ECLI:NL:OGEAC:2023:313

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
CUR202103902
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ingehouden salaris van een medewerker van de University of Curaçao

In deze uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 29 november 2023, wordt het beroep van eiseres, een medewerker van de University of Curaçao (UoC), beoordeeld. Eiseres had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rector van de UoC om een bedrag van Naf 850,- in te houden op haar nabetaalde salaris, in verband met schade aan een ter beschikking gestelde laptop. De rector had eerder besloten om het salaris van eiseres niet uit te betalen, maar dit besluit later ingetrokken en het achterstallige salaris alsnog uitbetaald. Echter, op het bedrag van de nabetaling werd een inhouding gedaan vanwege de vermeende schade aan de laptop.

Het Gerecht oordeelt dat de inhouding van Naf 850,- op het salaris van eiseres onterecht was. Het Gerecht stelt vast dat de UoC niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de schade aan de laptop door eiseres is veroorzaakt. Bovendien is het voorbehoud dat de UoC heeft gemaakt om eiseres aansprakelijk te stellen voor toekomstige schadeclaims van studenten, niet aan te merken als een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Hierdoor is het Gerecht niet bevoegd om hierover een oordeel te geven.

De uitspraak concludeert dat het beroep van eiseres tegen de inhouding van het salaris gegrond is, en dat de UoC het ingehouden bedrag met rente aan eiseres moet terugbetalen. Tevens moet de UoC het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. De overige verzoeken van eiseres, zoals rente over het nabetaalde salaris en uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen, worden niet behandeld omdat deze niet onder de reikwijdte van de beschikking vallen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

wonend in Curaçao,
eiseres,
procederend in persoon,
en

University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez,

verweerster (UoC),
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez, advocaat.

Procesverloop

Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseres, in eerste instantie gericht tegen de beslissing van de Rector Magnificus (rector) van de UoC van 26 oktober 2021 (beschikking 1). Met deze beschikking heeft de rector besloten het salaris van eiseres vanaf oktober 2021 niet uit te betalen. De rector heeft met de beschikking van 21 januari 2022 (beschikking 2) beschikking 1 ingetrokken en het achterstallige salaris van eiseres alsnog uitbetaald. Op het bedrag van de nabetaling heeft de rector Naf 850,- ingehouden in verband met een beschadigde laptop en eiseres meegedeeld dat de UoC zich het recht voorbehoud eiseres aansprakelijk te stellen voor door de UoC geleden schade. Eiseres heeft tegen beschikking 2 ook beroepsgronden ingediend.
1.2.
Het Gerecht heeft zich met de uitspraak van 2 maart 2022 onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep van eiseres. Volgens het Gerecht is op de rechtsverhouding tussen eiseres en de UoC het arbeidsrecht van toepassing zodat de bestuursrechter in het geschil tussen eiseres en de UoC niet bevoegd is.
1.3.
De UoC heeft tegen de uitspraak van het Gerecht van 2 maart 2022 hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Hof). Het Hof heeft met de uitspraak van 26 april 2023 (CUR2022H00073, ECLI:NL:OGHACMB:2023:55) anders dan het Gerecht geoordeeld. Het Hof is van oordeel dat de rechtsverhouding tussen de UoC en het personeel van de UoC publiekrechtelijk van aard is. Uit deze uitspraak volgt verder dat een beslissing van de rector tot uitbetaling dan wel, zoals hier aan de orde, inhouding van salaris, een publiekrechtelijke rechtshandeling betreft, die moet worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 3 van de Lar. Tegen deze beschikking staat beroep bij de Lar-rechter open. Het Hof heeft het hoger beroep van de UoC gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerecht van 2 maart 2022 vernietigd en het beroep van eiseres ter behandeling terugverwezen naar het Gerecht.
1.4.
Het Gerecht heeft het beroep van eiseres tegen de beschikkingen 1 en 2 op de zitting van 15 november 2023 behandeld. Eiseres is verschenen. De UoC heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Gerecht heeft de behandeling van de zaak op de zitting aangehouden om de gemachtigde van de UoC in de gelegenheid te stellen met de rector te overleggen over het aanbod van eiseres haar beroep onder bepaalde voorwaarden in te trekken.
1.5.
De gemachtigde heeft het Gerecht op 23 november 2023 laten weten dat het niet lukt het overleg met de rector tot stand te brengen. Het Gerecht heeft vervolgens het onderzoek gesloten en bepaald dat uitspraak wordt gedaan.

