ECLI:NL:OGHACMB:2020:2

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
AUA2019H00102
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tariefindeling van alcoholhoudende dranken in het douanerecht

In deze zaak gaat het om de tariefindeling van verschillende alcoholhoudende dranken die door de belanghebbende, een N.V. gevestigd te Aruba, worden ingevoerd. De belanghebbende betoogt dat de dranken onder de posten 2203 (bier van mout) en 2206 (andere gegiste dranken) moeten worden ingedeeld, terwijl de Inspecteur van de Invoerrechten en Accijnzen van mening is dat deze dranken onder post 2208 (ethylalcohol, andere dranken met gedistilleerde alcohol) moeten vallen. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het Hof de conclusie van het Gerecht in eerste aanleg heeft bevestigd dat zowel de BLL-dranken als de B&J-dranken onder post 2208 vallen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een eerdere beschikking van de Inspecteur waarin de dranken onder post 2208 waren ingedeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat de BLL-dranken, die zijn vervaardigd volgens een bierbrouwproces, na filtratie en toevoeging van aroma's en alcohol het karakter van bier hebben verloren. Evenzo zijn de B&J-dranken, die ook een filtratieproces ondergaan, ingedeeld onder post 2208. Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende verworpen en bevestigd dat de indeling door de Inspecteur correct was.

Uitspraak

Uitspraak
AUA2019H00102
Datum uitspraak: 9 januari 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Belanghebbende] N.V.,
gevestigd te Aruba,
appellant (belanghebbende),
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 15 maart 2019 in de zaak BBZ nr. AUA201600594 in het geding tussen:
belanghebbende,
en
de inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen in Aruba,
verweerder (de Inspecteur).

1.Procesverloop

1.1.
Bij beschikking van 8 april 2016 heeft de lnspecteur de dranken met de namen Bud Light Lime-a-Rita en Bartels & James Mojito en Bartels & James Strawberry Daiquiri, ingedeeld onder GS-post 2208 (andere dranken met gedistilleerde alcohol).
1.2.
Belanghebbende heeft op 9 mei 2016 tegen de beschikking bezwaar gemaakt.
1.3.
De lnspecteur heeft bij uitspraak van 30 november 2016 het bezwaar afgewezen.
1.4.
Belanghebbende heeft op 28 december 2016 tegen de uitspraak van de lnspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Ter zake van de indiening van het beroep heeft belanghebbende een bedrag van Afl. 150 aan griffierecht voldaan.
1.5.
Het Gerecht heeft in haar uitspraak van 15 maart 2019 het beroep ongegrond verklaard.
1.6.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende op 15 mei 2019 hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van Afl. 300. De Inspecteur heeft op 24 september 2019 een verweerschrift ingediend.
1.7.
De zitting heeft plaatsgehad op 26 november 2019 te Oranjestad. Op de zitting zijn namens belanghebbende [A] en [B] verschenen. Namens de Inspecteur zijn [C] en [D], verschenen.
1.8.
Belanghebbende en de Inspecteur hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.9.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Het Gerecht heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
“2.1 Belanghebbende voert verschillende alcoholhoudende dranken in, waaronder dranken die onder de merknamen 'Bud Light Lime' (hierna: BLL-dranken) en 'Bartels & James' (hierna: B&J-dranken) worden verkocht.
