In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 7 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van belanghebbende in zijn beroep tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur der belastingen in Curaçao. De zaak betreft aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2008 en 2009. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar het Gerecht in eerste aanleg had zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat zou zijn ingediend. Het Hof oordeelde echter dat de Griffie van het Gerecht het beroepschrift ten onrechte had geweigerd, waardoor belanghebbende in zijn rechten was benadeeld. Het Hof concludeerde dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat belanghebbende had aangetoond dat hij meerdere pogingen had gedaan om het beroepschrift in te dienen, maar dat deze pogingen door de Griffie waren geweigerd om verschillende redenen. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verwees de zaak terug voor inhoudelijke behandeling. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende.