Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van het Gerecht
5.Gronden
)jurisprudentie van de Hoge Raad (BNB 1990/241 en BNB 2009/232) waarbij, kortgezegd, verwevenheid werd verondersteld tussen een lichaam met een in aandelen verdeeld kapitaal en een lichaam dat niet beschikte over een in aandelen verdeeld kapitaal (een stichting). Belanghebbende gaat daarbij evenwel er aan voorbij dat Nederlandse fiscale eenheidsbepaling (art. 7, lid 4 OB) veel ruimer geredigeerd was dan de bepaling die gold voor de Nederlandse Antillen. Voorts wijst het Hof (ook) voor deze voorliggende vraag op het arrest van de Hoge Raad van 30 november 2018, nr. 17/01640, ECLI:NL:HR:2018:2202; ook de bepalingen aangaande de fiscale eenheid zullen autonoom dienen te worden uitgelegd (dat wil zeggen volgens het ‘eigen’ Curaçaose recht). Het door belanghebbende gedane beroep op het concordantiebeginsel (artikel 39, lid 1 van het Statuut voor het Koninkrijk) slaagt reeds niet omdat Curaçao expliciet in eigen regelgeving op de (afschaffing van de) fiscale eenheid voor de omzetbelasting heeft voorzien en dus een overeenkomstige uitleg van bepalingen niet aan de orde is. Voorts is het belastingrecht niet genoemd in artikel 39, lid 1 van het Statuut voor het Koninkrijk zodat een concordante uitleg op grond van deze bepaling niet aan de orde is.
6.Beslissing
www.hogeraad.nl). Daarvoor is echter een geschikt inlogmiddel nodig. Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het desbetreffende webportaal. Zij kunnen, zolang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen, zoals hiervoor vermeld.