Voetnoten
1.Thans geheten: Vereniging van Effectenbezitters.
2.NJ 1985, 383, m.nt. J.M.M. Maeijer.
3.Een en ander blijkt uit de beschikking van 22 december 1983.
4.Dit blijkt uit de beschikking van 3 december 1987.
5.WPNR (5863) 1988, p. 131 (m.nt. P. van Schilfgaarde), De NV 1988, p. 78, SR 1988, p. 19.
6.Vgl. HR 28 april 1989, rek.nr. 7391, sub 3.1, Hugenholtz-Heemskerk, Hoofdlijnen, 1988, nr. 71, p. 79 en de noot van Heemskerk onder HR 19 december 1980, NJ 1981, 168.
7.Zie H.E. Ras, Het tussenvonnis, diss. U.v.A. 1966, nr. 120, i.h.b. sub a en b, p. 146. Zie ook de aldaar aangebrachte beperking voor het als eindvonnis kwalificeren van een vonnis tot het doen van een verklaring. Vgl. voorts T.A.W. Sterk, Burg. Rechtsvordering (losbl.), aant. 1 op art. 772, F.M.J. Jansen, ibidem, aant. 1 op art. 745, 4e alinea en HR 25 september 1953, NJ 1954, 323 ad onderdeel C van het middel.
8.Ingediend op 13 mei 1968, kamerst. 9596.
9.Kamerst. nr. 3, p. 9 r.k.
10.V.d. Heijden-V.d. Grinten, Handboek, 1989, nr. 361, p. 678, m.nt. 3 op p. 679, vermeldt dat slechts één rechterlijke uitspraak is gepubliceerd, nl. van de rechtbank te Breda uit 1934 (NJ 1934, p. 567).
11.Bij de Wet van 16 mei 1969 werd uit het (uit 1963 daterende) artikel de mogelijkheid van instelling van beroep in cassatie door ‘’overige belanghebbenden’’ geschrapt.
12.T.a.p., p. 686. In dezelfde zin: Pitlo-Löwensteyn, Het rechtspersonenrecht, 1986, p. 374.
13.Rechtspersonen (losbl.), aant. 2 op art. 359.
14.T.a.p. (zie noot 3).
15.HR 1 mei 1981, NJ 1981, 604 (sub 2); zie ook de noot van Heemskerk onder nr. 605, sub 4.
16.Bijv.: Tot het instellen van beroep in cassatie tegen (…) is, buiten de personen, bedoeld in art. 426, lid 1, Rv. de rechtspersoon bevoegd, ongeacht of deze bij de ondernemingskamer is verschenen.
17.Herziening van het ondernemingsrecht, 1965, p. 66–67. De geciteerde passage is ook opgenomen in de m.v.t. bij het wetsontwerp tot herziening van het enquêterecht, kamerst. 9596, nr. 3, p. 5 r.k.
18.De wet van 1928.
19.Zie noot 16, p. 1, l.k.
20.Kamerst. 9595, 9596, nr. 6, p. 13 l.k.
21.Als noot 19, p. 15 r.k./16 l.k.
22.Handelingen Tweede Kamer, 8 april 1970, p. 2908 r.k.
23.Handelingen, 14 april 1970, p. 2949 l.k.
24.Zie i.h.b. m.v.a. II, kamerst. 9595, 9596, nr. 6, p. 15 l.k. en 16 r.k. (ad art. 54b).
25.Opgenomen in het eindverslag, zitting 1969–1970 (Tweede Kamer 9595 en 9596), p. 2 r.k. Zie voorts rapport Commissie-Verdam, p. 66, m.v.a. II, p. 13 r.k., Handelingen II, 8 april 1970, p. 2908/2909 (minister Polak, waar o.m. verwezen wordt naar HR 20 september 1957, NJ 1957, 568), p. 2921 l.k. en 14 april 1970, p. 2958 r.k., Handelingen I, 8 september 1970, p. 1094 r.k./1095 l.k.
26.Die regeling is thans — in beginsel voor alle rechtspersonen — opgenomen in art. 2:394 BW.
27.Opgenomen in Rechtspersonen (losbl.) onder Effectenverkeer.
28.Kamerst. 9596, nr. 3, p. 6 r.k. Vgl. ook SER-advies, 1967, nr. 5, p. 5–6.
29.Kamerst. 9595, 9596, nr. 5, p. 16 r.k.
30.Kamerst. 9595, 9596, nr. 6, p. 14 l.k.
31.Thans art. 2:355 BW.
32.De tussen haakjes geplaatste woorden ontbreken in het kamerstuk, maar moeten wel zijn bedoeld.
33.Handelingen II, 8 april 1970, p. 2910 r.k.
34.F.J.W. Löwensteyn in De vernieuwingen in de ondernemingsvormen, 1968, p. 71; zie ook: De vernieuwingen in de ondernemingsvormen, 1568, p. 67–70.
35.P. van Schilfgaarde, Van de BV en de NV, 1988, p. 264.
36.W.J. Slagter, Compendium van het ondernemingsrecht, 1985, p. 390/391.
37.T.a.p. (noot 10), nr. 367, p. 699/700.
38.C.A. Boukema in Rechtspersonen (losbl.), aant. 2 op art. 355.
39.T.a.p. (noot 10), nr. 231, p. 444–445. Uitvoeriger over dit onderwerp: A.G. van Solinge in Goed en trouw (V.d. Grinten-bundel), 1984, p. 255. Onder bepaalde voorwaarden, de interne concernverhoudingen betreffend, komt hij tot dezelfde conclusie als Van der Grinten .
40.Vgl. HR 31 januari 1975, NJ 1975, 327.
41.Brief en bijlagen (w.o. ‘’Toelichting’’): bijlage III.4.b bij enquêteverslag en opgenomen in bestreden beschikking ondernemingskamer onder 2.6.1.
42.In zijn ‘’Opmerkingen’’ (geciteerd in het middel) spreekt [verzoeker 3] over ‘’de ochtend van de 30e mei’’.