Het geschil

2. Eiseres is het niet eens met de inhouding van Naf 850,- op haar in januari 2022 nabetaalde salaris. Deze inhouding houdt verband met een beschadigde laptop die eiseres van de UoC in gebruik had. Zij verzoekt om uitbetaling van het ingehouden bedrag met (vertragings)rente. Ook verzoekt eiseres om rente over het nabetaalde salaris en uitbetaling, met wettelijke rente, van niet opgenomen vakantiedagen in verband met perioden van arbeidsongeschiktheid. Verder is zij het niet eens met het voorbehoud dat de UoC heeft gemaakt om haar aansprakelijk te stellen voor schade van de UoC.

Beoordeling door het Gerecht

3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres tegen
beschikking 1 niet-ontvankelijk is en het beroep tegen beschikking 2 gegrond, voor wat betreft de inhouding van Naf 850,- op het aan eiseres nabetaalde salaris. Het gerecht is niet bevoegd een oordeel te geven over het voorbehoud van UoC eiseres aansprakelijk te stellen voor schade van de UoC. De overige betalingsverzoeken van eiseres kan het Gerecht niet beoordelen omdat beschikking 2 niet op deze verzoeken ziet. Hierna legt het Gerecht dit oordeel uit en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Van welke feiten en omstandigheden gaat het Gerecht uit?
4. Eiseres werkte vanaf 1 juli 2018 als wetenschappelijk medewerker eerste klasse bij de UoC. Bij brief van 30 september 2021 heeft eiseres haar ontslag ingediend met ingang van 1 december 2021. Op grond daarvan heeft de rector eiseres met de beschikking van 26 oktober 2021 ontslag verleend en haar laten weten dat haar laatste werkdag 1 oktober 2021 is, waarbij rekening is gehouden met haar tegoed aan vakantiedagen. Eiseres is daarbij tevens verzocht de materialen van de UoC (waaronder een laptop) in te leveren.
Wat is de reden dat UoC de beschikkingen 1 en 2 heeft genomen?
5.1.
Met beschikking 1 heeft de rector eiseres meegedeeld dat haar salaris vanaf oktober 2021 niet wordt uitbetaald omdat eiseres niet heeft gezorgd voor een goede werkoverdracht.
5.2.
Met beschikking 2 heeft de rector beschikking 1 ingetrokken en eiseres bericht dat haar salaris over de maanden oktober en november 2021 in januari 2022 zijn uitbetaald. Daarbij heeft de rector de helft van de waarde van de door de UoC aan eiseres ter beschikking gestelde laptop, een bedrag van Naf 850,-, ingehouden. Volgens de rector heeft eiseres deze laptop zo zwaar beschadigd dat die onbruikbaar is geworden. De UoC houdt eiseres aansprakelijk voor deze beschadiging en stelt dat zij de helft van de vervangingskosten voor de aanschaf van een nieuwe laptop moet vergoeden. Tevens heeft de rector met beschikking 2 het voorbehoud gemaakt eiseres aansprakelijk te stellen voor de door UoC te lijden schade. Deze schade houdt verband met toekomstige claims van studenten die door een onvoldoende scriptiebegeleiding van eiseres studievertraging hebben opgelopen. De UoC zal eiseres nog nader informeren over de op eiseres te verhalen schade.
Heeft eiseres nog belang bij beoordeling van haar beroep tegen de beschikking 1?
6.1.
Nu de rector beschikking 1 heeft ingetrokken en het Gerecht niet is gebleken van een belang van eiseres bij de beoordeling van haar beroep tegen de beschikking 1, zal het Gerecht haar beroep, voor zover gericht tegen die beschikking niet-ontvankelijk verklaren.
6.2.
Uit artikel 9b, eerste lid, van de Lar volgt dat het beroep van eiseres tegen beschikking 1 van rechtswege mede betrekking heeft op beschikking 2. Het Gerecht zal hierna de beroepsgronden van eiseres tegen beschikking 2 beoordelen.
Heeft de UoC terecht op het nabetaalde salaris van eiseres Naf 850,- ingehouden?
7.1.
