ECLI:NL:OGHACMB:2023:55

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
CUR202022H00073
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over stopzetting uitbetaling salaris wetenschappelijk medewerker Universiteit van Curaçao

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de University of Curaçao (UoC) tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin het Gerecht zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van een beroep van [verweerster] tegen de stopzetting van haar salaris. De UoC had op 26 oktober 2021 aan [verweerster] bericht dat haar salaris was stopgezet, wat leidde tot een rechtszaak. Het Gerecht oordeelde dat de rechtsverhouding tussen [verweerster] en de UoC privaatrechtelijk was, omdat er een arbeidsovereenkomst was gesloten, en verklaarde zich onbevoegd. De UoC ging in hoger beroep, stellende dat de rector voor benoeming, schorsing en ontslag van personeel uitsluitend de publiekrechtelijke weg kan volgen, en dat de rechtsverhouding publiekrechtelijk van aard is. Het Hof oordeelde dat het Gerecht zich ten onrechte onbevoegd had verklaard, omdat de benoeming van personeel bij de UoC publiekrechtelijk is en de rector daarbij beschikkingen neemt. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht en wees de zaak terug voor verdere behandeling. Tevens werd bepaald dat het door de UoC in hoger beroep betaalde griffierecht moet worden terugbetaald.

Uitspraak

CUR2022H00073
Datum uitspraak: 26 april 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
University of Curaçao Dr. Moises da Costa Gomez (hierna: de UoC),
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 2 maart 2022 in zaak nr. CUR202103902, in het geding tussen:
[verweerster], wonend in Curaçao,
en
appellante

Procesverloop

Bij brief van 26 oktober 2021 heeft de UoC aan [verweerster] bericht dat de uitbetaling van haar salaris is stopgezet.
Bij uitspraak van 2 maart 2022 (ECLI:NL:OGEAC:2022:224) heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard om van het door [verweerster] op grond van artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) tegen de brief van 26 oktober 2021 ingestelde beroep kennis te nemen en bepaald dat de UoC het door [verweerster] gestorte griffierecht moet vergoeden.
Tegen deze uitspraak heeft de UoC hoger beroep ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak, tegelijkertijd met zaak nr. CUR2022H00074, ter zitting behandeld op 19 oktober 2022. De UoC werd vertegenwoordigd door mr. A.K.E. Henriquez en mr. O.E. Kostrzewski, beiden advocaat, vergezeld door prof. dr. F.A.N.J. Goudappel, decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de UoC. [verweerster] werd bijgestaan door mr. M.A. Becher, advocaat.

Overwegingen

Inleiding

De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
[verweerster] was vanaf 1 juli 2018 werkzaam bij de UoC als wetenschappelijk medewerker eerste klasse. Tussen haar en de rector magnificus van de UoC (hierna: de rector) is aanvankelijk een arbeidsovereenkomst gesloten voor de duur van één jaar. Daarna is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten.
Bij brief van 30 september 2021 heeft [verweerster] aan de rector bericht dat zij haar dienstverband per 1 december 2021 wil beëindigen. Op 26 oktober 2021 heeft de UoC de opzegging van het dienstverband schriftelijk bevestigd en aan [verweerster] onder meer verzocht haar laptop en ander materiaal van de UoC af te geven en te zorgen voor een overdracht van haar werkzaamheden. Eveneens op 26 oktober 2021 heeft de rector schriftelijk ontslag verleend aan [verweerster] per 1 december 2021.
Bij e-mailbericht van 26 oktober 2021 heeft [verweerster] aan de UoC bericht dat haar salaris over de maand oktober 2021 nog niet is uitbetaald en de UoC gesommeerd het salaris diezelfde dag nog uit te betalen. Daarop heeft de UoC bij de in beroep bestreden brief van 26 oktober 2021 geantwoord dat de uitbetaling van haar salaris is stopgezet omdat [verweerster] geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek om voor een overdracht van haar werkzaamheden te zorgen.

