1 HR 18 september 2009, nr. 08/01490, na conclusie Wattel ([A]/ Staat der Nederlanden), LJN: BI5906, NJ 2009, 566, met noot Zwemmer, BNB 2010, 21, met noot Van Eijsden, NTFR 2009, 2048, met noot Van der Voort Maarschalk, V-N 2009/48.6.
2 Richtlijn van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies (77/799/EEG), PB L 336, blz. 15-20, zoals gewijzigd door de richtlijnen van 6 december 1979 (79/1070/EEG), PB L 331, blz. 8-9, en van 25 februari 1992 (92/12/EEG), aangevuld met de aanpassingen in verband met de toetreding van nieuwe lidstaten en, laatstelijk, de richtlijnen van 7 oktober 2003 (2003/93/EG), PB L 264, blz. 23-24, 21 april 2004 (2004/56/EG), PB L 127, blz. 70-72, en 16 november 2004 (2004/106/EG), PB L 359, blz. 30-31, inzake de verbetering en modernisering van de procedures, met name ten aanzien van gelijktijdige boekenonderzoeken, een versoepeling van de geheimhoudingsclausule en een verplichting tot bijstand bij de notificatie van fiscale akten en beschikkingen van andere staten. De Commissie van de EU heeft op 2 februari 2009 een nieuwe Richlijn inzake administratieve bijstand tussen de lidstaten voorgesteld die met ingang van 2010 de huidige Bijstandsrichtlijn zou moeten vervangen: COM (2009)29, CNS 2009/004, H&I 2009/4.4, met noot Weber. Voor zover ik heb kunnen nagaan heeft die vervanging echter nog niet plaatsgevonden. Voor de stand van zaken in het wetgevingstraject volgens de website van de Commissie zie: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=197887.#403289.
3 Er is ook een Invorderingsbijstandsrichtlijn: Richtlijn van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (2008/55/EG), PB L 150, blz. 28-38. De Commissie van de EU heeft op 2 februari 2009 ook een nieuwe Invorderingsbijstandsrichtlijn voorgesteld (COM (2009)28); inmiddels heeft Raad op 16 maart 2010 deze richtlijn wèl al aangenomen, zie: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ecofin/113378.pdf. Voor de richtlijntekst zie: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/10/st05/st05567.en10.pdf. Uit art. 39 van de richtlijn blijkt dat Richtlijn 2008/55/EG per 1 januari 2012 door de nieuwe Invorderingsbijstandsrichtlijn zal worden vervangen, zie ook de preambule, overweging 4.
4 Productie 2 van de Staat in eerste aanleg, zie dossierstuk nr. 2 in het procesdossier van de Staat.
5 Productie 3 van de Staat in eerste aanleg, zie dossierstuk nr. 2 in het procesdossier van de Staat.
6 Productie 4 van de Staat in eerste aanleg, zie dossierstuk nr. 2 in het procesdossier van de Staat.
7 Productie 5 van de Staat in eerste aanleg, zie dossierstuk nr. 2 in het procesdossier van de Staat.
8 Productie 6 van de Staat in eerste aanleg, zie dossierstuk nr. 2 in het procesdossier van de Staat.
9 Productie 7 van de Staat in eerste aanleg, zie dossierstuk nr. 2 in het procesdossier van de Staat.
10 Productie 8 van de Staat in eerste aanleg, zie dossierstuk nr. 2 in het procesdossier van de Staat.
11 Rb. Middelburg 20 november 2007, nr. 59933 / KG ZA 07-177, LJN: BC7169, < www.rechtspraak.nl >.
12 Productie 11 van de Staat in hoger beroep, zie dossierstuk nr. 8 in het procesdossier van de Staat.
13 Gerechtshof `s-Gravenhage 21 oktober 2008, nr. 07/1546, LJN: BH0371, < www.rechtspraak.nl >.
14 HR 18 september 2009, nr. 08/01490, na conclusie Wattel ([A]/De Staat der Nederlanden), LJN: BI5906, NJ 2009, 566, met noot Zwemmer, BNB 2010, 21, met noot Van Eijsden, NTFR 2009, 2048, met noot Van der Voort Maarschalk, V-N 2009/48.6.