2.2
De BLL-dranken hebben een alcoholgehalte van 8,0 percent. Zij zijn vervaardigd volgens een bierbrouwproces - dat wil zeggen gebrouwen met een combinatie van gerstmout en niet-gemoute graankorrels met beperkte hoptoevoeging - waarna het brouwsel is gefilterd. Na de filtratie worden (margarita) aroma's, kleur- en smaakstoffen en alcohol toegevoegd.
2.3
Blijkens een door belanghebbende ingediende ruling met de U.S. Customs and Border Protection (zie bijlage bij nader stuk van 23 oktober 2017) worden de B&J­dranken als volgt vervaardigd: ”
“The beer base is produced from a mash of malted barley with not more than 10% non-malted cereals, at least 7,5 lbs of hops (…) per 100 barrels, and water. After boiling, the wort is cooled, pitched with brewer’s yeast, and fermented. After fermentation, the beer may be filtered and/or clarified. The beer base contains 3-5% alcohol by volume. (…)
The product data provided further indicates that the beverage base is filtered after fermentation to remove the color and aroma from the malt beverage in order to create a clear, odorless base. The beverages further contain 10-25% natural flavors, including denatured grape wine (color and aroma are removed), added after fermentation, and 3-6% sugar. Roughly 40% of the total alcohol content (…) derives from the wine base. Additional filtration may take place after the flavorings and sugar are added.”
2.4
Op verzoek van de Inspecteur heeft het Douane Laboratorium van de Belastingdienst in Nederland de dranken onderzocht. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in brieven van 29 januari 2016. Daarin is voor zowel de BLL- als de B&J-dranken onder meer het volgende vermeld:
“Op basis van de chemische samenstelling is vastgesteld dat:
-Een gedeelte van de in het eindproduct aanwezige alcohol door gisting is verkregen.
-Het in gisting gebracht sap/most niet afkomstig is van druiven, krenten of rozijnen.
Het product heeft niet het karakter van het oorspronkelijk gefermenteerde product.
(..)
Beschouwing ten aanzien van de Gecombineerde Nomenclatuur:
Het product bevat alcohol, water, suiker en aromastoffen.
Op basis van bovenstaande objectieve kenmerken van het product, dient dit product ingedeeld te worden als een andere drank met gedistilleerde alcohol zoals bedoeld bij post 2208.”
In de brieven met betrekking tot de B&J-dranken is daar nog het volgende aan toegevoegd:
“Op basis van het gehalte aan foezel-alcoholen en glycerol kan aangenomen worden dat een deel van de fermentatieproducten uit het product zijn verwijderd.”
2.5
Het ‘Department of the Treasury, alcohol and tobacco tax and trade bureau’ in de Verenigde Staten heeft de BLL-dranken aangemerkt als ‘malt beverage specialities flavored’.
2.6
Blijkens de eerdergenoemde ruling (zie 2.3) heeft de U.S. Customs and Border Protection de B&J-dranken ingedeeld in post 2206.”
2.2.
In de beschikking van 8 april 2016 (zie 1.1.) is nog, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Ik wil u informeren dat Playa Liquor een Uitnodiging tot Betaling (hierna te noemen UTB) zal ontvangen voor het verschil van het nog te betalen rechten en deze UTB werkt terug tot 1 augustus 2014.”
Tot de gedingstukken behoort een aantal op 16 augustus 2016 gedateerde UTB’s.

