ECLI:NL:OGEAA:2023:32

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AUA202203091
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen afwijzing asielverzoek

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie. De appellant had op 11 februari 2019 een asielverzoek ingediend, dat op 17 november 2021 door de verweerder werd afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de appellant op 7 juli 2022 bezwaar gemaakt, maar de verweerder verklaarde dit bezwaar bij beschikking van 29 juli 2022 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De appellant stelde beroep in tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat hij de beschikking van 17 november 2021 pas op 22 juni 2022 had ontvangen en dat hij daarom het bezwaar tijdig had ingediend.

Het gerecht heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en vastgesteld dat het bezwaarschrift inderdaad na de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De rechter oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij het bezwaar zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon indienen. De vaste jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie stelt dat een bezwaarschrift binnen twee weken na ontvangst van de bestreden beschikking moet worden ingediend om als tijdig te worden beschouwd. Aangezien de appellant het bezwaarschrift pas op 7 juli 2022 indiende, na de termijn van twee weken, was de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar terecht.

De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechter heeft de appellant geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, met de vereiste procedurele stappen en kosten.

Uitspraak

Uitspraak van 1 maart 2023
Lar nr. AUA202203091

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 17 november 2021 heeft verweerder het asielverzoek van appellant van 11 februari 2019 afgewezen.
Hiertegen heeft appellant op 7 juli 2022 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 29 juli 2022 heeft verweerder het bezwaar nietontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft appellant op 2 september 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het gerecht heeft het beroep behandeld ter zitting van 18 januari 2023, waar is verschenen appellant, bij de gemachtigde voornoemd. Verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Lar wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge artikel 12, derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2. Aan de beschikking van 29 juli 2022 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift van appellant van 7 juli 2022 is ingediend na de wettelijke termijn van zes weken. Voorts heeft appellant het bezwaarschrift niet zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden ingediend, zodat zich geen grond voordoet om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
3. Appellant betoogt dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat hij het bezwaarschrift buiten de gestelde termijn heeft ingediend, omdat hij de beschikking van 17 november 2021 eerst op 22 juni 2022, in het kader van een andere procedure, heeft ontvangen. Vervolgens heeft hij binnen korte termijn, op 7 juli 2022, daartegen bezwaar gemaakt. Gelet hierop, heeft hij het bezwaarschrift ingediend zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon worden, aldus appellant.
4. Vast staat dat dat appellant het bezwaarschrift heeft ingediend nadat de in artikel 11, eerste lid, van de Lar vermelde termijn is verstreken. Voorts is in het door appellant aangevoerde geen grond te vinden voor het oordeel dat hij het bezwaar heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Daarbij neemt het gerecht het volgende in aanmerking. Volgens vaste jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 28 mei 2012; ECLI:NL:OGHNAA:2012:BX5143) is een bezwaarschrift zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kan worden ingediend, wanneer het is ingediend binnen twee weken na de ontvangst van de bestreden beschikking. Appellant heeft het bezwaarschrift op 7 juli 2022 ingediend. Ook indien appellant de beschikking van 17 november 2021 eerst op 22 juni 2022 heeft ontvangen, zoals appellant heeft betoogd en door verweerder wordt versproken, heeft te gelden dat appellant het bezwaarschrift niet heeft ingediend binnen voormelde termijn van twee weken na die datum. Gelet hierop, heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.