15 In beide zaken werden/worden de eisers tot cassatie bijgestaan door dezelfde advocaat.
16 Uitstelverzoek d.d. 16 september 2009. Het gevraagde uitstel is namens uw voorzitter op 17 september 2009 verleend.
17 HR 18 september 2009, nr. 08/01490, na conclusie Wattel ([A]/De Staat der Nederlanden), LJN: BI5906, NJ 2009, 566, met noot Zwemmer, BNB 2010, 21, met noot Van Eijsden, GST 2010, 5, met noot Huisman, NTFR 2009, 2048, met noot Van der Voort Maarschalk, V-N 2009/48.6.
18 Kamerstukken II 2009/10, 30 645, nr. 15 (Advies Raad van State), blz. 4 e.v.
19 PJW: punt 2 van het advies luidt, voor zover hier van belang, als volgt (t.a.p., blz. 4):
"2. Informatieverplichtingen ten aanzien van de belastingplicht van derden (...)
In het gesloten stelsel van rechtsbescherming van de AWR is niet voorzien in de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen of een last onder dwangsom op te leggen. De belastingdienst heeft als enige prikkel tegen de administratieplichtige om aan de informatieverplichting ten aanzien van derden te voldoen de procedure die leidt tot het opleggen van een strafrechtelijke sanctie of de mogelijkheid een civiele procedure aanhangig te maken tot de nakoming van de informatieverplichting, met een dwangsom. Beide procedures zijn belastend voor de administratieplichtige. Het is voor hem van belang dat hij, voordat een dergelijke procedure wordt ingezet, een bestuurlijk rechtsoordeel kan vragen dat in de vorm van een voor bezwaar vatbare beschikking wordt gegeven. Daartoe kan de informatiebeschikking dienen, indien deze tot de belastingheffing van derden is uitgebreid. Het in deze gevallen nemen van een zodanige informatiebeschikking is ook voor de belastingdienst van belang, omdat zowel de strafprocedure als de civielrechtelijke procedure in belangrijke mate worden vereenvoudigd indien in rechte vaststaat door een onherroepelijke informatiebeschikking, dat de administratieplichtige niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De Raad adviseert op grond van het vorenstaande de informatiebeschikking uit te breiden tot de verplichtingen ten behoeve van de belastingheffing van derden, en een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als voorwaarde te stellen voordat tot strafvervolging mag worden overgegaan uit hoofde van het niet of niet volledig voldoen aan de informatieverplichtingen ten behoeve van de belastingheffing van derden, of een civielrechtelijke procedure tot de nakoming van de informatieverplichting met een dwangsom aanhangig mag worden gemaakt."
20 "In het vierde lid wordt "een procedure te starten" vervangen door: een procedure aanhangig te maken." Kamerstukken II 2009/10, 30 645, nr. 16 (Derde Nota van Wijziging), blz. 1.
21 Ingeval van een boetebschikking bestaat reeds recht om gehoord te worden en om het boetedossier in te zien vóór oplegging van de boete: art. 67k en 67m AWR (oud), zie thans art. 5:49 en 5:53 Awb.
22 Zie schriftelijke toelichting van de Staat, onderdeel 4.11.
23 "... zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht ..."; zie onder meer HR 9 september 1992, nr. 27 399, LJN: ZC5051, BNB 1992/366 en BNB 1992/367, met noot Den Boer, V-N 1992/2839; HR 12 maart 1997, nr. 30 478, na conclusie Van den Berge, LJN: ZC6589, BNB 1997/146, met noot Wattel, V-N 1997/1293.
