ECLI:NL:OGHNAA:2012:BX5143

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
28 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 50867/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift door de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaarschrift door de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu. De vreemdeling had een verzoek ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf, welke door de minister op 12 juli 2010 werd afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van de vreemdeling niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De vreemdeling ontving de afwijzing pas op 19 augustus 2010, terwijl de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 23 augustus 2010 eindigde. De vreemdeling stelde dat hij het bezwaarschrift zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk was had ingediend, maar het Hof oordeelde dat hij niet binnen de vereiste termijn had gereageerd. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, dat het beroep van de vreemdeling ongegrond had verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de strikte naleving van de termijnen zoals vastgelegd in de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).

Uitspraak

HLAR 50867/11
Datum uitspraak: 28 mei 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van
13 april 2011 in zaak Lar nr. 3069 van 2010 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 12 juli 2010 heeft de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister) een verzoek van appellante (hierna: de vreemdeling) om haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 28 september 2010 heeft de minister het door
[belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 april 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 25 mei 2011, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2012 waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. M.S. Cabenda, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen, werkzaam in dienst van het Land, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die, waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.2. De vreemdeling heeft het betoog dat het Gerecht heeft miskend dat het bezwaarschrift binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend, omdat indien een beschikking binnen de bezwaartermijn wordt ontvangen, gelet op artikel 11 van de Lar en volgens vaste rechtspraak, een termijn van zes weken na de datum van ontvangst resteert voor het maken van bezwaar, ter zitting ingetrokken.
2.3. De vreemdeling betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat, nu zij binnen twee weken en een dag na ontvangst van de beschikking daartegen bezwaar heeft gemaakt, zij dit zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon worden heeft gedaan.
2.3.1. De afwijzing is gedagtekend 12 juli 2010. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar is de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen die beschikking op 13 juli 2010 aangevangen en op 23 augustus 2010 geëindigd.
Niet in geschil is dat de vreemdeling deze beschikking, als gevolg van onjuiste adressering, eerst op 19 augustus 2010 heeft ontvangen.
Op dat tijdstip resteerde nog slechts een zodanig gering gedeelte van de bezwaartermijn dat indiening binnen die termijn van de vreemdeling niet kon worden gevergd. De vreemdeling heeft het bezwaarschrift op 3 september 2010 ingediend. Nu zij het bezwaarschrift niet binnen twee weken na de ontvangst van de beschikking heeft ingediend, is het niet zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden ingediend en heeft de minister het terecht deswege niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2012
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,