3.Geschil in hoger beroep

3.1
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep de (juiste) tariefindeling van de BLL- en B&J-dranken in geschil.
3.2.
Belanghebbende betoogt dat de BLL-dranken vallen onder post 2203 (bier van mout) en dat de B&J-dranken vallen onder post 2206 (andere gegiste dranken). Dit brengt volgens belanghebbende mee dat voor die dranken invoerrechten en/of accijns naar het tarief voor die posten voldaan moet worden. Subsidiair betoogt belanghebbende dat als eerste ingangsdatum van de door de Inspecteur voorgestane tariefindeling 8 april 2016 kan gelden.
3.3.
De Inspecteur verdedigt het standpunt dat de dranken onder post 2208 (ethylalcohol, andere dranken met gedistilleerde alcohol) moeten worden ingedeeld.
3.4.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

4.Het oordeel van het Gerecht

Het Gerecht heeft, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:

Nationale regelgeving
4.1
Ingevolge de Eenvormige Landsverordening Geharmoniseerd Systeem is het tariefposten-classificatiesysteem met betrekking tot de invoerrechten in Aruba vastgesteld overeenkomstig het wereldwijd geharmoniseerde systeem (hierna: GS).
4.2
Ingevolge artikel 3, lid 3, van de Landsverordening tarief van invoerrechten, worden bij landsbesluit nadere regels gegeven over de wijze waarop goederen in het tarief van invoerrechten moeten worden ingedeeld. Daaraan is uitvoering gegeven in artikel 1 en de bijlage van het Landsbesluit indelingsregels tarief van invoerrechten (AB 2008 no. 38).
4.3
In de bijlage bij voornoemd landsbesluit zijn de volgende indelingsregels opgenomen:
1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken gelden slechts als aanwijzing. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de regels vastgelegd in de indelingsregels 2 tot en met 5.
2. a. (…)
b. Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken, die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder indelingsregel 3 vermelde beginselen.
3. Indien goederen met toepassing van indelingsregel 2b, of om enige andere reden, vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
a. De post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel (…) is samengesteld (…), worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels (…), aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft.
b. Mengsels (…) waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder indelingsregel 3a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed, waaraan de mengsels (…) hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dat kan worden bepaald.
c. In de gevallen waarin indeling aan de hand van het bepaalde in onderdelen a en b niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.
Geharmoniseerde systeem (GS)
4.4
Het wereldwijd geharmoniseerde systeem (hierna: GS) omvat een omschrijving en codering van goederen.
4.5
GS-post 2203 is als volgt verwoord:
‘Bier van mout.’
De GS-toelichting op die post luidt:
Bier is een alcoholhoudende drank verkregen door gisting van wort, bereid uit mout van gerst of tarwe, water en in de regel hop. Bepaalde hoeveelheden niet-gemoute granen (bijvoorbeeld maïs of rijst) mogen bij de bereiding van het wort gebruikt worden. De toevoeging van hop geeft aan het bier een bittere en pittige smaak en bevordert de houdbaarheid. Het product wordt soms, in de loop van het gistingsproces, gearomatiseerd door toevoeging van krieken of van andere stoffen.
Soms worden ook suiker, kleurstoffen, kooldioxide of andere zelfstandigheden aan het bier toegevoegd.
Op grond van het gistingsproces dat bij het brouwen wordt gevolgd, onderscheidt men: bier verkregen door ondergisting, dat wil zeggen bij lage temperatuur en met behulp van ondergist (ondergistingsbier of
bier van lage gisting) en bier verkregen door bovengisting, dat wil zeggen bij hogere temperatuur en met bovengist (bovengistingsbier of
bier van hoge gisting).
Er bestaan verschillende soorten bier: licht en donker, zoet en bitter, licht en zwaar. Het wordt meestal verhandeld op vaten, op flessen of in blikken. Het kan voorkomen onder de benaming ‘ale’, ‘stout’, enz.
4.6
GS-post 2206 is als volgt verwoord:
‘Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen’.
De GS-toelichting op die post luidt:
‘Onder deze post wordt onder meer ingedeeld:
1. (…)
10.
gemberbier en kruidenbier, zijnde bruisende dranken gemaakt van suiker en water, waaraan gember of kruiden zijn toegevoegd en die door toevoeging van gist aan het gisten zijn gebracht.
Bedoelde dranken kunnen van nature mousserend zijn of door toevoeging van kooldioxide mousserend zijn gemaakt. Zij blijven ook onder deze post ingedeeld wanneer alcohol is toegevoegd of het alcohol-volume gehalte is verhoogd door een verdere gisting, voor zover zij het karakter hebben behouden van producten als bedoeld bij deze post.