De beroepsgrond van eiseres dat de rector op haar nabetaalde salaris in januari 2022 ten onrechte een bedrag van Naf 850,- heeft ingehouden slaagt. Het Gerecht motiveert dit als volgt.
7.1.1.
In het dossier bevindt zich een “Incident Report” van 16 november 2021 van de afdeling IT van de UoC, waaruit is af te leiden dat de laptop die aan eiseres ter beschikking was gesteld door de UoC onherstelbaar is beschadigd. De UoC is van mening dat de beschadiging is toegebracht door eiseres omdat de laptop is aangetroffen op haar afsluitbare kamer op de UoC. De UoC heeft eiseres aansprakelijk gehouden voor de schade aan laptop. Uit coulance hoeft eiseres echter niet de hele aankoopsom voor een nieuwe laptop te vergoeden maar de helft, wat neerkomt op Naf 850,-.
7.1.2.
Eiseres betwist niet dat de aan haar ter beschikking gestelde laptop onherstelbaar is beschadigd. Zij weet echter niet hoe het is gebeurd. Er waren meer personen op de UoC die in haar kamer konden komen. Eiseres stelt verder dat zij al eerder, in juni 2020, melding heeft gemaakt van een beschadiging aan de laptop en dat zij deze om die reden al een tijd niet meer gebruikte.
7.1.3.
Voorop staat dat de inhouding op het salaris van eiseres een belastende beschikking is zodat de bewijslast van de juistheid daarvan op de UoC rust. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de UoC niet aan deze bewijslast voldaan. In de eerste plaats heeft UoC niet aannemelijk gemaakt dat de beschadiging van de laptop aan eiseres is te wijten. Eiseres heeft gemotiveerd betwist dat zij de laptop heeft beschadigd. Het had op de weg van de UoC gelegen om met een nadere onderbouwing te komen dat de beschadigingen aan eiseres zijn te wijten.
In de tweede plaats heeft de UoC niet inzichtelijk gemaakt op welke grond de rector bevoegd was de schade in verband met de beschadigde laptop op eiseres te verhalen. De UoC heeft niet uiteengezet onder welke voorwaarden of afspraken de UoC de laptop aan eiseres ter beschikking heeft gesteld. Een door eiseres ondertekende overeenkomst, waarin de aan het gebruik van de laptop verbonden voorwaarden of afspraken zijn vastgelegd, had hiervoor kunnen volstaan. Hieruit volgt dat niet is komen vast te staan of, dan wel in welke gevallen, de rector een gebruiker van een ter beschikking gestelde laptop aansprakelijk kan stellen voor schade aan een laptop.
7.1.4.
Uit wat het Gerecht in 7.1.3. heeft overwogen volgt dat dat de rector ten onrechte een bedrag van NAf 850,- op het salaris van eiseres heeft ingehouden.
Heeft de UoC terecht een voorbehoud gemaakt over de aansprakelijkheid van eiseres voor schade van de UoC?
8.1.
Eiseres stelt dat de UoC ten onrechte het voorbehoud heeft gemaakt haar aansprakelijk te stellen voor mogelijke schade die studenten bij de UoC zullen claimen als gevolg van aan haar te wijten studievertraging.
8.2.
Het Gerecht moet eerst ambtshalve een oordeel geven over de vraag of eiseres tegen het voorbehoud, waarvan in de beschikking 2 melding wordt gemaakt, beroep kan instellen bij het Gerecht. Uit artikel 7 van de Lar volgt dat een persoon, die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, daartegen beroep kan instellen bij het Gerecht. Onder een beschikking wordt op grond van artikel 3 van de Lar verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is. Hieruit volgt dat alleen als het voorbehoud van de UoC als een beschikking is aan te merken, het Gerecht bevoegd is om kennis te nemen van het beroep van eiseres daartegen.
8.3.
Het Gerecht is van oordeel dat het voorbehoud in beschikking 2 geen beschikking is in de zin van artikel 3 van de Lar. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
8.3.1.