24 De Staat vermeldt in zijn schriftelijke toelichting (blz. 9) dat de verstrekkende lidstaat België is. Uit de pleitaantekeningen van de advocaat van de eiser tot cassatie van 22 september 2008, par. 135-137, blijkt dat ook hij daarvan uitgaat (stuk nr. 10 procesdossier Staat). In mijn conclusie in de genoemde zaak [A]/Staat vermeld ik dat de Belgische autoriteiten spontaan fotokopieën hebben verstrekt van bestanden uit de administratie van Van Lanschot Bankiers ter zake van Nederlandse ingezetenen met een bankrekening bij de Luxemburgse vestiging van die bank (onderdeel 1.1). Na de ontvangst van deze gegevens is de Nederlandse Belastingdienst het Project Bank Zonder Naam begonnen, naar aanleiding waarvan onder anderen de eiser tot cassatie op de voet van art. 47 AWR is verzocht gegevens te verstrekken (zie de kort-gedingdagvaarding van 26 oktober 2007 en het draaiboek BZN, dossierstukken nrs 1 en 2, productie 1, in het procesdossier van de Staat). In het vervolg duid ik 'de onbekende lidstaat X' aan als België.
25 Zie in het bijzonder de onderdelen 3.25, 3.34 en 3.35 van de cassatiedagvaarding.
26 In cassatie betoogt hij dat het Hof dit ambtshalve had moeten onderzoeken; middel 3 richt zich dan ook niet tegen een specifieke overweging van het Hof.
27 Grief 4 luidt voluit: "De voorzieningenrechter heeft ten onrechte niet vastgesteld dat onderzocht had moeten worden dat de informatie naar aanleiding waarvan de Belastingdienst een onderzoek ter zake van [eiser] heeft gestart al dan niet op een onrechtmatige wijze was verkregen, die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid verwacht mag worden dat dit gebruik ontoelaatbaar moet worden geacht en dat een kort geding zich niet voor een dergelijk onderzoek leent" (spoedappèldagvaarding blz. 10, dossierstuk nr. 10 in het procesdossier van de Staat).
28 Dossierstuk nr. 10 in het procesdossier van de Staat.
29 HvJ EU 7 juni 2007, C-222/05 (Van der Weerd e.a.), na conclusie Poiares Maduro, Jur. 2007, I-4233, NJ 2007, 391, met noot Mok. Zie met name r.o. 28 - 31.
30 Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en Richtlijn 87/102/EEG inzake consumentenkrediet; PB L 95 (21/04/1993), blz. 29-34 en PB L 42 (12/02/1987), blz. 48-53.
31 Zie HvJ EU 27 juni 2000, C-240 t/m 244/98 (Océano Grupo Editorial), na conclusie Saggio, Jur. 2000, blz. I-4941, HvJ EU 21 november 2002, C-473/00 (Cofidis), na conclusie Tizzano, Jur. 2002, blz. I-10875, HvJ EU 26 oktober 2006, C-168/05 (Mostaza Claro), na conclusie Tizanno, Jur. 2006, blz. I-10421, en HvJ EU 4 oktober 2007, C-429/05 (Rampion en Godard), na conclusie Mengozzi, Jur. 2007, blz. I-8017.
32 U zie over aanvulling van ambtswege van EG-rechtsgronden in het burgerlijke recht: A.S. Hartkamp, Ambtshalve aanvulling van rechtsgronden naar Europees recht en naar Nederlands recht (rede Nijmegen), Kluwer, Deventer 2007.
33 F.B. Bakels, A. Hammerstein & E.M. Wesseling-van Gent vermelden dat de literatuur verdeeld is over de vraag of aanvulling van gronden in verband met regels van openbare orde ook buiten het door de grieven ontsloten strijdgebied aangewezen is, zie Asser Procesrecht, Hoger Beroep (deel 4), Kluwer, Deventer 2009, blz. 156 en voetnoot 3, en zie voorts blz. 153. Ik laat dat punt hier rusten.
34 Zie onder meer HR 21 december 2001, R00/032HR, na conclusie Hartkamp, LJN: AD3997, NJ 2004, 34, met noot Asser en HR 17 oktober 2003, R02/069HR, na conclusie Keus, LJN: AI0358, NJ 2004, 39.
