Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
[Hof: bedoeld zal zijn ‘ASMF’]te realiseren. Volgens de overeenkomst is belanghebbende verantwoordelijk voor het optreden van de artiesten op het festival. LLP is verantwoordelijk voor de volgende activiteiten: de promotie en marketing, de locatie, installatie van tribune en verlichting, het bepalen van de verkoopprijs van de toegangskaarten, het regelen van verzekeringen en vergunningen. In de overeenkomst is vermeld (onderdeel 3) dat deze activiteiten in overleg en volgens de afspraken met belanghebbende dienen te gebeuren. Ook is LLP verantwoordelijk voor een minimumbedrag van USD 400.000 aan sponsorgelden. Volgens de overeenkomst komen de sponsorbedragen volledig toe aan belanghebbende en zullen worden aangewend voor de dekking van de kosten van het festival. In de overeenkomst is voorts vermeld dat belanghebbende aan LLP voor de verleende diensten, een bedrag van USD 20.000 zal betalen en 20% van de nettowinst van het ASMF.
[Hof: bedoeld zal zijn ‘ASMF’]hebben nog twee bedrijven ([AT] N.V. en [ RT ] N.V.) sponsorgelden aan LLP betaald. Als tegenprestatie daarvoor zijn producten van deze bedrijven op het ASMF verkocht.
AWG 38.973,52
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van het Gerecht
5.Gronden
diseno@[ belanghebbende ].com.
PPLtiene
“El Espectáculo”, según los lineamientos de [ belanghebbende ].
.
[Hof: thans artikel 12, lid 4 van de LvBBO)een vrijstelling is toegevoegd waarbij de (bedrijfs)omzetten van instellingen van godsdienstige, charitatieve, culturele of sportieve aard tot een bij regeling van de minister van Financiën en Economische Zaken te stellen bedrag, van BBO worden vrijgesteld, mits een dergelijke instelling geen winst beoogt en er niet een ernstige verstoring van de concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van ondernemers die wel winst beogen. Ten overvloede zij herhaald dat deze vrijstelling slechts sporadisch van toepassing zal zijn, omdat de betrokken instellingen in de meeste gevallen niet als ondernemer zullen worden aangemerkt en dus aan de vrijstellingen niet eens zal worden toegekomen. In dat laatste geval zal er geen sprake zijn van een verplichting om een aangifte in te dienen. Indien er wel sprake zou zijn van ondernemerschap, doch een beroep wordt gedaan op een vrijstelling, dan acht de regering het doen van aangifte gerechtvaardigd. De belastingdienst zal namelijk altijd in staat moeten zijn om te controleren of een vrijstelling juist is toegepast.
dienstdat heffing van BBO alleen nog mogelijk is indien een situatie aan de orde is als bedoeld in artikel 7, lid 2, Lv BBO.
6.Beslissing
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
vernietigtde uitspraak van het Gerecht;
verklaarthet beroep
gegrond;
vernietigtde uitspraak op bezwaar;
vermindertde naheffingsaanslag naar een heffingsgrondslag van Afl. 2.179.201;
vermindertde verzuimboete naar een bedrag van 10% over de verschuldigde BBO;
gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij het Gerecht en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 450 vergoedt;
veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij het Gerecht en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal Afl. 2.800.