Onder een publiekrechtelijke rechtshandeling, zoals bedoeld in artikel 3 van de Lar, moet worden verstaan een handeling gericht op rechtsgevolg: het scheppen, wijzigen of tenietdoen van rechten en of plichten van de geadresseerde.
8.3.2.
Uit het door de UoC gemaakte voorbehoud in beschikking 2, leidt het Gerecht af dat de UoC ervan uitgaat dat studenten die een studievertraging hebben opgelopen als gevolg van de onvoldoende scriptiebegeleiding door eiseres,
financieel gecompenseerd moeten worden door de UoC. Deze compensatie is als schade van de UoC aan te merken waarvoor de UoC eiseres aansprakelijk stelt. Omdat van enige schade ten tijde van de beschikking 2 nog niet was gebleken, heeft de UoC een voorbehoud gemaakt tot aansprakelijkstelling van eiseres. Op de zitting heeft de gemachtigde van de UoC toegelicht dat zich nog geen enkele student heeft gemeld met een verzoek om financiële compensatie zoals hiervoor uiteen is gezet. De UoC sluit echter niet uit dat er nog studenten zullen komen met een verzoek om compensatie.
8.3.3.
Het Gerecht stelt vast dat het voorbehoud tot aansprakelijkstelling in beschikking 2 niet gericht is op rechtsgevolg omdat het geen rechtshandeling inhoudt, zoals onder 8.3.1 uiteengezet is. Er wijzigt immers niets in de rechten of plichten van eiseres zolang de UoC eiseres niet daadwerkelijk aansprakelijk stelt voor concrete, door de UoC geleden schade. Dat er mogelijk in de toekomst nog schadeclaims volgen, maakt het oordeel niet anders. Naar aanleiding van die toekomstige schadeclaims en de vervolgacties van de UoC moet dan worden bezien of sprake is van beschikking waartegen op grond van artikel 7 van de Lar rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.
8.3.4.
Nu de mededeling over het voorbehoud in beschikking 2 geen rechtsgevolg voor eiseres met zich brengt, is het Gerecht niet bevoegd een oordeel te geven over het beroep van eiseres voor zover dat is gericht tegen dit voorbehoud.
Kan het Gerecht de andere verzoeken van eiseres toewijzen?
9.1.
Eiseres heeft het Gerecht nog verzocht een oordeel te geven over haar verzoek om (vertragings)rente over het aan haar in januari 2022 nabetaalde salaris en uitbetaling (met rente) van het tegoed aan vakantiedagen over oktober en november 2021.
9.2.
Het Gerecht stelt vast dat beschikking 2 niet ziet op de hiervoor genoemde verzoeken van eiseres. Het Gerecht zou in strijd met artikel 47 van de Lar buiten de omvang van het geding tussen UoC en eiseres treden indien hij hierover een oordeel zou geven. Het Gerecht laat deze aspecten van het beroep van eiseres om die reden onbesproken. Indien eiseres over deze aspecten een oordeel van de bestuursrechter wenst, zal zij eerst een verzoek aan de UoC moeten doen.

Conclusie en gevolgen

10. Omdat het beroep van eiseres tegen de inhouding van Naf 850,- op haar in januari 2022 nabetaalde salaris slaagt, zal de rector dit bedrag aan eiseres moeten nabetalen, met de door eiseres verzochte (vertragings)rente. De UoC zal eiseres het door haar betaalde griffierecht moeten terugbetalen. Omdat eiseres in persoon procedeert zijn er geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen beschikking 1 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen beschikking 2 gegrond;
  • vernietigt beschikking 2, voor zover die ziet op de inhouding van Naf 850,- op het in januari 2022 nabetaalde salaris van eiseres;
  • bepaalt dat de UoC het door eiseres betaalde griffierecht van Naf 150,- aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, in het openbaar uitgesproken op
29 november 2023, in tegenwoordigheid van mr. M.F.G. Maes, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.