35 U vergelijke r.o. 3.3.2. van uw arrest HR 11 september 2009, 07/11611, na conclusie Wuisman, LJN: BI7145, RvdW 2009, 997, betreffende EG-Beschikking 2000/766/EG inzake beschermingsmaatregelen ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en het vervoederen van dierlijke eiwitten:
"Tegen deze onderdelen voert de Staat terecht aan dat zij gebaseerd zijn op stellingen die Cagemax in de feitelijke instanties niet heeft betrokken, en dat die stellingen niet voor het eerst in cassatie kunnen worden aangevoerd. (...).
Cagemax heeft dit betoog onweersproken gelaten, en uit het processueel debat, zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.4 tot en met 3.5.1 blijkt dat het hof, indien het de thans naar voren gebrachte stellingen zou hebben onderzocht, buiten de grenzen van de rechtsstrijd van partijen zou zijn getreden. In de onderhavige zaak is geen sprake van een communautair belang van zo fundamenteel gewicht en in een zodanig concrete mate, dat het hof ambtshalve ertoe had moeten overgaan om ter behartiging van dat belang communautair recht toe te passen."
36 Ik kan dit betoog (zie de cassatiedagvaarding, p. 11 en 12, met name onderdeel 3.23) niet helemaal volgen: België had de gegevens immers al vóórdat België iets aan Nederland gaf, dus het ontbreken van consultatie van Luxemburg over het doorgeven aan Nederland kan mijns inziens niet de verkrijging door België, maar hoogstens die door Nederland vitiëren[0].
37 Artt. 10 en 11 van Richtlijn 2003/48/EG inzake belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, van 3 juni 2003, PB L 157, blz. 38 - 48.
38 Zie onderdeel 9.4 van mijn conclusie voor HR 18 september 2009, nr. 08/01490 ([A]/Staat), LJN: BI5906, NJ 2009, 566, met noot Zwemmer, BNB 2010, 21, met noot Van Eijsden, GST 2010, 5, met noot Huisman, NTFR 2009, 2048, met noot Van der Voort Maarschalk, V-N 2009/48.6.
39 Zie A.C.M. Schenk-Geers, Internationale fiscale gegevensuitwisseling en de rechtsbescherming van de belastingplichtige, FM 120, Kluwer, Deventer 2007, blz. 185 (zie voor een bespreking no. 236 van de Geschriften van de Vereniging voor Belastingwetenschap), en L.M.J. Sangster, Internationale fiscale gegevensuitwisseling, FED fiscale brochures div., Kluwer, Deventer 2009, blz. 51.
40 In mijn conclusie voor HR NJ 2009, 566 ([A]/ Staat), vermeldde ik reeds dat de gegevens in beslag zijn genomen door het Belgische gerecht en mogelijk verband houden met een poging tot afpersing van Van Lanschot Bankiers (onderdeel 1.1).
41 Zie hierover G.H. Sjobbema, 'Het einde van het bankgeheim nabij?', Ars Aequi januari 2010, blz. 11 e.v., P. Kavelaars. 'Het bankgeheim: enkele ontwikkelingen', NTFR 2009/1528 en R.E.C.M. Niessen, 'Naar het einde van het fiscaal bankgeheim?', NTFR 2009/576.
42 België, Luxemburg, Oostenrijk en Zwitserland hebben echter bij de totstandkoming van lid 5 een voorbehoud gemaakt. België beroept zich blijkens het op 23 juni 2009 getekende Protocol over gegevensuitwisseling bij het belastingverdrag Nederland-België tegenover Nederland niet langer op het bankgeheim, V-N 2009/38.16.
43 COM (2009) 29, gepubliceerd in H&I 2009/4.4, met commentaar Weber. Zie het Persbericht IP/09/201 op: http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/09/201&format=HTML&aged=0&language=en&guiLanguage=en.
44 Het persbericht van de beraadslaging van de Raad van 10 november 2009 vermeldt dienaangaande het volgende: "It reached agreement on the text, whilst noting political reservations by the Austrian and Luxembourg delegations and the need for further work on automatic exchange of information. It asked the Permanent Representatives Committee to re-discuss these issues so that a final position can be taken at the Council meeting on 2 December", zie: PRES/09/319 te raadplegen op: http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=PRES/09/319&format=HTML&aged=0&lg=en&guiLanguage=en. Bij mijn weten heeft de Raad echter nog niet een definitief standpunt ingenomen, zie: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=197887.
