ECLI:NL:PHR:2001:AD4366
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Oordeel over overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen daarvan
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de overschrijding van de redelijke termijn in een strafprocedure. Verzoeker is op 26 januari 1997 zonder geldig rijbewijs een auto gaan besturen, wat leidde tot een dagvaarding voor de politierechter op 30 mei 1997. De zitting werd op verzoek van de verdediging geschorst tot 4 september 1997, maar verzoeker verscheen niet op de tweede zitting. De politierechter heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een vonnis gewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de behandeling van de zaak heeft aanzienlijke vertraging opgelopen door procedurefouten en het instellen van een verkeerd rechtsmiddel. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is overschreden, maar niet zodanig dat dit leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De conclusie van de advocaat-generaal is dat de Hoge Raad de straf zal verminderen, omdat de vertraging deels aan justitie kan worden toegerekend. De zaak illustreert de noodzaak van zorgvuldige procesvoering en de gevolgen van vertraging in strafprocedures.