Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Het Gerecht, dat in het beroepschrift en de ter zitting door [appellante] gegeven toelichting een verzoek heeft gelezen om (immateriële) schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), heeft voorts, met verwijzing naar de uitspraak van het Hof van 23 mei 2014 (ECLI:NL:OGHACMB:2014:119), overwogen dat de in artikel 52, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) neergelegde bevoegdheid slechts ziet op die gevallen waarin het beroep tot vernietiging van de bestreden beschikking heeft geleid.
In de uitspraak van 3 juni 2016 heeft het Hof, anders dan [appellante] heeft aangevoerd, geen afstand genomen van de uitspraak van 23 mei 2014 (ECLI:NL:OGHACMB:2014:121). In de uitspraak van 3 juni 2016 is, voor zover nu van belang, slechts overwogen dat een veroordeling in de proceskosten ook mogelijk is als het beroep is gericht tegen het uitblijven van een beschikking (al dan niet op bezwaar). Dat is een andere kwestie.
Het betoog slaagt niet. Het Gerecht heeft het beroep terecht nietontvankelijk verklaard.