Uitspraak van het Gerecht

3. Het Gerecht heeft overwogen dat wetenschappelijke medewerkers op grond van de Landsverordening UoC (hierna: LvUoC) door de rector worden benoemd in hun functie. Een dergelijk benoemingsbesluit ontbreekt in het geval van [verweerster]. De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst kan niet als zodanig worden aangemerkt omdat een benoemingsbesluit een eenzijdige rechtshandeling is en een arbeidsovereenkomst een wederkerige overeenkomst. De rechtsverhouding tussen [verweerster] en de UoC is daarom uitsluitend gebaseerd op de tussen hen geldende arbeidsovereenkomst. Om die reden moet worden geconcludeerd dat de in beroep bestreden brief van 26 oktober 2021 geen beschikking is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar. Op de rechtsverhouding tussen partijen is het privaatrechtelijke arbeidsrecht van toepassing en het Gerecht is dan ook niet bevoegd om de brief van 26 oktober 2021 te beoordelen. In de omstandigheid dat het voor [verweerster] onduidelijk was welke rechter (de Lar-rechter of de civiele rechter) bevoegd was en de UoC daarover geen duidelijkheid heeft geschapen, heeft het Gerecht aanleiding gezien te bepalen dat de UoC het griffierecht aan [verweerster] dient te vergoeden.

