ECLI:NL:HR:2001:AD4366
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, waarbij de verdachte op 22 december 1997 werd veroordeeld voor het overtreden van artikel 107, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte kreeg een geldboete van vierhonderd gulden, subsidiair acht dagen hechtenis, met een voorwaardelijke straf en een proeftijd van twee jaren. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Franken. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de strafoplegging, en tot vermindering van de opgelegde straf, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad, onder leiding van vice-president W.J.M. Davids en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, heeft op 30 oktober 2001 uitspraak gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in cassatie was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht. De Hoge Raad weegt het belang van normhandhaving door berechting zwaarder dan het belang van de verdachte bij verval van het recht tot strafvervolging. De Hoge Raad concludeert dat de overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot cassatie, en dat de overige klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. De beslissing van de Politierechter blijft derhalve in stand.