45 Conceptrichtlijn van 2 februari 2009 COM(2009) 29 final, H&I 2009/4.4, met noot Weber, ook te raadplegen op: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0029:FIN:EN:PDF.
46 A.C.M. Schenk-Geers, t.a.p., blz. 189, denkt daarover kennelijk anders in de context van art. 26 OESO-Modelverdrag, maar zonder verwijzing naar juridische gronden: "De erkenning van soevereiniteit van de eigen wetgeving van de verstrekkende staat brengt mijns inziens overigens ook met zich mee dat staten zich moeten onthouden van het gebruiken van inlichtingen waarvoor hun verdragspartners zich op het soevereiniteitsargument beroepen."
47 HR 1 juli 1992, nr. 26 331, na conclusie Verburg, LJN: ZC5028, BNB 1992/306, met noot Den Boer, NJ 1994, 621, V-N1992/2000, FED 1992/2742, met noot Pront-Van Bommel.
48 Zie voor voorbeelden: HR 9 september 1992, nr. 27 399, BNB 1992/366 en BNB 1992/367, met noot Den Boer,
V-N 1992/2839; HR 12 maart 1997, nr. 30 478, na conclusie Van den Berge, BNB 1997/146, met
noot Wattel, V-N 1997/1293.
49 Voetnoot in origineel: HR 14 november 2006, nr. 02324/05, na conclusie Wortel, V-N 2007/2.3, NJ 2007, 179, met noot Buruma.
50 Voetnoot in origineel: HR 21 maart 2008, nr. 43 050, na conclusie Wattel, BNB 2008/159, met noot Albert, V-N 2008/16.5.
51 HR 11 december 1991, 27 649, LJN: ZC4822, BNB 1992/69.
52 HR 27 januari 2006, 39 104, na conclusie Wattel, LJN: AR6478, V-N 2006/9.3, BNB 2006/191, met noot De Bont en HR 27 januari 2006, 39 105, LJN: AR6513, V-N 2006/9.4, NTFR 2006/216, met noot Hamer.
53 Kamerstukken II 1991-92, 21 287 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot aanpassing van de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten (aanpassing van administratieve verplichtingen), nr. 9 (Tweede Nota van Wijziging), blz. 7 en 8.
54 Zie M.W.C. Feteris, Formeel belastingrecht, 2e druk, Kluwer, Deventer 2007, blz. 272, J. den Boer, R.J. Koopman en P.J. Wattel, Fiscaal commentaar, Algemeen belastingrecht, Kluwer, Deventer 1999, blz. 489-490 en 505, en W.E.C.A. Valkenburg, Fiscaal straf- en strafprocesrecht, 3e druk, FED fiscale studieserie nr. 25, Deventer 2001, blz. 25.
55 HR 13 juli 1993, nr. 29 188, LJN: ZC5406, BNB 1993/279. Feteris leidt uit dit arrest af dat de inspecteur mag verlangen dat de belastingplichtige die zijn bankafschriften niet heeft bewaard, gegevens daarover bij de bank opvraagt, zie: M.W.C. Feteris, t.a.p., blz. 272 en Valkenburg leidt uit dit arrest af dat in het algemeen een duidelijke brief is vereist om aan de informatieplicht op basis van art. 47 AWR juncto art. 49 AWR te voldoen, zie: W.E.C.A. Valkenburg, t.a.p., blz. 25.
56 HR 25 januari 2002, nr. 36 063, LJN: AD8475, BNB 2002/136, met noot Feteris, NTFR 2002, 175, met noot Van Nispen tot Sevenaer, JB 2002, 44, met noot R.M.P.G.N.-C., V-N 2002/7.5.
57 Zie voetnoot 47 en 48.
58 Zie over deze sancties nader onderdeel 5 van de conclusie voor HR NJ 2009, 566 ([A]/Staat).
59 Zie onder meer HR 19 februari 1993, nr. 14 917, na conclusie Mok, LJN: ZC0872, NJ 1993, 624, met noot AHJS, r.o. 3.4.