ECLI:NL:OGEAA:2018:322

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
AUA201702537
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaar tegen afwijzing vergunning tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft appellant, wonend in Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf als kitchen helper. De afwijzing vond plaats op 24 april 2017, en het bezwaar werd pas op 6 juni 2017 ingediend. De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het buiten de wettelijke termijn was ingediend. Appellant stelde dat hij pas op 17 mei 2017 kennis had genomen van de beschikking, en dat hij het bezwaar zo spoedig mogelijk had ingediend.

De rechter overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint op de dag na de datum van de beschikking. Aangezien de beschikking op 24 april 2017 was gedagtekend, eindigde de termijn op 5 juni 2017. De rechter concludeerde dat het bezwaar te laat was ingediend, en dat appellant niet tijdig had gereageerd, zelfs niet na zijn claim dat hij pas op 17 mei 2017 op de hoogte was van de beschikking. De rechter bevestigde dat, indien er met vertraging kennis is genomen van een beschikking, het bezwaar zo spoedig mogelijk moet worden ingediend, waarbij een termijn van twee weken als richtlijn geldt.

Uiteindelijk oordeelde de rechter dat het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk was verklaard, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen op 28 mei 2018, en er staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 28 mei 2018
AUA201702537
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigden: mrs. D.C. Lopez Paz,
gericht tegen:
de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. van Wilgen (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Appellant heeft bij bezwaarschrift van 6 juni 2017 bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beschikking van 24 april 2017 op zijn verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om als kitchen helper bij [bedrijf] werkzaam te zijn.
Bij beschikking op het bezwaarschrift van 16 augustus 2017 is het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft appellant op 27 september 2017 bij dit gerecht beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van 16 april 2018, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Aan de bestreden beschikking van 16 augustus 2017 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat appellant het op 1 juni 2017 gedagtekende bezwaarschrift buiten de daarvoor gestelde termijn heeft ingediend.
2.2
Appellant betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bezwaarschrift buiten de daarvoor gestelde termijn is ingediend. Daartoe voert hij aan dat hij pas op 17 mei 2017 kennis heeft genomen van de beschikking van 24 april 2017 en dat hij het bezwaarschrift op 6 juni 2017 heeft ingediend. Hij heeft zijn bezwaarschrift, na ontvangst van de afwijzende beschikking, zo spoedig mogelijk ingediend als dit redelijkerwijs van hem kan worden verlangd en is derhalve tijdig in bezwaar gekomen, aldus appellant.
2.3
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend. Nu de beschikking op 24 april 2017 is gedagtekend, is de termijn op die dag aangevangen en op 5 juni 2017 geëindigd. Het bezwaarschrift is dan ook buiten de in voornoemd artikel gegeven termijn ingediend.
2.4
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar niet tijdig is ingediend en voert ter zitting hiertoe aan dat al zou, zoals door appellant wordt gesteld, de afwijzende beschikking van 24 april 2017 pas op 17 mei 2017 bij het postkantoor zijn opgehaald, het bezwaar nog te laat zijn ingediend, daar het niet zo spoedig mogelijk is ingediend als dit redelijkerwijs van appellant kan worden verlangd.
2.5
In het onderhavige beroep is uitsluitend de vraag aan de orde, of verweerder het bezwaar van appellant tegen de beschikking van 24 april 2017 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend.
2.6
De onderhavige beschikking is van 24 april 2017. Belanghebbende heeft op 6 juni 2017 daartegen bezwaar gemaakt. Het bezwaar is dus buiten de bezwaartermijn van zes weken ingediend. Belanghebbende stelt echter dat hij op 17 mei 2017 de beschikking op het postkantoor heeft opgehaald en dat hij dus pas op die datum op de hoogte is gekomen van de beschikking.
2.7
Als met vertraging is kennisgenomen van een beschikking, geldt dat het bezwaar zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Daaronder wordt in beginsel een termijn van twee weken verstaan (GHvJ 28 mei 2012, ECLI:NL:OGHNAA:2012:BX5143). Belanghebbende heeft op 6 juni 2017 bezwaar gemaakt tegen de beschikking waarmee hij pas op 17 mei 2017 bekend is geworden. Dit is niet binnen de termijn van twee weken, zodat de bezwaartermijn ook in zoverre is overschreden.
2.8
Nu hetgeen namens appellant voor het overige in beroep is aangevoerd, geen grond bevat waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat hij bij het indienen van het bezwaar niet in verzuim is geweest, is het bezwaar bij bestreden beschikking van verweerder van 16 augustus 2017 terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.9
Het beroep is ongegrond.
2.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 28 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).