Deze post omvat eveneens mengsels van alcoholvrije dranken en gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken als bedoeld bij de voorgaande posten van dit hoofdstuk, bijvoorbeeld mengsels van limonade en bier of wijn, mengsels van bier en wijn, met een alcoholgehalte van meer dan 0,5% vol.’
4.7
GS-post 2208 is als volgt verwoord:
‘Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80% vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten’.
De GS-toelichting op die post luidt:
‘Deze post omvat, ongeacht het alcoholvolumegehalte:
A).
gedistilleerde drankenverkregen door distillatie (zonder toevoeging van aromatische stoffen) van spontaan gegiste natuurlijke vloeistoffen, zoals wijn en appeldrank, of van gegiste vruchten, droesem, granen of andere plantaardige producten. Bedoelde dranken hebben een kenmerkend bouquet (geur en smaak) toe te schrijven aan bepaalde secundaire aromatische bestanddelen (esters, aldehyden, zuren, hogere alcoholen, enzovoort.) die eigen zijn aan de gebruikte grondstoffen;
B).
likeuren, dat wil zeggen alcoholhoudende dranken waaraan suiker, honing of andere natuurlijke zoetstoffen en extracten of essences zijn toegevoegd (bijvoorbeeld alcoholhoudende dranken verkregen door distillatie of door het mengen van ethylalcohol of gedistilleerde dranken met een of meer van de navolgende producten: vruchten, bloemen of andere plantendelen, extracten, essences, etherische oliën of vruchtensappen, ook indien geconcentreerd). Van deze producten kunnen onder meer worden genoemd: likeuren die suikerkristallen bevatten, likeuren van vruchtensappen, eierlikeuren, likeuren op basis van kruiden, bessen of specerijen, likeuren van thee, chocolade, melk of honing.
C)
Alle andere dranken die gedistilleerde alcohol bevattenen niet zijn genoemd of niet zijn begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk.'
Als voorbeeld van de bedoelde producten noemt deze toelichting onder meer:
'(...)
15) vruchten- en groentesappen waaraan alcohol is toegevoegd, met een alcohol-volumegehalte van meer dan 0,5 % vol,
andere dande producten bedoeld bij
post 22.04;
(...)
17) dranken met het uiterlijk van wijn en verkregen door het mengen van gedistilleerde dranken met vruchtensap en/of water, suiker, kleurstoffen, aromatische of andere bestanddelen,
andere dande producten bedoeld bij
post 22.04.'
Tariefindeling
4.8
Het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de posten van de GS en in de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (vgl. HvJ EU 12 mei 2016, nr. C-532/14, ECLI:EU:C:2016:337, punt 34).
4.9
De BLL-dranken zijn vervaardigd volgens een bierbrouwproces waarna het brouwsel is gefilterd. Na de filtratie worden (margarita) aroma’s, kleur- en smaakstoffen en alcohol toegevoegd. Uit de bevindingen van het Douane Laboratorium (zie 2.4) blijkt dat het gebrouwen bier na de filtratie en het toevoegen van bestanddelen en alcohol, het karakter van bier heeft verloren. Verder heeft de rechter aan de hand van het toegestuurde monster (het blikje Bud Light Lime, Straw-ber-Rita) ook zelf geconstateerd dat de BLL-dranken de karakteristieke kenmerken van bier ontberen wat betreft kleur, geur, schuimvorming en de specifieke (bittere) smaak. Anders dan belanghebbende voorstaat, kunnen de BLL-dranken – met inachtneming van indelingsregel 3b – dus niet onder post 2203 (bier van mout) worden ingedeeld. Belanghebbendes beroep kan in zoverre niet slagen.
4.1
Wat betreft de B&J-dranken heeft het volgende te gelden. Uit de GS-toelichting op post 2206 (andere gegiste dranken) volgt dat door gisting verkregen producten onder die post ingedeeld blijven mits zij het karakter behouden van de onder deze post vallende producten, te weten dat van gegiste dranken (zie 4.6). Producten die niet uitsluitend door gisting worden verkregen maar ook door een zuiveringsproces dat ertoe leidt dat die producten de kenmerken en eigenschappen van gegiste dranken verliezen en de eigenschappen en kenmerken verkrijgen van ethylalcohol (post 2208), vallen onder post 2208 (vgl. HvJ EU 12 mei 2016, nr. C-532/14, ECLI:EU:C:2016:337, punt 39).
4.11
De B&J-dranken zijn vervaardigd volgens een bierbrouwproces waarna het brouwsel is gefilterd. Uit de omschrijving van het vervaardigingsproces zoals neergelegd in de ruling (zie 2.3) blijkt dat na filtratie een heldere en geurloze drank is verkregen. Ook uit de bevindingen van het Douane Laboratorium (zie 2.4) blijkt dat het gebrouwen bier na de filtratie en het toevoegen van bestanddelen het karakter van bier heeft verloren. Nu het brouwsel door het filtratieprocedé de eigenschappen van gegiste drank heeft verloren en veeleer de eigenschappen van het tot post 2208 behorende ethylalcohol heeft verkregen, valt deze onder post 2208. Ook als aan deze basisdrank nadien bestanddelen worden toegevoegd, valt dit eindproduct onder post 2208 (vgl. HvJ EU 12 mei 2016, nr. C-532/14, ECLI:EU:C:2016:337; HR 25 november 2016, nr. 12/05758, ECLI:NL:HR:2016:2672). De B&J-dranken moeten derhalve onder post 2208 worden ingedeeld. Het gelijk is ook in zoverre aan de Inspecteur.”