Hoger beroep

4. De UoC heeft zich in hoger beroep, kort gezegd, op het (nadere) standpunt gesteld dat de rector voor benoeming, schorsing en ontslag van personeel uitsluitend de publiekrechtelijke weg kan volgen. Omdat het om een publiekrechtelijke aanstelling gaat, zijn alle rechtshandelingen die verband houden met die aanstelling beschikkingen in de zin van de Lar. Het Gerecht heeft zich daarom ten onrechte onbevoegd verklaard.
4.1.
Het Hof onderschrijft dit door de UoC in hoger beroep ingenomen standpunt op grond van de volgende overwegingen.
4.2.
Op grond van artikel 7, eerste lid van de Lar kunnen natuurlijke of rechtspersonen die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen.
Op grond van artikel 3, eerste lid van de Lar wordt onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
4.3.
De UoC is krachtens publiekrecht, artikel 2 van de LvUoC, ingesteld en bezit rechtspersoonlijkheid.
Artikel 13 van de LvUoC bepaalt dat het personeel van de UoC bestaat uit de wetenschappelijke staf en het overige personeel.
Artikel 15 van de LvUoC bepaalt dat de leden van de wetenschappelijke staf door de rector worden benoemd, geschorst en ontslagen, na overleg met de decaan en in bepaalde gevallen slechts na goedkeuring van de raad van toezicht. De benoeming van leden van de wetenschappelijke staf geschiedt op grond van artikel 16 van de LvUoC met vermelding van de faculteit waarin zij worden benoemd en onder omschrijving van hun leeropdracht. Op grond van artikel 18 van de LvUoC wordt de rechtspositie van de leden van de wetenschappelijke staf bij hun benoemingsbesluit geregeld.
Artikel 20 van de LvUoC bepaalt dat de rector het overige personeel benoemt, schorst en ontslaat. Op het overige personeel is artikel 18 van overeenkomstige toepassing.
4.4.
Artikel 15 onderscheidenlijk artikel 20 van de LvUoC biedt de wettelijke grondslag voor de bevoegdheid van de rector om het personeel van de UoC te benoemen, schorsen en ontslaan. Die bevoegdheid is daarmee ontleend aan het publiekrecht en als daarvan gebruik wordt gemaakt is sprake van een publiekrechtelijke rechtshandeling. De benoeming van het personeel van de UoC op grond van artikel 15 dan wel artikel 20 van de LvUoC is daarmee publiekrechtelijk van aard en de daaruit voortvloeiende rechtsverhouding tussen het personeel en de UoC is dat evenzeer. De enkele omstandigheid dat de rector bij de indiensttreding van [verweerster] gebruik heeft gemaakt van een arbeidsovereenkomst, zoals sinds enige tijd gebruikelijk is in de praktijk van de UoC, heeft niet tot gevolg dat sprake is van een privaatrechtelijke rechtsverhouding. Het stelsel van de LvUoC gaat immers uit van een publiekrechtelijke benoeming. Nu in het geval van [verweerster] geen benoemingsbeschikking is gegeven maar een arbeidsovereenkomst is gesloten, moet die voorgeschreven publiekrechtelijke benoeming geacht worden in die arbeidsovereenkomst besloten te liggen. Ook is in die arbeidsovereenkomst de rechtspositie van [verweerster] geregeld als bedoeld in artikel 18 van de LvUoC. Die arbeidsovereenkomst is daarmee slechts een nadere regeling van de uitoefening van de aan de rector toekomende publiekrechtelijke bevoegdheid tot benoeming van, in dit geval, [verweerster] als lid van de wetenschappelijke staf. Alle andere schriftelijke beslissingen die de rector vervolgens in het kader van de publiekrechtelijke rechtsverhouding met [verweerster] neemt, zoals de in beroep bestreden brief van 26 oktober 2021 over het niet uitbetalen van haar salaris, betreffen eveneens publiekrechtelijke rechtshandelingen. Deze moeten worden aangemerkt als beschikkingen in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar, zodat daartegen op grond van artikel 7, eerste lid, van de Lar beroep kan worden ingesteld bij de Larrechter. De Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (hierna: de Regeling) op grond waarvan bezwaar en beroep bij de ambtenarenrechter openstaat is hier niet van toepassing, omdat de rector niet een bevoegd gezag is in de zin van artikel 1, eerste en tweede lid, van de Regeling.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Gerecht zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard om van het beroep van [verweerster] kennis te nemen. Het betoog van de UoC slaagt.
5. De UoC betoogt verder dat het Gerecht ten onrechte heeft bepaald dat de UoC aan [verweerster] het griffierecht moet vergoeden. Daarover overweegt het Hof dat artikel 17, zesde en zevende lid, van de Lar daarvoor in geval van onbevoegdverklaring door het Gerecht geen grondslag biedt, ook niet als het voor de indiener van een beroepschrift onduidelijk is welke de bevoegde rechter is. Ook dit betoog slaagt.
Slotsom
6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het Hof zal, met toepassing van artikel 78, tweede lid, van de Lar, het beroep ter verdere behandeling terugwijzen naar het Gerecht. De UoC hoeft de proceskosten in hoger beroep van [verweerster] niet te vergoeden. Over de proceskosten in beroep zal het Gerecht (op[verweerster]) moeten oordelen. Het Hof zal verder, met toepassing van artikel 78e van de Lar, bepalen dat het door de UoC in hoger beroep betaalde griffierecht door de griffier van het Hof wordt terugbetaald.
7. Deze uitspraak betekent dat de Lar-rechter de bevoegde rechter is in geschillen in het kader van de rechtsverhouding van de UoC met al haar personeel, dus zowel de wetenschappelijke staf als het overige personeel.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 2 maart 2022 in zaak nr. CUR202103902;
II.
wijsthet beroep ter verdere behandeling
terugnaar het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao;
III.
bepaaltdat het door University of Curaçao Dr. Moises da Costa Gomez in hoger beroep gestorte griffierecht door de griffier van het Hof wordt terugbetaald.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.

