Uitspraak
Voor het oordeel dat de minister van Justitie bevoegd is tot het bepalen van de periode van niet-toelating bestaat geen grond. In de Ltu is net als in het Tb de minister, belast met het vreemdelingen- en integratiebeleid, aangewezen als de minister bedoeld in de Ltu en de daarop berustende bepalingen. Gelet op de Lim is dit de minister van Arbeid, Integratie en Energie. De in de Ltu gegeven bevoegdheden komen dus toe aan de minister van Arbeid, Integratie en Energie, tenzij de Ltu uitdrukkelijk anders bepaalt. Dat is onder meer het geval bij het uitvaardigen van een uitzettingsbevel. Op grond van artikel 15, tweede lid, van de Ltu is de minister van Justitie bevoegd een met redenen omkleed bevelschrift uit te vaardigen houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Weliswaar
vermeldtde minister van Justitie op grond van diezelfde bepaling in zijn bevelschrift de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd, maar daarmee is de minister van Justitie niet de bevoegdheid gegeven de periode van niettoelating te
bepalen. Deze bevoegdheid komt uitsluitend toe aan de minister van Arbeid, Integratie en Energie die op grond van artikel 15, vierde lid, van de Ltu bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels stelt met betrekking tot de wijze waarop de periode van niet-toelating wordt bepaald. Dat heeft de minister van Arbeid, Integratie en Energie in artikel 11 van het Tb en de daarop gebaseerde Regeling gedaan. De minister van Justitie dient in zijn uitzettingsbevel de periode van niet-toelating te vermelden zoals de minister van Arbeid, Integratie en Energie die in de Regeling heeft bepaald. De nota van toelichting bij het Tb gaat daar ook van uit nu daarin is opgenomen dat het aan de minister, belast met vreemdelingenzaken, is om de duur van niettoelating te bepalen, zowel in het kader van het bevelschrift tot uitzetting van betrokkenen als gedurende de looptijd van de beschikking.
Gelet op het voorgaande vindt de door de minister van Justitie gegeven uitleg dat het bepalen, verkorten en opheffen van een periode van niet-toelating in een uitzettingsbevel een exclusieve bevoegdheid van de minister van Justitie betreft geen steun in de Ltu, Tb en de Regeling. Het betoog slaagt niet.
bevestigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 17 mei 2023 in zaak nr. AUA202203769;
veroordeeltde minister van Justitie en Sociale Zaken tot vergoeding van bij [appellant] in verband met het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 1.400,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.
Landsverordening instelling ministeries 2022 (AB 2022, no. 18)
Landsverordening toelating en uitzetting
Toelatingsbesluit 2009 (A.B. 2009, no. 59)Artikel 1In dit landsbesluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de Minister:de minister, belast met vreemdelingenzaken- en integratiebeleid;
[…]
Artikel 11
1. Bij regeling van de Minister worden de normen vastgelegd voor het bepalen van de periode gedurende welke een toelatingsplichtige als bedoeld in artikel 10, niet tot Aruba wordt toegelaten.
2. De met de afgifte van bevelschriften tot uitzetting of verwijdering belaste ambtenaar zendt, hetzij op papier hetzij elektronisch, aan de Minister een afschrift van ieder door hen afgegeven bevelschrift.
3. De in een bevelschrift opgenomen periode van niet-toelating kan door de Minister worden verkort of opgeheven:
a. op een daartoe strekkend schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de betrokkene,
b. om redenen, aan het algemeen belang ontleend.