5.Gronden

Toetsingskader
5.1.
Het door het Gerecht gehanteerde toetsingskader (rechtsoverwegingen 4.1 tot en met 4.7) acht het Hof juist en zal ook door het Hof als uitgangspunt genomen worden.
Tariefindeling
5.2.
Door het Gerecht is terecht voorop gesteld dat het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de posten van de GS en in de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven.
5.3.
Belanghebbende stelt in hoger beroep dat de beoordeling van de indeling in een tariefpost dient te geschieden op basis van de uitleg van het productieproces van de producent, alsmede op basis van de ruling die is afgesloten met het Department of the Treasury, alcohol and
tobacco tax and trade bureau in de Verenigde Staten. Alsdan dienen de BLL-dranken onder post 2203 (bier van mout) te worden ingedeeld en de B&J-dranken onder post 2206 (andere gegiste dranken).
5.3.
De Inspecteur verdedigt ook in hoger beroep het standpunt dat beide dranken onder post 2208 (ethylalcohol, andere dranken met gedistilleerde alcohol) moeten worden ingedeeld. Zij baseert zich (mede) op de bevindingen van het Douane Laboratorium van de Belastingdienst in Nederland (hierna; het Douane Laboratorium) ter zake het monsteronderzoek; deze zijn neergelegd in brieven van 29 januari 2016 (zie 2.4).
5.4.
Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan hetgeen door het Douane Laboratorium is geconstateerd in het onder 2.4 van de uitspraak van het Gerecht beschreven onderzoek. Het stond de inspecteur vrij (mede) op grond van hetgeen daarbij is bevonden inzake de aanwezigheid van alcohol, water, suiker en aromastoffen de dranken in de delen onder post 2208 (ethylalcohol, andere dranken met gedistilleerde alcohol), ook al werd daarbij afgeweken van de door belanghebbende voorgestane indeling (zie onder 5.3). Ten aanzien van door belanghebbende in hoger beroep overgelegde stukken van het Department of the Treasury, alcohol and tobacco tax and trade bureau in de Verenigde Staten merkt het Hof nog op dat hierin geen goederencode is vermeld (als omschrijving van het producttype van de BLL-dranken staat “malt beverage” met als zogenaamde class/type description “malt beverages specialities-flavored”).
De overwegingen van het Gerecht in 4.9 tot en met 4.11 en de daarin opgenomen conclusies neemt het Hof over. Het Hof sluit zich aan bij de feitelijke vaststellingen van het Gerecht zoals verwoord in 4.9, derde volzin, nu deze vaststellingen in hoger beroep niet zijn bestreden. Uit die vaststellingen volgt dat de organoleptische eigenschappen van de BLL-producten, als gevolg van de filtratie en de toevoeging van aroma's, kleur- en smaakstoffen en alcohol, niet (meer) stroken met die van bier van post 2203, zodat indeling onder post 2203 reeds om die reden is uitgesloten (vgl. HvJ EU 7 mei 2009, nr. C-150/08, Siebrand BV, ECLI:EU:C:2009:294, punt 27 en 36 t/m 39).
Daarbij overweegt het Hof (in weerwil van hetgeen belanghebbende betoogt) dat nu de landsverordening tarief van invoerrechten is gebaseerd is op het wereldwijd geharmoniseerde systeem (GS) er niets aan in de weg staat om jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie over tariefindeling in de beschouwing te betrekken.
5.5.
De conclusie is dat zowel de BLL-dranken als de B&J-dranken onder post 2208 vallen.
Ingangsdatum
5.6.
In 2016 is aan belanghebbende over de jaren 2014 tot en met 2016 ter zake de incorrecte indeling een aantal UTB’s (navorderingen) opgelegd. Belanghebbendes betoogt dat als eerste ingangsdatum van de door de Inspecteur voorgestane tariefindeling 8 april 2016 (zie 1.1. de datum van de indelingsbeschikking) heeft te gelden en dat, naar het Hof begrijpt, eerst vanaf die datum navordering aan de orde kan komen.
5.7.
Op grond van artikel 122, tweede lid, van de Landesverordening, in-, uit- en doorvoer (LIUD) wordt het invoerrecht, in minder betaald op het verschuldigde overeenkomstig het bij artikel 127 vastgestelde tarief, binnen vijf jaren na de datum van betaling bij beschikking van de Inspecteur door de Ontvanger nagevorderd. Daaruit volgt dat belanghebbendes betoog omtrent de ingangsdatum pas aan de orde kan worden gesteld in een procedure omtrent de UTB’s.
5.8.
Gelet op het voorgaande acht het Hof geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
De slotsom
5.9.
De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt en de uitspraak van het Gerecht moet worden bevestigd.

6.Beslissing

Het Hof
bevestigtde uitspraak van het Gerecht.
Aldus gedaan door mrs. D. Haan, voorzitter, M.J. Leijdekker en P.A.M. Pijnenburg, leden, in tegenwoordigheid van N.N. Noël- van der Biezen BSc, als griffier. De beslissing is op 9 januari 2020 in het openbaar uitgesproken.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. De datum van binnenkomst bij de griffie van het lokale Gerecht in Eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2 onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waartegen u in beroep komt;
d. waarom u het daar niet mee eens bent (de gronden van het beroep).
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.