Uitspraak
[APPELLANT 1],
[APPELLANT 2],
[APPELLANT 3],
[APPELLANTE 4],
[APPELLANT 5],
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door vijf appellanten tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De appellanten, allen wonende in Curaçao, hebben in kort geding gevorderd dat de woning van de geïntimeerde, die ook in Curaçao woont, wordt afgebroken. De appellanten stellen dat de woning van de geïntimeerde onrechtmatige hinder veroorzaakt en niet voldoet aan de welstandsbepalingen. De procedure begon met een akte van appel op 9 februari 2021, gevolgd door een memorie van grieven op 3 maart 2021. De geïntimeerde heeft de grieven bestreden en het Hof heeft de zaak op een zitting behandeld waarbij pleitnotities zijn ingediend.
De feiten van de zaak zijn als volgt: alle partijen hebben een kavel in een villapark in Curaçao. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de bouw van de woning van de geïntimeerde, die in 2014 is begonnen. De appellanten stellen dat de woning niet voldoet aan de welstandsbepalingen en dat deze hinder veroorzaakt, zoals het onthouden van licht en lucht. Het Gerecht heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen, wat hen ertoe heeft aangezet om in hoger beroep te gaan.
Het Hof heeft vastgesteld dat de woning van de geïntimeerde niet zozeer onrechtmatige hinder veroorzaakt dat een bevel tot afbraak gerechtvaardigd is. Het Hof heeft de belangen van de appellanten en de geïntimeerde tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de vordering tot afbraak niet kan worden toegewezen. Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht en veroordeelt de appellanten in de proceskosten van het hoger beroep.