 en 5.12.
74 Zie A-G Wattel in 5.39, ad 13.2.
75 Zie 5.37.
76 Zie 5.6.
77 Zie 5.23 en 5.29.
78 Zie 2.22.
79 Zie 2.3.
80 Zie 2.5.
81 Het boekenonderzoek voor de omzetbelasting richt zich primair op de aansluiting tussen de ingediende aangiften en de administratie. Dat er nadien nog nadere naheffingsaanslagen zouden zijn opgelegd wegens overige gebreken, zoals schending van vergunningvoorwaarden, is onwaarschijnlijk en in deze procedure niet gesteld, zodat ik er van uit meen te mogen gaan dat dit niet het geval is geweest.
82 Zie 2.37.
83 Bijlage 1 bij verweerschrift van de Inspecteur bij de Rechtbank, par. 7.1.
84 Dienaangaande kan worden opgemerkt dat de milieuwetgeving eigen uitgangspunten en doelstellingen heeft welke specifiek daarbij passende administratieplichten met zich mee kunnen brengen. Sanctionering daarvan op grond van de fiscale administratieplicht is in zoverre niet adequaat te achten.
85 Zie 2.12.
86 Zie 2.13.
87 Zie 2.15.
88 Zie overigens 2.16.
89 Zie 2.23.
90 Zie 2.34.
91 Zie 5.39, ad 5.2 en 5.14.
92 Zie 2.16.
93 Vgl. de verklaring van de Inspecteur als weergegeven in 2.34: 'Hij legt in deze procedure geen nadruk op de omkering van de bewijslast op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Wel handhaaft hij alles wat daarover in de procedure bij de Rechtbank is gezegd.'
94 Zie 2.13.
95 Zie 2.21.
96 Zie 2.22.
97 Zie 2.30.
98 Zie 2.31.
99 Zie 2.34.
100 M.W.C. Feteris, Formeel belastingrecht, Deventer: Kluwer 2007, blz. 38.
101 Noch is gesteld of gebleken dat deze ambtenaren enige wettelijke taak zouden hebben met betrekking tot de belastingheffing van belanghebbende. Vgl. Hoge Raad 23 maart 1994, nr. 28925, BNB 1994/145.
102 Zie 3.3.
103 Zie 2.37.
104 Hoge Raad 3 februari 2006, nr. 41814, LJN AV0826, BNB 2006/205.