BIJLAGE

Landsverordening administratieve rechtspraak
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
[…]
Artikel 3
1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beschikking: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
[…]
Hoofdstuk 2 Het beroep
Artikel 7
1. Natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, kunnen daartegen beroep instellen bij het Gerecht. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. Ten aanzien van rechtspersonen worden mede als hun belangen beschouwd de belagen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden behartigen.
[…]
Hoofdstuk 3 De behandeling in eerste aanleg
[…]
Paragraaf 2. Het aanhangig maken van beroep
Artikel 17
[…]
6. Aan de indiener van het beroepschrift wordt, bij intrekking ervan om redenen dat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen, het door hem gestorte griffierecht vergoed door dat orgaan. In de overige gevallen heeft het bestuursorgaan bij intrekking van het beroepschrift de bevoegdheid het gestorte recht geheel of gedeeltelijk te vergoeden.
7. Bij gegrondverklaring van het beroepschrift houdt de uitspraak van het Gerecht tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem gestorte griffierecht wordt vergoed ten laste van het bij de uitspraak aangewezen overheidslichaam.
[…]
Hoofdstuk 5 Het hoger beroep
[…]
Artikel 78
[…]
2. Indien het Gerecht zich onbevoegd of het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard en het Hof deze uitspraak vernietigt, kan het Hof het beroep ter verdere behandeling terugwijzen naar het Gerecht, dan wel de zaak zelf afdoen.
[…]
Artikel 78e
Indien het Hof de uitspraak van het Gerecht geheel of gedeeltelijk vernietigt, bepaalt het dat het door de indiener van het beroepschrift gestorte griffierecht aan hem wordt terugbetaald door het door het Hof aangewezen overheidslichaam, dan wel door de griffier van het Hof.
[…]
Landsverordening University of Curaçao Dr. Moises da Costa Gomez (P.B. 2022, no. 33, GT)
[…]
Titel I Algemene bepalingen
[…]
Artikel 2
1. Er is een Universiteit, gevestigd te Willemstad op Curaçao.
2. De Universiteit bezit rechtspersoonlijkheid.
Titel IV Het personeel
Paragraaf 1. Inleidende bepalingen
Artikel 13
Het personeel van de Universiteit bestaat uit de wetenschappelijke staf en het overige personeel.
Paragraaf 2. De wetenschappelijke staf
Artikel 14
1. De wetenschappelijke staf wordt gevormd door:
a. de gewone hoogleraren;
b. de buitengewone hoogleraren;
c. de gewone lectoren;
d. de buitengewone lectoren;
e. de wetenschappelijke hoofdmedewerkers;
f. de wetenschappelijke medewerkers eerste klasse;
g. de wetenschappelijke medewerkers.
[…]
Artikel 15
1. De rector magnificus, na overleg met de desbetreffende decaan, benoemt, schorst en ontslaat de gewone en buitengewone hoogleraren en lectoren, de wetenschappelijke hoofdmedewerkers, de wetenschappelijke medewerkers eerste klasse en de wetenschappelijke medewerkers.
2. De benoeming, de schorsing of het ontslag van de gewone en buitengewone hoogleraren en lectoren behoeven de goedkeuring van de raad van toezicht.
3. Voor de benoeming van een gewone of buitengewone hoogleraar of lector stelt de rector magnificus een commissie in bestaande uit tenminste vijf leden. De decaan van de desbetreffende faculteit is ambtshalve lid en tevens voorzitter van deze commissie. Deze commissie heeft tot taak een voordracht voor benoeming aan de rector magnificus uit te brengen. De voordracht bevat mede een lijst van de door de betrokkene geschreven verhandelingen en verrichte onderzoekingen van wetenschappelijke aard. De voordracht moet worden gesteund door een of meer onafhankelijke deskundigen die door de rector magnificus, na voordracht door de decaan, zijn aangewezen.
4. De raad van toezicht stelt ten aanzien van de werkwijze van de commissie richtlijnen vast.
[…]
Artikel 18
De rechtspositie van de gewone en buitengewone hoogleraren en lectoren alsmede van de wetenschappelijke hoofdmedewerkers, de wetenschappelijke medewerkers eerste klasse en de wetenschappelijke medewerkers, wordt bij hun benoemingsbesluit geregeld. Daarbij kunnen regelingen, vastgesteld voor landsdienaren, geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard.
[…]
Paragraaf 3. Het overige personeel
Artikel 20
1. De rector magnificus benoemt, schorst en ontslaat het overige personeel.
2. Artikel 18 is op het overige personeel van overeenkomstige toepassing.
[…]